Partir sans sortir. - Een Dagboek van Blauwe brieven .
06-09-2007
Mijn stenen bruid
"wanneer wij helemaal vollopen met het verlangen om weg te gaan, uit ons land, uit onze stad en uit onszelf. Daar zouden we desnoods onze ziel voor verkopen ..."
Uit 'Een stenen moeder' van Luuk Gruwez.
Van zo'n gedachte Gruwez, gruwel ik.
Elke meter die ik uit huis ga, verwijder ik mij verder van het geluk. Zonder m'n tederste huid. Mijn stenen bruid. Ik ben verslaafd aan dit huis. En haar contouren.
En nochtans, het is een doodgewoon huis. Op een woonerf. In de stad.
Het is haar stilte. Haar groen. Haar ogen en haar armen. Haar zwijgen en praten. Luisteren ook.
De boeken en de chaise longue. De dromen opgestapeld langs mijn handen. Het verdriet aan de muren.
Mijn hemelbed. M'n vers gestreken lakens. En m'n geliefde. Om er samen plooien in te maken.
De ringbus, da's altijd een beetje schoolreis. Boekentas en kameraden. Korte broek tot in de retorica. En juveniele zorgen.
Even moest ik weg. Van dit huis. Het gesprek van deze morgen hing hier nog aan de muren. Soms moet je het 'leeggoed' verzamelen. Of het stapelt zich op.
De wind is een goedkope therapeut. In de bib liggen kranten. Het nieuws van gisteren te verzanden. Ik heb geluk. Kan lezen in Uitgelezen. De Morgen van vandaag.
Ik geraak er niet doorheen. Te veel woorden van een ander. De mijne wachten thuis. Met wat koffie.
Mijn hoofd zit al in de zetel. Nu mijn voeten nog naar ginder slepen. En dan dit. Het comfort van vergeten.
Hoe ik mij soms leeggoed voel. Goed leeg. Kinderen aan mijn geluk knagen.
Als zij vraagt of haar zoon, die ook de mijne is, het 'recht' heeft om in het huis te komen wonen. Als hij weer maar eens aan de deur voor geld staat. En ik haar gerust moet stellen, dat hij slechts een 'naakte' eigenaar is. Bloot en zonder vruchtgebruik. Hij nog moet wachten op haar dood.
Talent zat. En ook dikwijls dronken. Maar geen verstand. Intelligentie daar kan je mee studeren. Maar voor het leven is dat een onvoldoende.
Ik schrijf me hard. Sla m'n struisvogelvleugels open. En vlucht in woorden.
Mijn tuin is de gelukkige bezitter van een deurtje. Wat dromerig van aard. En totaal niet volgens de 'hof-etiquette'. Ik ben ervan overtuigd dat mijn buren het graag zouden vervangen. Ik niet.
Het heeft alle kenmerken van een romantisch poortje. Het kriept in z'n hengsels. Zoekt al leunend wat steun. Hangt scheef om het in directe taal te zeggen. En om het af te sluiten heb ik boven een schopje steken. Tusen een balkje. Een 'schopbalk'. Achter de deur.
Het poortje staat verborgen tussen m'n wuivende beukenhaag. Nog zo'n bron van ergernis voor de beschaafde wereld. Ooit had 'n passant de moeite gedaan om er een brief aan vast te pinnen. Hij zou ze zelf komen kortwieken of de burgemeester erbij halen.
En als je onze bekende burgervader zou kennen dan zou je misschien wel mijn buitensporige reactie begrijpen. Ziedend knipte ik de takken tot tegen de stam weg. Slechts het skelet overleefde. Het werd een kankerhaag. Net terug van een chemokuur.
Als ik er nu aan terugdenk ben ik nog beschaamd en verdrietig. In plaats van de dader aan te pakken koelde ik m'n woede op het slachtoffer. Hing tegen m'n tuindeur een antwoord voor de 'woordenagressor'. Maar ach, ...
Na twee zomers en winters, herstelt ze zich langzaam van haar groene gaten. De wind trekt terug aan haar haren. Ze fezelt en ze frazelt weer. Ik hoor ze praten.
Het ochtendlicht en het avondlicht is familie van elkaar. Traag en teder, opstaan en ondergaan.
Het vroege licht laat mij lezen en schrijven. En met Gruwez aan tafel ook herfstig weemoedig worden. Terwijl het nog volop zomer is.
Zijn letters zijn late tranen over het sepia kleuren van de jeugd. Een zerk op z'n vage idealen. Later moet alles afgelijnd kloppen. Een baan en kinderen zijn nefast voor je dromen.
We all read to know we're not alone. (Shadowlands)
Mijn leven is een perkament. De tijd schreef het vol. Gerimpelde gevoelens.
In een hoekje koestert de zon nog wat vergeten dromen. Papier is een hoffelijke spiegel. Wat blauwe schmink over de rimpels van het leven.
Uvi
PS. " ... tussen droom en daad, tussen alles wat je nog even zijn mag en het weinige wat je uiteindelijk worden zult, ..." " ... dat niemand straffeloos ouder dan twintig wordt." Uit "Een stenen moeder" Luuk Gruwez.
Het licht van september is lankmoedig. Het is trager, valt lager.
Dat voel ik vandaag al. Het hangt als een blonde lok over m'n schouder. Ik zit aan tafel.
Daar wacht ik dan op het verdwijnen van de ochtend. De andere dagen resideer ik in m'n zetel. Zonder haar zachte stralen. Maar vandaag zit de zon met mij aan tafel.
Vakanties, ach, wat zouden ze zijn zonder brochures. En buren bereidwillig om te luisteren naar hun versleten verhalen. Het graniet van 't lange wachten op de havens, voor hun vlucht het land verliet. De verveling daar gelaten.
Het groene ginder dat hen zal verrassen. De tuberculose van hun dromen moet genezen. Met wat zanderig water. En een druppel blauw. Terwijl heel even maar de symptonen worden aangepakt. En diep onder hun bruine vel, de leegte gaapt.
Het eten en de drank. Het bed. En als het kan. Wat seks. En dan de zon om in te slapen. En als de laatste bar stomdronken de brochure dichtslaat, dan wacht weer het doordeweeks verlangen. Thuis. Te vergeten. En het waarom.
Ach, zeg ik dan, in de spiegel, wanneer trek jij nog eens je vleugels aan ...
Uvi
Epiloog
O Heer, geef mij de vakantie van weleer
Moe van het werk in een lege zetel vallen
Geen iele ochtendstond of duister avond, geen baas, gezaag, of hitte, barre koude, geen stof of zwarte longen.
Maar langs het tuinpad van m'n vader, kijken naar het kweken van de slakken en wat frĂȘle sla nog geen september ...
Ze liggen naast mij. Als gestapelde gedichten. De boeken waarmee ik de ochtend opensla. Hun namen lijken mij al verborgen verhalen.
Een stenen moeder. Mijn tweede stem. Lof der lankmoedigheid. Loerhoek. Blauwzieke badkamer. Alle uitbarstigen. Laat alle deuren op een kier. en o, zo levensecht : De prijs van de passie. Trouw aan ontrouw.
Ze liggen op elkaar en lijken zo wel een novelle. Het leven geschreven in titels.
Ik had vanochtend kunnen kijken naar het blauw. En luisteren naar het fluisteren van de wind. Mijn gedachten laten weken op de dauw.
Maar in mijn handen hoor ik schrijvers. Intenser dan ik kijken kan.
Neen, een kopje staat er niet zomaar. Zelfs leeg heeft het een tweede leven. Het bewaart ochtend of verzamelt herinnering.
Zo ook, kan dat gebeuren met het licht. Het ligt dan zonder ogen te wachten op een boek. Gebundelde aarzeling van woorden.
Het betasten van het leven. Wat nog moet komen. De dood. Als een oefening. En het leven. Om te leren verliezen.
Daarom staat er een kopje. Ook al is het leeg. Op de daartoe bestemde plaats. Na genot, een etalage van gemis. En licht. Gevangen om te lezen. Wat een ander reeds wist.