Dag lezer-es,
Festina lente. Als ik iets aan de slak waardeer, dan is het haar traagheid. In het voetbal heeft men een mooie uitspraak. Men spreekt daar over: "ne valse trage". Dàt vind ik een knap beeld. Maar traagheid verdween samen met de komst van 'de vooruitgang'.
Zopas zat ik nog te lezen in "Alle uitbarstingen" van Geert van Istendael. Hij kan heerlijk zeuren. Niemand kan jeremiëren of zaniken zoals hij. Met stijl en terecht.
Vanochtend weeklaagde hij over 'de vooruitgang'. Die volgens de schrijver geen progressie is.
Hij slenterde over paadjes die verdwenen waren. Hij treurde over het gras op het kerkplein dat nu begraven ligt onder het asfalt. Hij emmerde over de vissen in heldere beekjes die nu dood drijven in troebel rioolwater.
Enfin, een zuchtje uit de vijftiger jaren. In gestileerde frasen. Wij, senioren, begrijpen die man nog.
Wij leerden immers zwemmen in De Wimp. Doken vanaf de berm in de Neet. Vingen dikkopjes met handen als kelkjes. Plukten meikevers van eikentakken. Om ze dan op een twijgje 'de Ronde van Frankrijk' te laten kruipen. Onze honger stilden we met braambessen of noten. Of stalen een raptol op het veld. En in de kersenbomen trokken we tweelingen voor achter onze oren.
Maar als we ons even bezinnen, dan is dat allemaal blijkbaar gezien door kinderogen. Hoe keken ons vader en moeder daar tegen aan?
Wellicht waren zij wèl blij met die betonnen weg voor de deur. En kloegen ze over de karrensporen en het slijk waar ze in de winter door moesten. Waren ze opgelucht toen ze het oliepitje konden doven en met één vingerknip licht in huis toverden. En juichten ze om 'lopend water' uit kraantjes. In plaats van wassen in een badkuip of aan de commode in een lavabo met sneeuw gevuld. Spartaans dat wel. Maar barre tijden.
Ik herinner me alleszins nog de technische veroveringen van vader. Z'n Philishave. Scheren met 'elektriek'. Z'n Grundig-bandopnemer. De eerste televisie. Z'n eerste Opel Record. Dat heette toen nog een 'prachtrijtuig' in het verzekeringscontract. Telkens was hij bij de eersten in het dorp.
Mijn vader was een stadsjongen gebleven die in een Kempisch boerengat gedropt was. Omdat zijn vader mee een grote fabriek ging opstarten. In 1928. Ik zie de foto nog. Allemaal vrolijke gezichten met de klak in de lucht. Voor de villa waar ze een gans leven lang gratis mochten wonen.
Zouden die mensen ook getreurd hebben over de 'vooruitgang' Geert ?
Uvi
|