Barmhartige wolken trekken een boerka over de zon. De koelte van de ochtend heeft zich terug getrokken in de tuin. Nachtschaduw. De voorkant van het huis is reeds oosters tropisch.
Zopas gelezen in 'Uitgelezen'. Ik werd er angstig van. Woorden hebben een verschroeiende impact op mij. Beelden ook. In zinnen of pixels. De schrijver kijkt mij ernstig in de ogen.
Hij heeft de zwaarwegende blik van zijn vader. Nolens. De dichter zelf lijkt ook altijd in stervensgevaar te zijn. De zoon verblijft, vermoed ik, op kosten van Anciaux en dus van ons in 'een land op zoek naar zijn roots'. Estland.
Hij schrijft voor de krant een dagboek. De lectuur maakt me onrustig. Maar eveneens rustig. Gelukkig moet ik niet naar de Baltische zee om te beseffen dat Vlaanderen de hemel op aarde is.
God heeft mij gezegend met een ontembare verbeelding. Maar vooral met een onuitputtelijke verwondering. Daardoor is elke dag alles weer nieuw. Leg een nacht over het leven en ik word weer geboren.
Met wijdopen ogen. Zo blijf ik ook altijd een oud jongetje. Met de nadelen vandien. Temidden van de grote mensen ben ik een ukkepuk. Niet op z'n plaats. Een bizarre verschijning. Een belegen lichaam met een jongensziel.
Deze dag heeft alles in zich om een wonder te worden. Te zijn. Te blijven. Al mijn zintuigen reizen. Partir sans sortir.
Uvi
|