Op m'n terras wacht de avond.
Een aquarel uitgestreken over het uitspansel.
Als een avondjurk.
Een kerkklok klept negen.
Ook als dat niet zo is, dan moet het toch in deze tekst hier.
Zo wordt de klankkleur van de zin schoner.
Enige overvliegende eenden en het getjilp van huismussen
houden de schemering wakker. De blauwe reiger schreeuwt.
Zoals een aap. Het zomert in m'n hoofd.
Zopas één uur lang genoten van Connie Palmen.
Heerlijke vrouw. Met haar negatieve kantjes.
Zoals jij én ik. Wij samen dus.
Zij kleeft aan biezondere mannen.
Hans van Mierlo.
Was ik een vrouw, ik zou er ook voor vallen.
Intens genieten kan je pas, vermoed ik,
als het geluk op de drempel van verdriet ligt.
Dit schreef ik zopas aan een lezeres van m'n dagboek.
Ik ben ze erg dankbaar voor haar trouw.
Wij schrijvertjes zijn bedelaars.
Luisteren naar de echo van onze eigen woorden.
Hengelen naar een 'antwoord'.
Onze gedachten druppelen in gestolde letters.
Hoe kan ik je gevangen houden, lezer-es?
Waarom lees jij dit? Vertel het mij.
Opdat ik je effectiever kan verleiden.
Ik kreeg plots een lege avond cadeau.
M'n kleinzoon blijft bij oma slapen.
M'n vingers verfomfaaien deze onverwachte ogenblikken.
Ik schenk ze jou.
Uvi
In de verte hoor ik het verdriet aankloppen.
Laat ik de deur op een kier?
Of doe ik ze op slot?
Op de kerktoren slaat de klok nu negen keer.
Zou er nog een haan kraaien?