Het zal al winter wezen vooraleer ik weet of ze met drie of vier zijn. Nu staan ze hemelhoog, rond de vijver, als een gesloten groene haag.
Als de wind hen streelt imiteert hij het geruis van regen. Hun kruinen buigen als een wuivende sluier.
Een watergordijn. Bedrieglijke schijn. Het zijn slechts bladren die spreken.
Uvi
PS. Ik word belegerd door woorden. Nu en dan geef ik me over. Ik bombardeer de lezer. Ben een oorlogskind.
|