Soms geuren m'n woorden
naar oude filosofen.
Ze dragen de namen van bomen.
Frazelen in hooghartige hagen.
En plensen blauwe letters
in wit water.
Dikwijls moet ik me reppen
om te volgen wat m'n vingers
me dicteren.
Ik voel me dan een schooljongen
die de kadans van de meester
verliest bij een dictee.
Het gaat me boven m'n petje.
Vraag me af waar die vingers
hun taal hebben geleerd.
Of ze meer deden dan peuteren.
Kleurden ze woorden
die spraken. Voelden ze blind.
Wat andere vergaten.
Te zeggen.
Nu en dan vraag ik aan m'n vingers.
Of ze even
tot op mijn kniehoogte
zouden willen spreken.
Soms voel ik ze vervreemden.
Uvi