Schrijvers.
Over de ochtend hangt een mantel regen. Een lamp laat me lezen. Licht, een bundel getemd vuur. Het verwarmt en verlicht mij. Koestert het witte land van schrijvers.
Graag warm ik me aan de gloed van hun gedachten. Het murmelen van hun gemijmer. Het spreken van hun pen. Een tong van inkt die likt aan mijn ontroering. Als een jonge hond nog dartel van onwetendheid.
Zij liggen in mijn hand te slapen. Ik streel ze wakker. En alsof gezeten bij een haardvuur hoor ik het geknetter van hun letters. Het gekwetter van een literaire lente. In een weifelende winter. Als sneeuwvlokken bedekken hun woorden mijn verlangen.
Het zingen van hun zinnen laat mijn hart vibreren. Bewegen van bewondering. En ooit, ik weet het zeker, schrijf ik, in een zeldzaam ogenblik, mijn adoratie neer.
In ongekende talen, verhalen van verwondering, gemis, genot, herinnering ... geschreven met rimpelingen op het water.
Uvi
|