Een steedse slaper De stad sterft om halfzeven in de avond.Haar adem verlaat de aarzelende straten.Leegte bevolkt de winkellanen. De drukte daalt. Terrassen treuzelen.Tussen het late licht en valavond.Als de vlinders weer ontwaken. En zich als motten aan een lamp vergapen.De stad verrijst. Het is nacht.
Een steedse slaper
De stad sterft om halfzeven in de avond.Haar adem verlaat de aarzelende straten.Leegte bevolkt de winkellanen.
De drukte daalt. Terrassen treuzelen.Tussen het late licht en valavond.Als de vlinders weer ontwaken.
En zich als motten aan een lamp vergapen.De stad verrijst. Het is nacht.