Horen, zien en schrijven
Ik hoor hoe hij zingt.
Hij neuriet in de trage tuin. Nog volop ochtend.
Ik laat m'n boek los.
Boeken heb ik altijd bij me. De wind niet.
Hij is een beetje balorig. Vandaag.
Rammelt aan het krakkemikkig tuindeurtje.
De tijd verslijt. Niet alleen herinneringen.
Ik kan hem niet stoppen. Hij is een versierder.
Van de heimelijke vernieling.
De tijd en de wind.
Soms zijn het vandalen.
De ene voor de mens. De andere voor de natuur.
Maar in de ochtend als zij samen spelen.
Door geen klok gestoord.
Dan wou ik dat ik lucht en water was.
Uvi