Lanterfanten door landerige dagen
Ik zou kunnen kuisen. Het is vrijdag. Maar de wind en de woorden vormen een goed excuus om het niet te doen. Zo kan ik even 'lanterfanten' en 'landerigheid' kweken in mijn zinnen. Je komt ze tenslotte niet elke dag tegen in je hoofd.
Raar, ik zocht hun definities meteen op in 'van Dale on line' en die kende 'landerigheid' niet (meer). Alsof er vandaag geen 'verveling' meer bestaat.
En toch roept 'landerigheid' mij een gans andere sfeer op dan 'verveling'. Bij dat laatste woord hoor ik zeurende kinderen die bij gebrek aan fantasie de dag niet doorkomen. En hun ouders in alle staten brengen.
Landerigheid, ik weet niet waarom, brengt mij terug naar m'n jeugd. Warme dagen, karrensporen, hitte rimpels over de weg in de verte. Er staan nog korenbloemen tussen het graan. Een leeuwerik bidt boven een bloemrijke weide. En het is zondag.
De boeren wachten. Op maandag. Want op zondag mogen zij niet oogsten. Van de pastoor. Tenzij er onweer afkomt. De afgevaardigde van de kerk is tevens de god van het dorp. Hij ziet en hoort alles. Internet via de lokale tamtam. Dus maar niet doen. Je moet ook nog terecht bij hem voor de biechtstoel en de hemel.
De boeren slapen. Naast de gedoofde kachel. Hun klak op hun kop. Hun vrouwen 'werken'. Teminste dat wat door de 'catechismus' kan. En de kinderen lanterfanten. In de verte ligt landerigheid op de loer.
Uvi
|