De bejaarde man trad het kantoor van de onderzoeksrechter binnen. Achter een met duur leder bedekte bureeltafel zat een nog redelijk jonge vrouw. Haar blonde haren reikten tot op haar tengere schouders. Ze glimlachte vriendelijk naar de juist binnen gekomene en nodigde hem uit om aan haar bureau plaats te nemen.
“Vertelt u maar, meneer.” zei ze zacht.
De grijsaard haalde een reeds gebruikt papieren zakdoekje uit de zak van zijn sjofele jas en veegde een paar tranen uit zijn ogen.
Toen begon hij – door snikken onderbroken – zijn verhaal.
De vrouw luisterde aandachtig zonder de man ook maar eenmaal het woord te ontnemen.
Uit de naar voor gebrachte feiten stelde ze vast dat haar bezoeker onrechtmatig en valselijk van niet door hem gepleegde feiten werd beschuldigd en onvermijdelijk veroordeeld zou worden.
Tijdens het verhoor tikte ze regelmatig enkele zinnen op het klavier van haar komputer.
Toen de man na enige tijd zweeg stond ze op en nam een blad papier uit haar apparaat.
Ze overhandigde hem het dokument en zei :
“Ik stel vast dat u inderdaad aan de beschuldigingen niet schuldig bent.
Hierbij krijgt u een attest dat aantoont dat u buiten vervolging wordt gesteld.
U mag gaan.”
De oude man kreeg een krop in de keel en wist niet wat zeggen.
De vrouw stond recht en nodigde hem uit het bureel te verlaten.
Zo’n één minuutje later passeerde hij de receptie en realiseerde zich dat hij in zijn verwarring vergeten was om de vrouw te danken.
“Kan ik nog heel even mevrouw de onderzoeksrechter spreken aub meneer ?”
De man achter de balie grinnikte en keek de oude man aan.
“Hier is geen vrouwelijke onderzoeksrechter, brave man, en de drie ginder werkzame bedienden zijn allen mannen. Ik zal u dus niet kunnen helpen.”
Als een schicht zag de oude man een nogal jonge blonde vrouw geruisloos door de gang stappen waarop ze zonder ook maar een deur te openen in het niets verdween.
|