Toen de vierentwintigste aanrander recht kroop en zijn broek optrok kwam een zijner kompanen lachend op het nog steeds op de bosgrond vastgehouden twaalfjarig meisje af. Langzaam trok hij een lang mes, knielde naast het kind neer en begon grinnikend tergend langzaam haar keeltje door te snijden. Meer dan wat gerochel kwam niet uit haar mondje. De jongeren keken geamuseerd toe en genoten van haar doodstrijd die nu nog zo’n vier minuten zou duren. Maar zolang was haar niet meer gegund. Een der jongens kwam met een plastieken fles bij hun slachtoffer staan en ledigde de inhoud op het licht spartelend meisje. De benzine begon te verdampen en terwijl hij snel een paar passen achteruit deed gooide hij een brandende lucifer op haar lichaampje, een bekende strijdkreet roepende, die door zijn vrienden onmiddellijk werd overgenomen.
Hun gejuich verstomde toen ze merkten dat er zo’n tiental meter verder eensklaps een vrouw stond. Ze was in een tot op de grond reikend zwart kleed gehuld en haar al even zwarte lange haren reikten tot op haar rug. Ze was volwassen maar de gefrustreerde jongeren namen daar geen aanstoot aan. ’t Moeten per slot niet altijd tienermeisjes zijn. De dader met het met bloed besmeurd mes nog in de hand stapte op de vrouw toe. Tot zijn verbazing bewoog die niet en toonde niet eens enig teken van angst. Hij stond nu juist voor haar en duwde snel en krachtig zijn scherp wapen in de richting van haar buik. Met een onderdrukte gil duwde hij dóór het blijkbaar niet materisch lichaam en viel voorover op de grond, wat zijn vrienden blijkbaar leuk vonden.
De vrouw sprak geen woord en strekte haar rechter arm.
Op onverklaarde wijze vatte haar nu recht gekropen aanvaller ineens vuur en brandde als een toorts. De jongeren deden verschrikt snel enige stappen achteruit. Zonder enige verklaarbare aanwijzing was de vreemde vrouw ineens verdwenen. De in brand staande jongeling was nu door de knieën gezakt en kantelde langzaam op zijn zij. De groep aanranders waren nu nog wat verder achteruit gegaan en merkten pas te laat dat die vreemde vrouw nu vlak achter hen stond, haar beide armen gestrekt. De jongeren stonden als aan de grond genageld en waren voor de vrouw een makkelijke prooi. Nog voor ook maar één van hen een voet kon verzetten stonden ze allen luid gillend en dansend in lichter laaie. De vrouw keek uitdrukkingsloos toe. De ene na de andere viel stuiptrekkend op de grond en na amper één minuut was hun gegil uitgestorven. Hun dode lichamen lagen nog te smeulen en te roken.
Het nu onsterfelijk meisje was uit haar lichaam getreden en kwam langzaam op de vrouw toe. Die gaf haar zacht een hand en samen verlieten ze de plaats.
Toen beiden weg waren verschenen kleine donkere mannen, elk met een korte zwarte drietand gewapend.
Ze lachten.
|