Eindelijk staan we op onder een stralende zon die de hele dag op post blijft. We kunnen weer eens buiten een kopje koffie drinken.
We besluiten om, met de boterhammen in onze rugzak, de rotsige kust verkennen. Al vlug beseffen we dat we een plaatsje in de schaduw moeten zoeken, wat we in het kleine haventje niet vinden. Dus wandelen we naar boven, op de rots, vanwaar we een prachtig zicht hebben op de kust. We eten er onze boterhammen
en haasten ons dan naar de camping. De zon is zo heet en het is zo windstil, dit is teveel van het goede, voelen we.
Voor het eerst kunnen we de luifel van Vroem uittrekken, waarvan we de stokken al zo lang tevergeefs meesleuren, overdag op het bed, s nachts op de grond. Maar nu is Vroem helemaal opengebloeid!
|