Ik ben Walter Smeekens
Ik ben een man en woon in Rucphen (Nederland) en mijn beroep is Gepensioneerd agoog.
Ik ben geboren op 21/05/1936 en ben nu dus 88 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Lezen; verhalen schrijven; foto's maken.
Ik ben gehuwd en heb 4 kinderen en elf kleinkinderen.
Toevluchtsoord van Maria voor allen die in nood verkeren.
In afwachting van de nieuwe Rucphense dorpskern: De jeu des boulesbanen.
De Rucphense wandelroute "Klavere Vrouwke"
Heideven in onze Heemtuin.
Lieve moeder Maria, zegen alle moeders die uw hulp zo hard nodig hebben.
Zomer 2009
Bloemencorso in Zundert Ieder jaar op de eerste zondag in september
De gedachtenisplaats, op de Belgisch-Nederlandse grens, aan het overlijden van een van Neerlandse beruchtste smokkelaars, tijdens de Eerste Wereld Oorlog [1914-1918]: "Klaver vrouwtje".
Rucphen, juweel in de Westhoek
Wat interessant is
10-03-2009
VERHALEN VAN VROEGER [vervolg]
We verlieten het boerengedoeke van Klaasen, op het moment, dat de soldaat er z'n wacht had opzitten. Het snerpende schotgeluid hadden we nog juist gehoord. Maar dat dat geluid de gillende angstkreet van het konijn had overstemd, was ons toen nog onbekend. Bovendien hadden we ook niet vernomen, dat het schot ook een lichtflits tot gevolg had. Precies alsof er een bliksem door het zwerk kloof. Maar dat kon ook wel gedacht geweest zijn. De soldaat durfde nadien ook niet onomstotelijk te beweren, dat hij dat licht zelf gezien had. Hoe dan ook. Het schot was gevallen; het konijn blijkbaar getroffen en in ieder geval terstond verdwenen. Alsof het van de aardbodem was weggevaagd. Vandaar dat de landsverdediger, meer dan tevreden over zichzelf, beddewaarts gekeerd was. Het moet de andere ochtend zo tegen de klok van tienen geweest zijn, toen de boeren familie en het krijgsvolk in de keuken aan de koffie zaten en plots Sjo Slof kwam aanwaaien. Sjo - in het dorp beter bekend als Sjo-Kwezel - woonde, op d'r eigen allenig, in 'n oud vervallen krotje, in de geburen. De mensen wisten eigenlijk niet goed raad met haar. Ze leek te vuil, om zonder wanten aan te pakken. Maar aan de andere kant hielp ze altijd wel, waar ze helpen kon. Tenminste dat was het algemeen gedacht. En ze was ook een van de trouwste klanten van de pastoor. Iedere morgen zat ze - voor dag en douw - om zeven uur in de kerk. Samen met haar zilveren dooske met rozenkrans en een dik oud kerkboek. De naam Kwezel had ze dus niet voor niets. Maar deze voormiddag steunde en kreunde ze als een oude locomotief, die juist z'n laatste ritje had volbracht. "Wa doet 'r op Sjo?" informeerde de boerin vriendelijk. "Gao mar gaauwkes zitte. 'k Pak seffes 'n bakske veur oe." En ze schoof ondertussen uitnodigend een stoel bij. Met een zucht, alsof ze de voorbije morgen al een hele kar met hooi had opgestokken, liet Sjo zich op de stoel ploffen. "Mèènse, mèèns! Wa zei 'k blij da 'k zit! Wulde da wel gelôôve. M'n been!" "Wat is er met uw been?"informeerde een van de soldaten vriendelijk. "Och, manneke. Ge moest 's weete.. Pijn m'nne jong. Nie te zegge." "Oh ja? En waarom dan wel?" vroeg de man belangstellend. "'n Oôpe been héé, m'nne jonge. En da 's nie om te laache, horre." "Nee, dat zal wel niet," beaamde de soldenier. "Maar is daar dan niets aan te doen? Is er geen dokter die u helpen kan?" "Unne doktôôr?" sneerde Sjo. "Manneke, wij wôône op 'n durp. Nie in de stad!" "Woont hier dan geen doktor?"vroeg de man verwonderd. "Bijlange nie, man!"zei Sjo, langs het snauwen af. Hoe kon iemand ook zo stom zijn! "Wel," sprak nu de sergeant, die de avond tevoren de wacht in de schuur betrokken had. "Ik wil wel eens naar uw been kijken, hoor mevrouw." "Zeide gij dan unne doktôôr, ene?" vroeg Sjo min of meer ongelovig. "Doktor wel niet," antwoordde de milicien, "maar aan het front heb ik menige kameraad moeten helpen." "Wel as ge dènkt mèèn te kunne hellepe ... veuruit dan mar," en Sjo begon het windsel van haar been los te maken. Toen het verband verwijderd was, bekeek de sergeant haar been aandachtig. Schudde eens met z'n hoofd en haalde omzichtig z'n banjonet uit het foedraal. "Héé, héé! Wa godde nou allemaol klaor stôôve? Ge dènkt toch nie, da ge méé da waope in munne pôôt gaot peutere, héé kèèrel!" "Nee,"antwoordde de krijgsman. "Ik ga niet in uw been peuteren. Ik ga er heel uw voet afsnijden." "Zeide gij héélegaor van de koeie besnuffeld! Weg mee da mes! Wa dènkte wel? Za'k mun eige hier efkes invuliede laote snije. Rot gaauw op!" En met een katterapte schoot Sjo overeind en vloog de keuken uit. Sinds die dag heeft Klaasen nooit meer een mustert gemist en ook z'n kool bleef keurig op het veld staan.
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Gemeentehuis Rucphen
Ik weet niet hoe ik moet bidden; Ik weet niet wat te zeggen; Ik heb niet veel tijd. Wat dan?
Het lichtje dat ik offer is: 'n beetje van mijn bezit, 'n beetje van mijn tijd, 'n beetje van mijzelf, dat ik achterlaat voor Maria.
Dat stralende lichtje stelt mijn gebed voor, dat ik voortzet terwijl ik wegga. -.-.-.-.-.-.- Muurgebedje uit Mariakapel Horendonk
Ginds ver aan de einder, Daagt ' t Mariaoord, St. Willebrord; Met in zijn schaduw De Vlegter & de Kim.
Een restantje Paradijs. [om 't nooit te vergeten!]
Mijn lief sprak en zei tot mij: "Sta op, liefste, mijn schoonheid, En kom naar mij. Want voor jou is de winter voorbij, De regen is opgehouden en verdwenen De bloemen ontluiken uit de aarde De tijd dat de vogels zingen is gekomen. Dus ... Sta op mijn liefste en kom naar mij."
Dit nooit meer. Dodenherdenking 4 mei 2009
Zij gaven hun leven voor onze vrijheid. Vloeiweide Rijsbergen