Armoede zit overal
Hoewel armoede vaak vooral wordt aanzien als een stedelijk fenomeen, krijgen ook veel gezinnen op het platteland ermee te maken. Het aandeel arme huishoudens ligt daar zelfs hoger dan in heel wat andere gebieden, blijkt uit het onderzoek 'Armoede in de stad en op het platteland', een studie van de KU Leuven en de ULB die tot stand kwam op vraag van het Steunpunt Armoedebestrijding en het Federaal Wetenschapsbeleid.
Volgens die studie ligt het armoedecijfer het hoogst in de dichtbebouwde stedelijke gebieden (22,8 procent), maar meteen daarna volgen het afgelegen platteland (15,9 procent) en het platteland (12,7 procent). Pas daarna komen de niet-dichtbebouwde stedelijken gebieden (11,4 procent) en de tussenliggende gebieden (8,8 procent).
De armoede blijkt op het platteland wel minder 'diep' te zijn: de tien procent armste huishoudens zijn daar minder vertegenwoordigd. Maar de groep die net daarna volgt (tussen de tien en vijftien procent armsten), is dan weer oververtegenwoordigd op het platteland.
Opvallend is ook dat de armoede niet overal op dezelfde manier tot uiting komt. Zo blijken arme gezinnen die in dichtbebouwde stedelijke kernen wonen eerder een neiging tot onderconsumptie dan tot schuldenopbouw te hebben: ze beschikken minder vaak over telefoon, gsm, computer, internet of een auto. De arme gezinnen op het platteland zijn vaker in het bezit daarvan, maar in het algemeen is hun financiƫle situatie minder goed.
Voorts brengt het onderzoek naar voren dat onder meer bij alleenstaanden, eenoudergezinnen en 65-plussers het armoedecijfer hoger ligt op het platteland dan in de stad. (br.hln)
|