Dag Hassan,
Je vroeg naar Leviticus 19 v 19: "Mijn inzettinge zult gij bewaren, gij zult van uw vee niet twee verschillende soorten laten paren,uw akker zult gij niet met tweeí«rlei zaad bezaaien en een kleed, uit tweeí«rlei stof vervaardigd, zult gij niet dragen".
In de gedachtenwereld van de mensen van die dagen was het zo, dat elke dieren- en plantensoort zijn eigen levensziel had, die bij vermenging gevaar liep, ontkracht te worden. Daaruit kan verklaard worden, dat tweeí«rlei stof niet prettig aan het gevoel aandeed. Ook twee soorten gewas op éen akker stuitte op innerlijke weerstanden. En wat het paren van een paard en een ezel betreft....nog in onze dagen is het zo, dat wij een muilezel of een muildier bezien met de idee: "Geen volwaardig dier...kan zich hiet voortplanten".
Overigens....wat die levensziel betreft; nog niet eens zo'n gek idee. Wij weten tegenwoordig, dat elke dieren-of plantensoort bepaald wordt door het geheel eigensoortige... ...het 'naar zijn aard' uit Genesis 1 ...desoxynucleribeïnezuur, (DNA A= acid).
Zou dan de lering uit deze tekst voor nú niet kunnen zijn:
Sta nu niet al te ruimhartig tegen alle geknutsel aan de genen. Ergens bij een menselijke cel een gen er uit peuteren om dat bij een koe in te plaatsen, in de hoop, dat dan een soort melk ontstaat, die mensen bestand maakt tegen allerlei ziekten....dat 'gen-gerommel', die genetische manipulatie kan heel onverwachte gevolgen hebben. Genetisch gemanipuleerde dieren, zoals onder andere het schaap 'Dolly' toonden later vreemde zwakheden. Je weet maar nooit, waartoe het inbrengen van wezensvreemde genen leidt.
Als de les deze zou zijn, dat wij ons voorzichtig opstelden ten opzichte van allerlei nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen, dan zou deze tekst heel wel actuele kracht kunnen hebben.
Daag Ger |