1905 – 14 juni : Zilveren bruiloftsfeest Frans Van Hoof – Wiske Huys.
“Op 14 juni a.s. zal Leest volop in feest zijn bij het zilveren bruiloftsfeest van Frans VAN HOOF en Louise HUYS. De feesten zullen aangekondigd worden door grof geschut. Om 2 ure namiddag groote stoet. Om 8 ure ’s avonds, prachtig vuurwerk en algemeene verlichting. Feesten in verschillende zalen der gemeente. Als het weer gunstig is, zal Leest dien dag volop kermis vieren. De Mechelaars zijn er vriendelijk op uitgenodigd”. (GvM, 11/6/1905)
Frans “Sooi” Van Hoof, landbouwer en herbergier van "In den groene Linde" op het Leestse dorpsplein, werd geboren te Leest op 8 juli 1854 als oudste zoon van Joannes Baptist (°Leest 22/9/1822, +Leest 4/4/1874) en van Seraphina Coeckelbergh (°Leest 29/8/1820, +Leest 22/5/1900). Hij huwde op 10 juni 1880 op 25-jarige leeftijd te Leest met Maria Ludovica “Wiske” Huys. Getuigen waren de stiefvader van de bruid Josephus Moortgat, de schoonkozijn van de bruidegom Petrus Joannes Cnops, evenals Petrus Bernaerts en Carolus Ludovicus Moons. Wiske was 19 jaar oud, landbouwster en geboren op 3 december 1860 te Leest als dochter van de landbouwer Petrus Joannes Huys en de dagloonster-landbouwster Maria Josepha (Josephina) Verbeeck. Uit dit huwelijk van Frans Edward Van Hoof en Maria Ludovica Huys ontsproten :
1.Hortentia VAN HOOF, geboren op 12 juni 1881 te Leest.
2.Clothildis (Tille) VAN HOOF, landbouwster, geboren op 05 juni 1882 te Leest. Gehuwd met Felix DE SMEDT, 44 jaar oud, geboren op 13 05 1877 te Zemst.
3.Emilius Florentinus (Emiel) VAN HOOF, geboren op 10 mei 1884 te Leest, overleden op 27 april 1911 te Leest op 26 jarige leeftijd.
4.Joanna Maria (Maria) VAN HOOF, geboren op 12 september 1885 te Leest. Gehuwd op 22 jarige leeftijd op 30 november 1907 te Leest met Josephus Alphonsus CROES, 23 jaar oud.
5.Petrus Joannes (Pieter Jan) VAN HOOF, geboren op 21 september 1887 te Leest. Gehuwd op 31 jarige leeftijd op 15 februari 1919 te Hombeek met Elisabeth VERRIJKEN. Pieter Jan overleed te Hombeek op 7 juni 1957.
6.Pelagia Alida VAN HOOF, geboren op 11 juni 1890 te Leest. Zij overleed te Brussel II op 21 juni 1939 en werd begraven in de kerk van St-Jozef te Battel.
7.Ferdinandus Albertus Theophilus VAN HOOF, landbouwer, geboren op 11 januari 1892 te Leest. Overleden op 16 oktober 1917 te Diksmuide op 25 jarige leeftijd. Gesneuveld in de eerste wereldoorlog. (Zie foto en gedachtenisprentje onderaan)
8.Petrus Alphonsus VAN HOOF, geboren op 06 mei 1894 te Leest. Ook “Fons” vocht aan het front. Hij werd slachtoffer van een gasaanval waaraan hij op 26-jarige leeftijd op 15/3/1921 te Leest overleed. Albert Huysmans noteerde over deze oorlogsinvalide : “Nog zie ik Fons, bij een hete zomerdag, hijgend zitten, in het lommer van hun lindenboom…” (Zie foto en gedachtenisprentje onderaan)
9.Maria Melania (Melanie) VAN HOOF, geboren op 22 november 1896 te Leest, overleed op 10 augustus 1899 te Leest op 2 jarige leeftijd.
10.Joseph VAN HOOF, geboren op 15 januari 1899 te Leest. Gehuwd met de 21-jarige dienstmeid Maria JACOBS uit Battel. Jef Van Hoof was een geliefd amateur-toneelspeler : “…Vijf jaar na de oorlog was Jef Van Hoof, hier en omliggende,voor een, vanaf het podium tot achteraan, en op toog en vensterdorpels saamgedrumde publiek in de zalen, hun favoriet, wiens humoreske rollen ze jaren lang wilden zien…” (“Van Oorlog en Vrede”,J.A. Huysmans in “De Band”)
11.Anna Melania (Melanie) VAN HOOF, geboren op 28 augustus 1901 te Leest. Gehuwd op 21 jarige leeftijd met Aloysius Robertus VERELST.
12.Joanna Eugenia (Eugenie)VAN HOOF, gedoopt op 15 november 1903 te Leest. Gehuwd Josephus VAN LIERDE, 35 jaar oud, geboren op 28 augustus 1893 te Battel. Zij overleed te Mechelen op 6 september 1986.
13.Constantinus VAN HOOF, geboren op 07 september 1908 te Leest en overleden in de Sint-Elisabethkliniek te Mechelen op 27 november 1962. Gehuwd met Marie-Louise Guerre.
Van Oorlog en Vrede
“Tegen den noen aan, op een zonnige laatste maartse zaterdag, komt Sooi (Noot : Frans) Van Hoof, de baas der herberg “In de Groene Linde”, met de door zijn witte paard getrokken speelkar, achteraan geladen met een aantal door kleurvlagjes versierde plantfruitboomkens, zelf uitgedost in zijn met rozen getooide beste kostuum, monkelend onder een hoge hoed en met een vol linten kletsende karwats, onder de reeds bottende takken van de voor zijn huis staande mooie lindenboom gereden. Buren schuiven bij, en klanten en Wiske, de bazin met een part van haar vijf zonen en zes dochters, komen buiten en Wiske gromt verwonderd : “Wel zot, wat scheelt er u nu ?” Waarop Sooi met een feestlach het zijn vrouwke aanwijst : “Ik ga straks die 25 boomkens in onzen hof steken, omdat wij vandaag de jaren zijn getrouwd van de helft die wij ons samen wensen. Kom hier, dat ‘k u kusse !...En zie, ‘k heb een kasje haring bij om dat te vieren, begin die maar te braden !” In die tijd was het bij de gewone mensen nog nooit opgekomen zich aan zulke feesten te wagen. Toch buigt Wiske, enigszins blij verrast, zich morrend naar hem toe met zoet verwijt : “Bedankt vent…maar och God…die takskens groot…’t ventje…” “Stop !” zei Sooi, “wij halen het wel !”
Begin augustus 1914 zijn er Duitse troepenbewegingen aan onze grens, en gaan er geruchten over een Ultimatum aan België en worden reservisten opgeroepen. Alfons Van Hoof, tweede oudste zoon, wordt gemobiliseerd, en een week later, na een inval der Duitsers, melden de kranten : “De forten van Luik houden stand”, en Theophiel, de broer, meldt zich als vrijwilliger. Half augustus wordt er al hard gevochten in Eppegem, Weerde en Elewijt, getuige daarvan het Belgisch soldatenkerkhof op Eppegem. Twee dagen later vervoegen onze dorpelingen zich met die van Hombeek en Stuivenberg komende stroom vluchtelingen, richting Heffen, Willebroek…Pastoor Beuckelaers was daags voordien naar Antwerpen afgereisd. Bij Stienes vertrekt Fons en familie, doch hun Sooike wil niet mee, en heeft een paar uur later al twee volle manden flessen wijn uit de kelder der pastorij naar zijn hooizolder verhuisd. Wijl hij smakkend aan een fles tuttert, en door het gevelvenster de beweging beneden volgt, draait daar de speelkar van Sooi Van Hoof met zijn gezin, deels er op en er achter, met Jef als laatste, de Molenstraat in. Sooike wenkt meermaals naar Jef, die eigenlijk liever daar bleef, waar hij vele zomers het hooi hielp tassen…Later zei Wiske dat ze ergens te Willebroek Jef misten…”O onze Jef !” Doch nu zit Jef met Sooi van Stienes, tot ’s anderendaags ochtend onder de pannen op den hooital en ze ledigen fles na fles, wijl er reeds bommen en houwitsers vanaf het fort van Walem, beantwoord door Duitse artillerie, afwisselend rond en bij het dorp ontploffen…Sooike, die als spraakgebrek geen R kon maken, zattekulde tussenin : “Laat ze maa…ologen Jef !...” Maar plots een “Bonk en gekraak”, met golven stof en rook, uit de als een vuurzee dadelijk brandende schuur…De twee beroette verstekelingen waren half ontnuchterd de dans ontsprongen, en verschuilden zich op de pastorij, tot ze drie dagen later gevluchte buren hoorden toekomen, die door de hen overspoelende Duitsers waren teruggedreven…
Bij ons thuis (Noot : café “In de Proef”) had zonder brand een bom de halve keuken vernield. In een eiken tuinhekpaal puilen daarvan nog zichtbaar zeven loden knikkers uit. In de Molenstraat was het huis van Jef Neutiens evenals de schuur van Stienes totaal uitgebrand, en het grootste deel der hoeve ingestort. In de kerk had een Duitse bom in de rechter zijbeukmuur een dubbelmeter gat geslagen, de biechtstoel verbrijzeld, stoelen, beelden en vensters met schroot doorzeefd… Vier jaar later is bij Sooi Van Hoof een bericht toegekomen dat zoon Theophiel was gesneuveld…en wat later, werd Fons, die door het oorlogsgas was aangetast, uit een hospitaal naar huis gebracht, en is er een jaar later gestorven… Nog zie ik Fons, bij een hete zomerdag, hijgend zitten, in het lommer van hun lindenboom… …
Vijf jaar na die oorlog was Jef Van Hoof, hier en omliggende, voor een, vanaf het podium tot achteraan, en op toog en vensterdorpels saamgedrumde publiek in de zalen, hun favoriet, wiens humoreske rollen ze jaren lang wilden zien…
Vader Sooi Van Hoof heeft geen tweede feestplanting van 25 boomkens mogen herhalen, hij is in zijn 49ste huwelijksjaar bij ons Heer geroepen. De herberg werd gesloten. De eeuwenoude van binnen uitgeholde vermolmde lindenboom werd uitgekapt voor brandhout. De laatste kinderen waren uitgezwermd naar andere horizonten en Wiske bleef op haar eentje in haar woonst. Dagelijks kwam ze bij ons, om een glas bier, en een babbeltje met ons moeder en de klanten. Zekeren dag zegt ons moeder : “Wiske, raad nu eens, wie hier daarstraks is buit’en gegaan”… “En wie ?” vraagt Wiske… “Wel mens, de Pikke en Zeise !” Dat was een Duitser, die meermaals al jaren voor de oorlog 1914, hier in de streek, vanaf de trein te Mechelen, per velo bij boeren en ambachtslui, hun bestelling kwam opnemen of afgeven, van : graanpikken, zeisen, rieken, kapgerief, en voor het gezin : messen, eetvorken, lepels, scharen, enz… “Oei, oei,” schrikt Wiske. “Dan wordt het straks weer oorlog !...Ge weet toch dat ze die spion in ’14 ergens meenden gezien te hebben als ‘nen officier van de Uhlanen !”… En telkens Wiske daarna kwam, riep ze al van in de deur : “Mensen, mensen, het wordt oorlog ! Ge zult het zien ! Ja, ge zult mij later wel gelijk geven !” Een ander maal komt ze met die voorspelling tot bij mijn vader : “Zie Jan !” en ze duwt een vinger onder de snor van een vuistmakende Hitler op de foto in haar meegebrachte gazet van de zomer 1935. Helaas, Wiske heeft dat “later wel” niet meer beleefd, doch wij hebben haar “wel gelijk” in 1940 moeten ervaren." (J.A. Huysmans in ‘De Band’, december 1978)
Uit een brief van de Leestse burgemeester Bernaerts aan de Kommissaris van ’t Arrondissement Mechelen van 16 augustus 1927 : (het betrof een aanvraag voor onbepaalde uitstel van de militieverplichting van Constant Van Hoof) “…uitstel gevraagd op grond van art. 10 der militiewet, door eenen militieplichtige der lichting 1928, gehad hebbende 5 broeders en 6 zusters. Van de 5 broeders zijn er 3 die dienst volbrachten. De oudste volbracht diensttermijn, maar is overleden, de tweede trok bij de loting ondienstplichtig numero; de derde, vrijgesteld als hebbende broeder die diensttermijn volbracht had, nam dienst als oorlogsvrijwilliger bij het 6e Linieregiment en sneuvelde te Diksmuide 16/10/1917. De vierde volbracht dienst tijdens den oorlog als Militiaan der lichting 1914, bij het 14e Linieregiment en is overleden 15/3/1921. De vijfde, militiaan der lichting 1919, werd vrijgesteld als hebbende 3 broeders die dienst volbrachten. De 6 zusters van den aanvrager zijn in leven evenals zijne ouders die 60 jaren oud zijn.”
Leest, den 12 mei 1917. Aan mijnheer de Procureur des Konings te Mechelen. Heden wordt mij door vrouwe Frans Van Hoof-Huys, landbouwer dorp, Leest, volgende klacht gedaan : “Op 11 mei 1917, omtrent 10 uren voormiddag, ging mijn zoon Jozef Van Hoof , landbouwer, naar ons land, en in den Kauter, heeft zekeren Coeckelbergh Edward, landbouwer te Leest dorp, die in den Kauter aan ’t werk was, mijn zoon toegeroepen, wacht ik moet u spreken. Bij mijn zoon gekomen, wilde Coeckelbergh hem doen kennen, dat hij Van Hoof, den dader was, van de teekeningen en smaad op de poort van Coeckelbergh geschreven geweest. Mijn zoon loochende, en Coeckelbergh heeft verwondingen toegebracht aan mijn zoon zijne hand en aan zijn oor, met een aspergiemes. In de nabijheid waren : Frans Boonen, Spruyt August, Verlinden Jozef en Vloebergh Isidoor, alle landbouwers te Leest.” Deze wordt u medegedeeld om te weten wat er te doen staat voor dit feit. De Burgemeester van Leest J. Bernaerts. (Uitgaande briefwisseling gemeente Leest)
Frans Van Hoof overleed op 17 oktober 1929 op 75-jarige leeftijd te Leest waar hij op 21 oktober begraven werd. Wiske overleed op 24 november 1941 op 80-jarige leeftijd te Battel-Mechelen waar ze op 27 november werd begraven.
Foto’s : -De vroegere herberg ‘In de Groene Linde’ op het dorpsplein van Leest. Rechts nog een stukje van het gemeentehuis. Sooi en Wiske woonden hier met hun 13 kinderen. Oorspronkelijk was het een tweewoonst, in 1723 bewoond door Bertel Vermijlen (links) en Jan Ditens (rechts). Later stond de woning op naam van de ouders van Sooi : Jan Baptist Van Hoof en Serafina Coeckelbergh. In die tijd stond er een mooie linde voor de deur evenals een mestput die zich voor het huis bevond, zoals dat vroeger algemeen de mode was. Het huisje werd in 1976 afgebroken. -Theofiel Van Hoof sneuvelde te Diksmuide. -Fons Van Hoof was ook een slachtoffer van de eerste wereldoorlog. Hij was slachtoffer van het oorlogsgas. -Graf van Jef Van Hoof en zijn echtgenote Maria Jacobs. -Gedachtenisprentje van Sooi Van Hoof.
1903 – Woensdag 28 januari : Loting voor het Arrondissement Mechelen
Op het gemeentehuis van Willebroek om 9 uur voor de gemeenten Heindonk, Heffen, Blaasveld, Hombeek, Leest, Ruisbroek, Tisselt en Willebroek.
1903 – 3 maart : Echtelingen Jacobs-Permentiers zagen af van nalatenschap
Uit een brief van het gemeentebestuur (Openbare Bijstand) van Leest naar de Gouverneur : “Tot gevolg van uw schrijven van den 27 februari laatst, zoo doen wij Uld hiergevoegd geworden eene verklaring onderteekend door de echtelieden Jacobs-Permentiers, waarbij zij volkomen afzien van de nalatenschap van Permentiers Frans Edward overleden in het krankzinnigen gesticht van St Niklaas op 17 februari laatst. Wat den fortuintoestand betreft der echtlieden Jacobs-Permentiers, dezen bevat een huis op grond van derde personen gebouwd, drij koeien, meubelen vruchten en landbouwgereedschap. Derhalve dient in aanmerking te komen dat Jacobs tot werken onbekwaam is, en dat den handenarbeid dier landbouwerij verricht wordt door eenen neef van dezen, bij hem inwoonende.”
“De ondergeteekende Maria Catharina Permentiers, bijgestane en bemachtigde echtgenote van Jan Anselmus Jacobs, landbouwers, wonende te Leest, Thisseltbaan nr 10, verklaren bij deze vrijwillig te renonceren aan hetgene afhangende is en toekomen zou aan gemelde vrouw Jacobs geboren Permentiers in de erfenis der nalatenschap van Frans Edward Permentiers, overleden in het krankzinnigen gesticht te St Niklaas op den 17 februari 1903. Verders verklaren zij geen de minste aanspraak te willen maken op de kosten der stad Brussel door den overledene nagelaten en de waarde ervan vrijwillig af te staan aan : het Gemeenzaamfonds van onderstandwoonst, de provincie Brabant en het Staatsbestuur..”
1903 – 5 maart : Krankzinnige thuis opgesloten.
Verzoek om financiële steun. Die dag stuurde Secretaris Vandenbossche op bevel van de burgemeester een brief naar de Gouverneur waarin hij stipuleerde dat : “…de behoeftige Goovaerts Hendrik Frans, geboren te Leest den 14 october 1871, zonder beroep, wonende te Leest Winkelstraat nr. 3, ongehuwd, zoon van Alexander en van Maes Hendrika, zijne onderstand woonst in de gemeente hebbende, ten gevolge van krankzinnigheid, krachtens art. 25 der wet van 28 december 1873 en 25 januari 1874 in zijne familie opgesloten is geworden dan 3 meert 1903. Het tegenwoordig bericht is U gegeven opdat het gemeenzaak fonds, de provincie en den staat zouden tusschen komen in de kosten gedaan voor voormelde behoeftige…” (GA)
1903 – 26 mei : Financiële steun voor Remi Polspoel
Remi Polspoel, toen verblijvende Avenue Dailly 196 te Schaarbeek ontving van de burgemeester van Leest volgend bericht : “Als gevolg van uwe vraag van 25 mei, doen ik u kennen dat de gemeente Leest de kosten zal betalen van het in plaaster leggen van uw been tot beloop van fr : 15,00 zoo als in uw schrijven gezegd. Deze som kan na behandeling ontvangen worden bij de heer Joseph Wauters, ontvanger van ’t Armenbestuur, hetzij per post kwittantie of anders”. (GA)
1903 – 18 juli : Eretekens voor daden van moed en zelfopoffering
Uit een brief van 10/3/1904 van het gemeentebestuur gericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Onderwijs Brussel : “Mijnheer de Minister, bij Koninklijk besluit van den 18 juli 1903 is de medailie van 3e Klas toegestaan geweest aan :
1) Jan Briat, metser, wonende te Leest en
2)Pieter Jan Teughels, smid, wonende te Battel onder Mechelen, voor het redden van eenen drenkeling in den loop van 1903 te Leest.
Voor eerstvermelden persoon hebben wij het Eereteken ontvangen doch voor Teughels is er ons niets overgemaakt en dezen laatste heeft tot heden zijn eereteeken niet ontvangen. Het zou ons aangenaam zijn te kennen of het eereteeken toegestaan aan Teughels Pieter Jan overgezonden is naar het plaatselijk bestuur der stad Mechelen, woonst van den belanghebbenden.
Het gemeentebestuur van Leest, bij bevel de sekretaris Vandenbossche.”
1904 – 25 april : Staat inlichtingen fortuintoestand Emiliana Lauwens
Brief van secretaris Vandenbossche ivm ‘Staat van inlichtingen betrekkelijk den Fortuintoestand van Vrouwe Emiliana Lauwens kinderlooze weduwe van Jan Frans De Prins.’
Onroerende goederen hoorende aan genoemde weduwe De Prins – Lauwens. 1.bouwland te Leest Bist groot 1 hekt 41 aren 20 c, waarde fr. : 8.000 2.dito te Leest Bist groot 94 aren 15c waarde fr : 4.500 3.dito te Leest Bist groot 38 aren 85 c waarde fr : 1.200 4.werkmans huis te Leest Capellestraat, waarde fr : 500 5.meubelen mobiliaire voorwerpen, waarde fr : 400 6.de helft van de volgende landen gelegen te Leest : a) 52 aren gelegen in de Bist en b) 50 aren land gelegen in de Bist samen begroot voor het geheeld op fr 5.600 de helft dus fr 2.800. c) 99 aren gelegen Zevenbunders begroot voor het geheel op fr 5.400 de helft dus 2.700. Totaal fr. : 20.100 fr.
Inlichtingen betrekkelijk den fortuintoestand van den eenigen vermoedelijken en wettigen erfgenaam der weduwe De Prins Lauwens zijnde deze broeder der geefster met naam Pieter Jan Lauwens zonder beroep te Leest, ongehuwd. 1)de wederhelft van de landen hierboven vermeld onder nr 6 latters a, b en c hetzij fr. : 5.500 2)perceel land gelegen te Breendonk groot 87 aren begroot op fr 4.000. Te Leest, den 28 april 1904, bij bevel de sekreetaris Vandenbossche. (GA)
1905 – Zondag 19 maart : Bloedig gevecht te Leest.
“Gisteren zijn een ploeg jongelingen met opzet van Blaesvelt naar de gemeente gekomen om te twisten. Gansch den namiddag hadden hier en daar opstootjes plaats gehad. Rond 10 ure werden de vechters buiten eene herberg gezet en nu begon de groote slag. Al spoedig lag een slachtoffer ten gronde. Briat, 27 jaar oud, die door een messteek in den onderbuik getroffen werd. Het vechten was uit ! Het slachtoffer verkeert in bedenkelijken toestand. Het parket is verwittigd.” (GvA, 20/3/1905)
“…ziehier hoe de ruzie is aangekomen. Zondagnamiddag waren 5 personen van Blaesvelt naar de gemeente Leest gekomen, met opzet om er ‘revanche’ te nemen over onenigheden die reeds van over lang dagteekenen. Op het gehucht Boulevard gekomen, begonnen zij in verschillende herbergen aldaar twist te zoeken…Zij waren gekomen met het inzicht te vechten. Rond 7 ½ ure verlieten zij de herberg van Victor Geerts en ontmoetten zekeren jongeling Hendrik Steemans, oud 16 jaar. Zij grepen dezen aan, smeten hem ten gronde, rukten zijn uurwerk en ketting af, na hem nog een goed pak slagen te hebben toegediend. Van daar trokken zij naar de herberg van Jan Geerts, broeder van den reeds genoemde en begonnen daar tegen de verbruikers krakeel te maken. De klanten lieten de ruziemakers betijen en daar deze laatsten zagen dat hier hunne haring niet braadde, verlieten zij de woning en gingen terug naar Victor Geerts. Hier zochten zij twist tegen de genaamden Briat, metser, wonende te Leest die per velo daar was aangeland. Een der rumoermakers sprak van den band van den velo over te snijden. Dit was gehoord door de dochter van den huize, die Briat verwittigde. Dezen hierover in woede ontstoken, smeet twee der kerels op de straat. Wanneer hij een derde wilde vastgrijpen, ontving hij enen messteek in de linkerheup; toegebracht door Fierens, wonende te Blaesvelt. Hierop namen de kerels de vlucht. De man verloor zoodanig veel bloed dat men hem me eene hondenkar naar zijn woning heeft moeten overbrengen. Hij is verzorgd geworden door den geneesheer Van Assche van Hombeeck. Proces-verbaal is tegen Fierens opgemaakt, en zij zullen met het gerecht af te rekenen hebben.” (GvA, 22/3/1905)
1905 – Zondag 19 maart : Vechtpartij met messteek
“Mijnheer de Procureur des Konings. Bij deze doen ik u kennen dat op zondag 19 maart dezer maand rond 9 ure ’s avonds, alhier aan de herberg van Victor Geerts, Kleinheidestraat, den genaamden Jan Briat, metser, wonende alhier Thisseltbaan, gesteken is in het linkerbeen. Als vermoedelijken dader wordt opgegeven zekeren August Fierens, fabriekwerker, wonende te Blaesvelt, Broekstraat, geboren te Leest den 10/9/1879. Den gekwetsten wordt verzorgd door Mijnheer doktor Van Assche van Hombeek. Fierens was in gezelschap van Jan Frans Van Loock, werkman, wonende te Leest, Grooteheidestraat nr 8, van den zoon van de weduwe Antoon De Maeyer-Leen van Blaesvelt en van een tot nu onbekenden. De burgemeester van Leest.” (Brief van 21/3/1905)
1905 – 23 maart : Brief van gemeentebestuur ivm Burgerwacht
Deze door gemeentesecretaris Vandenbossche ondertekende brief was bestemd voor : “Mijnheer de Kommissaris” “Bij deze doen wij u kennen dat het Hoofd onzer niet werkdadige Burgerwacht benoemd en aangesteld heeft : 1)als Sergeant-Majoor, Lauwers Viktor Jaak, landbouwer te Leest wonende. 2)als tamboer, Huybrechts Joseph Frans, werkman, ook te Leest wonende. Het gemeentebestuur van Leest, Bij bevel, de secretaris Vandenbossche.”(GA)
1901 – 24 oktober : Brief naar de Procureur des Konings.
In opdracht van zijn burgemeester schreef secretaris Vandenbossche volgende brief naar de Procureur : “Hierbij gevoegd hebben wij de eer u te doen geworden 2 processen verbaal opgemaakt lastens Frans Emiel Nuytkens, het eene voor vrijwillige slagen, en het tweede voor bedreigingen tegen den heer Burgemeester van Leest, met verzoek voor wat het tweede feit betreft te willen doen verschijnen voor d. heer Onderzoeksrechter, de genaamde : Petrus Fierens, landbouwer en houtzager Thisseltbaan en 2e Jan Joseph Vloeberghen, herbergier Koeistraat beiden te Leest wonende.” (GA)
1901 – 27 november : Jan Baptist Edmond Bernaerts uit Blaasveld huwde met Maria Josephina “Fien” Lauwers, dochter van de maalder Bonifacius uit Leest.
Jan Baptist had de “hofstede met erf en hof en aanhoorigheden, plaats Molenvelden wijk B nummers 657c en 658c des kadasters, groot vijftien aren vijf en dertig centiaeren” geërfd van zijn ouders Petrus Joannes Bernaerts (°Blaasveld 27/1/1832, +Blaasveld 14/12/1908) en Ursula Maes (°Blaasveld 20/11/1830, +Blaasveld 7/9/1913). Petrus Joannes was gemeenteraadslid en later ook voorzitter van het Armbestuur, nadien het Weldadigheidsbureel, te Blaasveld.
In de Heihoek aldaar liet hij in 1901 de kapel van O.L.Vrouw van Gedurige Bijstand oprichten. Jan Baptist Bernaerts had er zich toe verbonden zijn ouders te laten inwonen en “hen te verschaffen de noodigte levensbehoeften, benevens diensten en zorgen die een goed kind aan zijne ouders verplicht is te verleenen, uitgezonderd de kosten van geneesheer en geneesmiddelen.” Het gezin bleef niet van tegenspoed gespaard. Zoon Edmond stierf op 17 augustus 1918 aan de gevolgen van de Spaanse griep. Na de dood van Jan Baptist hertrouwde zijn weduwe op 22/2/1920 met zijn broer Jaak Alfons Bernaerts, die weduwnaar was. Na het overlijden van Josephina in 1935 werd overgegaan tot de kaveling tussen haar kinderen. (“Vaertlinckcontact” april 2016) Onderaan foto’s van “de Heivelden” de hofstede van de familie Bernaerts, van de kapel en van de familie Lauwers uit Leest.
1902 – 23 januari : Loting voor het Arrondissement Mechelen.
Dit vond plaats om 9 uur te Willebroek voor de gemeenten Blaasveld, Heffen, Heindonk, Hombeek, Leest, Ruisbroek, Tisselt en Willebroek.
1902 – 20 maart : Gemeenteraad verzocht om Buurtspoorweg
“De Gemeenteraad “Overwegende dat een Buurtspoorweg van Bornhem naar Mechelen langs Leest goede diensten zou bewijzen, (…) Besluit de Nationale Maatschappij te verzoeken om zoo spoedig mogelijk eenen buurtspoorweg van Bornhem naar Mechelen te bestuderen”. (“DB”,maart ‘1958)
1903 – 1 januari : Overlijden van Bonifacius Lauwers
Op nieuwjaarsdag 1903 overleed de Leestse molenaar Bonifacius Lauwers. Bonifacius ‘Bon’ Lauwers, was te Hombeek geboren op 13 mei 1820 als zoon van Jean en van Petronilla Bulens. Hij had zijn molen in de Juniorslaan op de plaats waar later zijn kleinzoon en burgemeester August Lauwers zich zou vestigen. De molen verdween in 1914 tijdens de eerste oorlogsmaanden. Na de dood van zijn eerste vrouw Anna Catarina Van Loock hertrouwde Bonifacius in 1870 met Francisca Pelagie Ceulaerts uit Heffen. Hij was toen vijftig en zijn echtgenote 25 jaar jonger. Acht van hun elf kinderen werden volwassen : Fons (1871), Fien (1873, zie bovenaan), Victor (1874), Frans (1879), Leonard (1881 en de vader van August), Jan (1883), Marie (1887) en Kato (1890). Deze laatste huwde met burgemeester Emiel Verschueren.
Foto’s : -De “Heivelden” op de Heihoek te Blaasveld, vroeger en nu. -De kapel van O.L.Vrouw Gedurige Bijstand werd gebouwd door de schoonvader van Josephina Lauwers. -Het interieur van de kapel. -Molenaar Bonifacius Lauwers met decoraties tussen zijn familieleden. Uiterst links op de bovenste rij staat Jozefien (Fien),de oudste dochter.
Maandag namiddag bracht de fanfaren maatschappij Arbeid Adelt van Leest, die het puik der gemeente tusschen hare leden telt, aan den Z.E.H Pastoor, ter gelegenheid van zijn naamfeest St. Jozef, eene prachtige serenade. In hartelijke woorden dankte de Z.Eerw. Herder, het bestuur en de leden van de maatschappij Arbeid Adelt, voor dezen blijk van hoogachting en toegenegenheid, en hij drukte de hoop uit dat de maatschappij nog lange jaren, in vooruitgang en in bloei, tot ieders genoegen mocht blijven voortbestaan. Na nog eenige vroolijke aria’s te hebben uitgevoerd, trokken de muzikanten onder het uitvoeren van pas redublés naar hun lokaal, alwaar ze nog gezellig, op de meest vriendschappelijke wijze zich vermaakten.” (GvM-22/3/1900)
1900 – Zondag 9 december : Hevige vechtpartij te Leest
Het Nieuws van den Dag :
Bloedige vechtpartij.
“Leest. – Zondag was het alhier kermis. Rond 9 ure ’s avonds bevonden zich eenige mannen van Battel in de herberg en danszaal van De Backer. Eenige personen van Heyndonck en Willebroeck kwamen binnen. Er ontstond twist, weldra gevolgd door eene vechtpartij. Een Heyndonckenaar werd met een bierglas op het hoofd geslagen en zoo erg gekwetst dat hij moest weggedragen worden. Een half uur later kwamen de mannen van Willebroeck en Heyndonck, die de vlucht genomen hadden, in grooter getal naar de danszaal terug en de vechtpartij herbegon. De messen werden getrokken en twee jongelingen van Battel vielen kermend ten gronde; de eene, zekere J. Huyghe, landbouwer, had buiten verscheidene andere wonden eene snede over den buik bekomen zoodat de ingewanden uit de ijselijke wonde kwamen; de andere, zekere Frans Neutjens, 28 jaar oud, had eveneens gevaarlijke messteken bekomen. De pastoor en een dokter werden ontboden, alsook de plaatselijke politie. Huyghe kon nog slechts de H. Olie toegediend worden; wat Neutjens betreft, deze zal nog kunnen gered worden. Maandag morgend, rond 7 ure, is Huyghe overleden. Het parket zal mogelijk reeds ter plaats geweest zijn.”
Het Nieuws van den Dag :Vervolg van de vechtpartij.
Aangehouden.
“Leest. – Het is niet in de danszaal van De Backer dat de jongelingen van Battel gekwetst werden, maar wel in het midden van de straat recht voor de herberg De Zwaan, en het is ook in deze herberg dat de twee gewonden door den dokter van Thisselt verzorgd werden. Een derde jongeling, zekere De Vos, van Heyndonck, werd ook zwaar gekwetst in het aangezicht. Wat den ergst gekwetste, J. Huyghe betreft, deze is nog niet dood zooals eerst het gerucht verspreid werd, doch de geneesheren hebben schier alle hoop opgegeven hem nog te redden. Een der vechters is aangehouden en naar het gevang van Mechelen gebracht. Drie groote veermessen werden door de gendarmen in den omtrek der plaats van het gevecht gevonden.”
Een man doodgestoken
“Eene hevige vechtpartij heeft zondag namiddag in onze gemeente plaats gehad. In het hevige van de worsteling werden de messen getrokken, en de genaamde Huygen, broeder van den ‘garde’ van den Leuvenschesteenweg alhier, werd door verscheidene messteken getroffen en is eenigen tijd nadien, aan de bekomen wonden overleden. Verscheidene der vechters zijn aangehouden en hebben den nacht in den bak te Leest doorgebracht. Heden morgen, Maandag, is het parket in onze gemeente afgestapt om een onderzoek ter plaatse in te stellen.” (GvA, 10/12/1900)
“Maandag morgen vertelde men ten allen kante dat verscheidene personen, in een gevecht te Leest, doodelijk waren gesteken en dat één der aangeranden ’s nachts was overleden. In den voormiddag werden deze geruchten tegengesproken, verdraaid of wel verzwaard, zooals dit meestal in dergelijke gevallen gaat, en om der waarheidsliefde begaven wij ons rond den middag naar het kleine vreedzame dorpje, om zelf ooggetuige te zijn van van de bloedige worsteling, aldaar geplogen. Onderweg meldt men ons nogmaals het overlijden van Jan Huyghe, en een duizend meter verder, nabij den molen, over de brug van Battel, ontmoetten wij een achttal dragers, voorzien van eene draagberrie waarop een bed was uitgespreid, en waarop men den dodelijk gekwetste had neergelegd, die anders niet kon vervoerd worden, om naar zijne woning te Battel te dragen. Al weenend ging zijn broeder, politieagent in onze stad, achter de dragers, en sprak ons een oogenblik over den hopeloozen toestand van het slachtoffer, voor wiens leven men geen oogenblik instaat. Het was aandoenlijk om zien, hoe die brave buitenlieden eene helpende hand toestaken, om den lijder te ondersteunen, en behoedzaam en voorzichtig, eene halve uur verre, die zware en lastige taak met liefde volbrachten. Achteraan, sukkelde een tweede gekwetste, Frans Neutiens, langzaam en traag met gebogen hoofd voort. Ook dezen had eenen messteek bekomen onder de ribbenkas, doch niet gevaarlijk.
In het dorp
Het was hier St Niklaaskermis. Op de markt, nabij de kerk, staan een vijftal kramen en een paardjesmolen, links en rechts groepen te redekavelen over het verschrikkelijk gevecht van Zondag avond, en wij begeven ons regelrecht naar de herberg De Zwaan, gehouden door de Wed. Quintidi, alwaar de verschrikkelijke worsteling was voorgevallen.
In de herberg ‘De Zwaan’
Wanneer we binnen treden, zaten een viertal personen met de oude weduwe bedroefd rond de brandende stoof, gansch vermoeid half te slapen ; want zij waren van gansch den nacht niet te bed geweest, en binst den dag overlast van bezoeke gehad, zelfs meer dan zij verlangden, om hen over het gebeurde te ondervragen. In den beginnen hadden wij ook groote moeite om van hen iets te weten te komen, edoch na een weinig dralen vertelde men gansch de toedracht der zaak en ziehier hun verhaal :
De oorzaak van het gevecht.
Zondag namiddag hadden jongelieden van Battel een koppel van Heijndonck op hunnen weg ontmoet, en het meisje erg afgeslagen en mishandeld. Zij vermochten niets tegen deze zeven of acht personen; doch zij vervorderden hunne weg in de richting van Leest, en onderweg maakten zij kennis met een tiental personen van hunne gemeente, waaraan zij hun wedervaren vertelden en deze zwoeren zich te wreken. Rond 10 ure ’s avonds was men volop aan het dansen in de herberg De Zwaan. Een der dansers was met de mouw van zijne kiel, waaraan zeker een haak stond, in eenen vrouwenhalsdoek geraakt van een meisje en sleepte het kledingstuk mede. Men beweerde dat hij de halsdoek wilde robberen, en zie, dit was het signaal voor den aanval. Oogenblikkelijk was den twist aan den gang en stond de herberg overhoop. De bewoners uit De Zwaan deden al het mogelijke om de ruzie te stillen, doch het was vergeefsche moeite. Zij gelukten er in de oproermakers aan de deur te krijgen, en hier begon nu het spel eerst voorgoed.
De bloedige aanranding
Op den steenweg vocht men links en rechts ; de mannen van Heyndonck tegen die van Battel. Men ging als razenden te werk en men vreesde voor ongelukken, daar er reeds was gezegd, dat de dag maar aardig zou afloopen. Opeens hoorde men gesmoorde kreten slaken. Het was Jan Huyghe die uitriep : ‘Ik ben gestoken !’ En inderdaad , het slachtoffer zakte ineen en viel ten gronde. Hij had eene gapende wonde van meer dan vier centimeter lang, onder de ribben in den buik bekomen. Ook Neutiens was gestoken en voelde het bloed over zijn lichaam stroomen. Op het geschreeuw van bloed, was de verslagenheid algemeen, en men zorgde vooreerst, voor den doodelijk getroffen Huyghe, die alle oogenblikken kon den geest geven, met hem terug in de herberg De Zwaan te dragen. Deze verloor machtig veel bloed, en het is aan Juffrouw Hellemans, dat Huyghe, alhoewel nog in stervensgevaar verkeerende, nog in het leven is. Meer dan 2-1/2 ure heeft deze edelmoedige dame de gapende wonde, waaruit de ingewanden te voorschijn kwamen, gedurig toegenepen, om de bloedstorting zooveel mogelijk te beletten. Intusschen liep men naar Thisselt om den geneesheer en deze kwam rond 2 ure op de plaats der misdaad. Ook de geestelijken van Leest waren dadelijk in de Zwaan en dienden het slachtoffer de H. Olie toe. Terwijl men hier binnen al de mogelijke hulp verleende aan de twee gekwetsten, bleef men buiten niet onledig met de laffe aanranders op te zoeken en de veldwachter, bijgestaan door de gendarmen, deed al het mogelijke om de daders op te sporen. Een der hevigste twistzoekers, de genaamde De Keyzer, van Heyndonck, werd gevat en in het gemeentehuis opgesloten. Een der gendarmen ging op zoek met eene lantaarn, en vond nabij de school twee lange puntig geslepen messen vol bloed. Deze verschrikkelijke moordtuigen zijn aan het gerecht overhandigd. De Keyzer is Maandag middag naar het gevang van Mechelen overgebracht. Het parket is ter plaatse geweest en zet het onderzoek voort. Jan Huyghe, oud 22 jaar, zal zijne wonde niet overleven.
Een derde slachtoffer
Er is in dit verschrikkelijke messengevecht nog een derde slachtoffer, de genaamde De Vos, van Blaasveld. Deze heeft eene snede ontvangen, dwars over het gezicht, neus en oogen. De toestand van Huyghe blijft hopeloos en men vreest dat hij alle oogenblikken zal sterven. De geneesheer Tambuyser, van Mechelen, heeft hem thans zijn zorgen toegediend. Gisteren liep het gerucht in de stad dat De Keyzer volledige bekentenissen had gedaan. Welnu, tot hiertoe is daar nog niets van waar. Het parket is met hem ter plaatse geweest, vergezeld van verscheidene getuigen van Battel. Ook heeft het een bezoek gebracht te Blaasveld. (GvA, 12 en 13 december 1900)
“De Keyzer, van Heyndonck, die als een der bijzonderste aanvallers beschouwd wordt in deze laffe aanranding, blijft nog altoos zijne plichtigheid loochenen, en dit niettegenstaande de bevestiging der slachtoffers en van verschillende getuigen. Op het oogenblik zijner aanhouding door een der gendarmen, riep het volk tegen den gerechtsdienaar die hem wilde vastgrijpen : ‘Pas op, voor zijn mes !’ Het moet alsdan geweest zijn, dat hij het heeft weggesmeten, om alle plichtigheid van zich te weren, doch Jan Huyghe ook, heeft in De Keyzer zijnen aanrander herkend. Huyghe heeft dinsdag nacht erge koorts en gehad en fel geleden, doch Woensdag morgen was zijn toestand iets beter. Men wint tijd, en, zolang er leven is, bestaat er hoop ; laat ons dus het beste hopen. Het onderzoek duurt nog altoos voort.” (GvA, 14/12/1900)
1901 – 24 januari : Militiekantoor Willebroek – Loting
Het militiekantoor van Willebroek telde in totaal 234 lotelingen waarvan 43 uitgestelden van vorige jaren. Het hoogste getal was dus 277. Het laagste 44. Voor Blaasveld waren er 15, voor Heffen 18, Heindonk 7, Hombeek 23, Ruisbroek 25, Tisselt 17, Willebroek 110 en Leest 19 lotelingen. (GvA, 26/1/1901)
1901 – 25 april : Buitengewone toelage door barre winter
“Overwegende dat de Winter van 1900-1901 langdurig is geweest en ingezien den prijs der kolen zeer hoog was, besluit de Raad een buitengewone toelage te verlenen te weten aan den Heer Dumon 50 franks en aan jufvrouw Nees 25 franks.”
1901 – 6 maart : Woning uitgebrand
“Bij deze doen wij u kennen dat de militaire kleedingsstukken en het livret van den verlofganger Karel Loudewijk Geerts, militiaan van 1894, van het 8e Linie regiment, op 6 meert laatstleden vernield zijn bij het afbranden van zijne woonplaats. Dien tengevolge zal dezen verlofganger, de heerschouwing slechts in burgerkleederen en zonder livret kunnen bijwonen. Het gemeentebestuur van Leest, bij bevel VandenBosch secretairs.” De brief van 7 november 1901 was gericht aan ‘Den Heere Bevelhebber van het Krijgsdistrikt te Mechelen’.
Vervolg Isidoor Constant Van Hoof werd veldwachter
Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.
Vervolg Isidoor Constant Van Hoof werd veldwachter.
Isidoor Constant Van Hoof en Maria Theresia Geerts kregen tien kinderen :
1.Carolus Ludovicus (Louis) VAN HOOF, kasseier, geboren op 30 07 1891 te Leest en overleden te Mechelen 14/11/1962 waar hij begraven werd op het stedelijk kerkhof.
2.Franciscus Edouardus (“Frans) VAN HOOF, geboren op 29 10 1892 te Leest. Hij huwde op 27-jarige leeftijd met Melania MARCX (°Tongeren 23/1/1894). In augustus 1911 verbleef Frans Van Hoof ogenschijnlijk te Antwerpen (Kipdorp nr. 15). Het gemeentebestuur van Leest stuurde op 5/8 dat jaar een uitnodiging naar dat van Antwerpen om Frans Eduard voor de militieraad te laten verschijnen. In februari 1914 verhuisde hij opnieuw naar Leest. Als beroep werd toen beenhouwersgast genoteerd. Frans Van Hoof overleed in 1977.
3.Jan Baptist Leopold (Leopold) VAN HOOF, geboren op 28 05 1894 te Leest. Gehuwd met Leontine ALEWAETERS, geboren te Heffen.
4.Jan Theophiel (Theofiel) VAN HOOF,geboren op 27 06 1895 te Leest. Gehuwd voor de kerk op 32 jarige leeftijd op 21 02 1928 te Blaasveld met Antonia Clementina (Clementine) CAUWENBERGH, 28 jaar oud, geboren op 15 10 1899 te Blaasveld, dochter van Petrus Franciscus CAUWENBERGH en Maria Theresia VAN BREEDAM. Theofiel Van Hoof overleed te Willebroek op 8 februari 1965. Uit “Blaasveldse commercanten” van 2009 van Fons De Bondt : “Mechelsesteenweg 170 (later huisnr 70-72). Bij “Leires”. Zij deden aan tuinbouw, waarvan de geteelde groenten en vruchten te koop lagen achteraan hun woning. Hiervoor zorgden Jan Theofiel Van Hoof (°Leest 27/6/1895, +Willebroek 8/2/1965) en Antonia Clementina (Tinne) Cauwenbergh (°Blaasveld 19/10/1899, +Willebroek 16/7/1994). De zoon Frans (Swatje) Van Hoof, (°Blaasveld 13/9/1928, +Willebroek 8/10/1993 en Tinne’s broer Andreas (Dré) Cauwenbergh, (°Blaasveld 17/11/1892) beiden ongehuwd overleden, hielpen eveneens in de familiezaak.” “Zijn goede inborst won hem veel vrienden en de edele gevoelens van zijn hart, gepaard met een minzame gespraakzaamheid verwierven hem de algemene achting. Door zijn levenswandel die zo stil, zo minzaam en eerbiedig was had hij de genegenheid gewonnen van al degenen die hem naderden…”(Uit zijn gedachtenisprentje)
5.Jan Eduard (Eduard) VAN HOOF (“Waar v.d. garde”) was te Leest geboen op 1/8/1896 en huwde op 24-jarige leeftijd met Florentina (“Tien”) DE SCHOENMAEKER, 22 jaar oud, landbouwster, geboren op 14 03 1898 te Heffen. Zij was een dochter van Victor en van Joanna Cartharina Verdickt, beiden landbouwers. “Waar” overleed op 6 oktober 1953 op 57-jarige leeftijd te Tisselt na een smartelijk ongeluk. “Tien” hetrouwde met Louis Diddens en overleed te Mechelen op 25/6/1991.
6.Hortentia Josepha VAN HOOF,geboren op 28 06 1898 te Leest. Zij huwde op 26-jarige leeftijd met de 25-jarige Jozef Leopold JACOBS uit Battel. Zij overleed in 1964.
7.Clotildis VAN HOOF, geboren op 02 09 1899 te Leest. Z ij huwde op 28-jarige leeftijd met Joannes Baptista BUELENS uit Zemst. Zij overleed in het ’s Gravenkasteel te Lippelo op 5 mei 1990, op 90-jarige leeftijd.
8.Veronica Juliana (Julia) VAN HOOF, geboren op 23 07 1901 te Leest. Julia bleef ongehuwd. Toen ze naar Mechelen ging ‘dienen’ bij de exploitanten van een koffiebranderij raakte ze ongewenst zwanger en bracht een dochter ter wereld : Simone Van Hoof. Julia bleef tot haar dood bij haar dochter en schoonzoon te Mechelen inwonen en overleed er op 1 maart 1988. “Een zacht en goed mens is van ons heengegaan. Haar leven is voorbijgegaan in eenvoud en toewijding aan haar gezin. Moeder, wij danken u voor alles wat gij voor ons hebt gedaan, voor uw zorg, voor uw bezig zijn. Wij danken u voor uw sterke liefde. Wij zullen u echt missen. Maar we weten en geloven dat gij in God verder leeft.” (Mooie woorden uit haar gedachtenisprentje)
9.Maria Stephania (Stefanie) VAN HOOF,geboren op 14 12 1902 te Leest. Gehuwd op 25-jarige leeftijd met Alfons Egied (Alfons) VAN CAMP (°Hombeek 18/5/1899). Stefanie overleed te Leest op 30 oktober 1966, ze was 63.
10. Alphonsus VAN HOOF, geboren op 27 05 1905 te Leest, overleden op 29 05 1905 te Leest, 2 dagen oud.
Foto’s : -Frans Edward Van Hoof en echtgenote Melanie Marx. -Leopold Van Hoof en Leontine Alewaeters. -Theofiel Van Hoof en Clementine Cauwenberghs. -Eduard Van Hoof en Florentine De Schoenmaeker (mijn grootouders). -Hortense Van Hoof. -Doodsprentje van Clotilde Van Hoof. -Julia Van Hoof. -Stefanie Van Hoof met echtgenoot Alfons Van Camp.
Hij volgde Jan Baptist Bauwens op. Constant werd te Leest geboren op 13 maart 1865. Hij was de jongste zoon van Jan Baptist (°Leest 22/9/1822, +Leest 4/4/1874) en van Seraphina Coeckelbergh (°Leest 29/8/1820, +Leest 22/5/1900). Hij huwde op 24-jarige leeftijd op 23/1/1890 met de 22-jarige dienstmeid Maria Theresia Geerts eveneens uit Leest “zij werd door iedereen zeer geacht omdat eene groote vrees Gods haar bezielde en niemand sprak van haar eenig kwaad”, dixit haar doodsprentje. Zij was te Leest geboren op 22/1/1868 als dochter van Carolus Ludovicus Geerts en van Josepha Vervaeck, beiden landbouwers.
Van Constant Van Hoof vertelt men dat hij het ambt van veldwachter bekomen had na zijn spontane bijstand aan burgemeester Bernaerts, toen “die van Stuyvenberg” hier op een kermis waren komen ruzie zoeken en vechten. De burgemeester bemoeide zich ermee, maar stond weldra op het punt het onderspit te delven. Toen riep hij tot de omstanders : “In de naam der wet : wie wil mij helpen ?” Constant Van Hoof sprong hem bij en kreeg als beloning de functie van veldwachter. Burgemeester Bernaerts was nochtans voorzitter van de concurrerende fanfare “Arbeid Adelt”, de zogenaamde “Sussen” terwijl mijn overgrootvader de eerste muzikant was van de Blekken. Het eerste openbaar optreden van de fanfare St.-Cecilia vond overigens -op 6 december 1899- in zijn café “Het Kruispunt” (kruispunt Juniorslaan-Vinkstraat) plaats waar thans (2017) Paul Van Roy met zijn gezin gehuisvest is. Zijn interventie moet indruk gemaakt hebben. Isidoor Constant overleed op 3 oktober 1924. Hij was 59. Enkele maanden voordien was zijn been ‘tot onder de knie’ afgezet. Na die amputatie zou hij “volgens zijne uitdrukking na herstel nog dienst willen doen…” dixit een brief van augustus 1924 van burgemeester Bernaerts naar de provinciegouverneur. In de gemeenteraad van 20 november 1924 werd een speciaal krediet gestemd van 700 frank, zijnde de operatiekosten van wijlen veldwachter Van Hoof, ten voordele van zijn weduwe. Maria Theresia Geerts overleed te Leest op 20 mei 1926. ”Hij was een man van wijzen overleg, eenvoudig en rechtveerdig. Hij wandelde in vreedzaamheid en gerechtigheid en aanvaardde goedwillig al wat hem overkwam”, dixit zijn doodsprentje.
In 1954 werd zijn kleinzoon Victor de laatste veldwachter van de autonome gemeente Leest.
1893 – 21 maart : Zitting Landbouwfonds Voor Van den Branden uit Leest was een vergoeding van 191 fr voorzien. (GvA, 25/3/1893)
1895 – 5 Oktober : Uit het Staatsblad “Buurtwegen.- De gemeente Heffen wordt gemachtigd tot het aankoopen der noodige gronden voor de uitvoering van het plan, betreffende het leggen, op haar grondgebied, van eenen buurtweg bestemd om Leest en Blaasveld te verbinden. Aan deze gemeenten worden toelagen verleend voor werken aan de buurtspoorwegen…”
1895 – 10 oktober : Correctionele Rechtbank van Mechelen Zaak der gebroeders Stroobants. Talrijke diefstallen - “Gisteren morgen zijn voor de rechtbank verschenen de gebroeders Stroobants, twee gevaarlijke kerels. Zij waren vervolgd wegens menigvuldige diefstallen gepleegd op de kerkhoven van Mechelen, Leest, Catelijne Waver, Lier, enz. Stroobants Jan Frans is veroordeeld tot één jaar gevang. Stroobants Jan Baptiste is veroordeeld tot drie jaren gevang en tot vijf jaren waakzaamheid der policie. Zij waren beiden meermaals voor diefstallen gestraft geweest.”
1896 – Jozef Edward DE WIN werd onderwijzer te Leest. Jozef Edward De Win was te Tisselt geboren op 4/10/1877 en hij overleed te Blaasveld op 27/4/1966. Hij gaf les te Leest in de jongensschool van 1896 tot 1898, werd dan onderwijzer te Tisselt tot 1908 om dan de functie van schoolhoofd waar te nemen te Blaasveld tot 1938. Edward De Win was gehuwd met Bertha Boon, zuster van de beroemde Blaasveldse Kannunnik Arthur Boon. Hun zoon Xavier De Win, priester-professor en directeur van het Sint-Stanislasinstituut te Berchem werd bekend als vertaler van het omvangrijke oeuvre van Plato uit het Grieks. (“Blaasveld en de zuivelfabriek Sint-Jozef” – Karel De Decker)
1897 – 11 oktober : Kerkdiefstallen “Te Puers, Leest, Bornem, Battel…- Aanhouding te Mechelen… De laatste week werd er in de kerk van Puers binnengebroken en gestolen. Onze lezers weten dat er tot eene aanhouding overgegaan is geweest. De plichtige blijft nog altijd opgesloten in de celgevangenis van Mechelen.” (GvA)
1898 – 19 oktober - Gazet van Antwerpen : Inhuldiging nieuwe fanfare “Verleden zondag is in ons vreedzaam dorp de nieuwe fanfarematschappij ingehuldigd, of beter gezegd heeft zij haar doopsel ontvangen. Als meters en peters traden de maatschappijen van Thisselt, Cappellen o/d Bosch, Blaesveld, Hombeeck en Heffen op. Menig glaasje is er op de kloeke gezondheid, de krachtige ontwikkeling en het lang leven der nieuwe spruit gedronken. Vreugdevol, ondanks dat de hemelsluizen geopend waren, hebben de blijde, opwekkende tonen der muziek geheel den namiddag weerklonken. In plechtige optocht doorkruisten de verschillende verenigingen het dorp, om daarna op de dorpsplaats hunne schoonste stukken te laten hooren.
Echt broederlijk was het feestje, zoowel de vreemde bezoekers als de Leestenaars zullen het nooit vergeten. De meeste vriendschap heerschte daar alom en met een waar genoegen zagen wij M. Alb. Lefebvre, volksvertegenwoordiger en M. Bernaerts, provinciaal raadslid, de vreugde der opgeruimde menigte deelen. Geene uitzonderingen; allen broederlijk gefeest ; dat was de leuze der Leestenaars. Zulke vriendenfeestjes zijn doeltreffende middelen om de vriendschapsbanden der buitengemeenten vaster en vaster aaneen te snoeren en om eensgezind te werken tot heil der dorpen.
Vooruit, vrienden van Leest, eensgezind gewerkt tot vooruitgang van broedermin en kunst ; gij kent uwe vrienden ; zij zullen u steeds steunen, maar rekenen ook op uwe hulp. Lang leve de nieuwe fanfaremaatschappij van Leest !”
1898 – 22 oktober – GvA : Botsing van twee treinen te Leest bij Mechelen “Wij ontvingen gisteren, te laat om het nog te melden, het volgende telegram : donderdag morgen rond half acht is een reizigerstrein te Leest-Heide op eenen goederentrein gebotst. Ziehier in welke omstandigheden. Rond 7 ure vertrok een goederentrein uit de statie van Mechelen in bovengemelde richting; doch deze was op de hoogte van Leest-Heide eensklaps blijven steken, daar er iets aan het machien was gesprongen. Deze trein was opgevolgd door dien der reizigers, en deze door den mist misleid en niet intijds kunnende stoppen, liep op den goederentrein, waarvan drij wagons het onderste boven werden gesmeten. Al de reizigers zijn er met de schrik van af geweest. Een weinig vertraging en wat stoffelijke schade, dit is al wat deze botsing heeft veroorzaakt.
Een gerucht was ’s morgens in omloop te Mechelen dat er verscheidene personen erg gekwetst waren. Van dit alles is geen woord waar. Dank aan de koelbloedigheid van den conducteur M. Van Waes, zijn er geene ongelukken te betreuren.”
1899 – 8 mei – G.v. A. : LEEST – KINDERMOORD “Donderdag morgen begaven zich eenige werklieden aan den arbeid, wanneer zij in eene gracht, waar zij aan ’t arbeiden waren, het lijk ophaalden van een pasgeboren kind, dat in eenen zak gestoken en aldaar verborgen was. Uit de lijkschouwing is gebleken dat het kind eenige dagen geleefd heeft en met eene koord is verwurgd geworden. Het parket van Mechelen is ter plaatse geweest om een onderzoek in te stellen. Verscheidene personen zijn ondervraagd, doch men heeft de plichtige tot hiertoe nog niet kunnen ontdekken.”
Foto’s : -Jozef Edward De Win en Bertha Boon. -Zijn doodsprentje.
1888 – Huwelijk postbode Emiel Van der Elst met Melania Quintidi Hombekenaar Emiel Van der Elst (°1863, +1920) trad in het huwelijk met de Leestse Melania Quintidi (°Leest 1961, +1923).
’t Ridderke nr. 3 van juli-september 2006 : “Emiel Van der Elst is postbode geweest. Voor zover we kunnen nagaan de tweede postbode in Hombeek, na Frederik Meulemans. Emiel droeg brieven uit zowel in Hombeek, LEEST, als in Zemst-Laar. Op zijn identiteitskaart staat ‘bakker’. Na zijn pensionering had hij in in de tuin een oventje gebouwd waarin hij ook voor anderen brood bakte. (“De metamorfose van ons dorp” ’t Ridderke nr.3 juli-september 2006)
1889 – 19 september : Burgemeester van Mechelen te Leest begraven “Burggraaf Eugeen de Kerckhove, geboren te Antwerpen den 6 december 1817 kwam tot het ambt van burgemeester den 24 december 1884. Burggraaf de Kerckhove woonde Lange Hairgracht 2, waar thans adv. Van Kesbeeck verblijft. Hij vroeg zijn ontslag in mei 1889 en overleed 19 september van hetzelfde jaar. Hij is te Leest begraven.” (‘De burgemeesters van Mechelen sinds 1830’, GvM 22/11/1934)
Eugène de Kerckhove was de oudste zoon van Joseph de Kerckhove een militair geneesheer die in 1842 tot de adelstand verheven werd. Eugène trouwde in 1853 met Emilie de Penaranda de Franchimont die hem dertien kinderen schonk. Hij promoveerde in 1841 tot doctor in de rechten aan de Rijksuniversiteit Gent en werd diplomaat vanaf 1841 als Belgisch zaakgelastigde of ambassadesecretaris in Stockholm, Parijs en Istanboel. Hij verliet de Belgische diplomatie in 1849 en trad in dienst van het Ottomaanse Rijk, als gevolmachtigde minister in Brussel en in Madrid. In 1860 vestigde hij zich in Mechelen waar hij een van de organisatoren was van de katholieke congressen van Mechelen. In 1867 werd hij verkozen tot katholiek volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Mechelen en oefende dit mandaat uit tot 1884. In de Kamerdebatten speelde hij een belangrijke rol. In 1885 werd hij burgemeester van Mechelen, een ambt dat hij tot kort voor zijn dood zou bekleden.
1891 – 25 maart : Leestse vroedvrouw Florentina Buelens De vroedvrouw, Florentina Buelens, 40 jaar oud, geboren te Leest maar wonende te Willebroek, deed de geboorteaangifte van Maria Victorina “Victorine” Segers (alias Van Moer), de latere echtgenote van Philemon Van Cauteren, een soldaat uit de Eerste Wereldoorlog die begraven ligt in Frankrijk. (Vaertlinck contact, nr.3 van 2016)
1891 – 29 juni : Inhuldiging pastoor Jozef Verbist. Jozef Verbist was te Herselt geboren op 6 oktober 1843. Hij werd te Mechelen priester gewijd op 8 maart 1868 en op 19 maart datzelfde jaar onderpastoor te Sint Pieters Leeuw. Op 1 oktober 1870 werd hij onderpastoor te Leest en 21 jaar later pastoor in dezelfde parochie waar hij Jan Frans Vanddercruyssen opvolgde. “Pastoor Verbist was een graaggeziene figuur te Leest, een plezante kerel, de fratsen zaten hem in ’t bloed. Als hij naar een zieke trok, stak hij eerst stiekem een fles wijn in zijn toog. Ook de kinderen hadden hem graag, hij had voor hen steeds wat bij : “Ik herinner mij uit mijn kindertijd, vertelt Alfons Hellemans, ons huis paalde achter aan het kerkhof, hoe hij af en toe wat speelgoed of een bal over de muur wierp…Eens was mijn vader een hennenkot aan ’t plaatsen in de hof van de pastorij, vertelt hij verder, en als kleine jongen hielp ik hem bij het opleggen van de pannen. En toen kreeg ik enkele centen van onze pastoor, wat in die tijd iets formidabels was…” Zijn gezicht was geschonden door de pokken, maar ook daar kon hij moppen over tappen : “Daar kan geen enkele vlieg over mijn kaken kruipen, placht hij te zeggen, want ze vallen allemaal in de putten, en zonder hun poten te breken…” (LG, blz 98)
Frans Moyson in “De Band” van augustus 1957 : “Pastoor Verbist was de jovialiteit in persoon : grappen vertellen en farcen uitsteken was zijn specialiteit. Het staat op zijn grafzerk gebeiteld : “Hij was de vreugde zijner vrienden”. Zekere dag had de vrouw van de koster de lakens die ze gewassen had, op het gras van het kerkhof te bleken gelegd (er stonden in die tijd zoveel zerken en kruisen niet op ’t kerkhof als tegenwoordig). s’Avonds komt ze de lakens wegnemen…Pastoor Verbist had niet beter gevonden dan zich onder één van de lakens weg te steken. Toen vrouw koster naar het laken kwam, kroop hij langzaam recht, er kwam beweging in dat laken en ’t ging in de halve duisternis als een wit spook lopen…Onnodig te zeggen hoe die vrouw met de schrik op het lijf halfdood naar huis is gevlucht en nooit meer op ’t kerkhof is durven komen als ’t donker begon te worden… Pastoor Verbist zag in alles de humoristische kant van het leven. In heel het bisdom was hij onder de geestelijkheid gekend als “de Jef van Leest” en de confraters die hem kenden waren altijd op hun hoede om niet door hem op een of andere wijze beetgenomen te worden.”
“Op 29 juni 1891 vierde de gemeente Leest in de beste eenstemmigheid en buitengewone geest de blijde inhuldiging van haar nieuwe herder, den Z.E.H. Verbist, welke er sedert 1870 het ambt van onderpastoor had waargenomen. De feesten prachtig en bijzonder gekenmerkt door het uithangen van dozijnen en dozijnen jaarschriften en gelegenheidsrijmen, waarop we in ons nummer van zaterdag-zondag wel eens terugkomen.” (GvM, 29/6/1932) “…
Vandaag geven we enkele jaarschriften en rijmpjes, welke toen zoo leuk als veelvuldig in dat Zennedorp waren uitgehangen.
Enkele jaar schriften : ‘Alle inwoners van Leest, wenschen hunnen kloeken herder welkom’.
Op de Tisseltbaan, in de herberg ‘Frascati’ : ‘Geachte Verbist, elk gehucht weergalmt van uwen lol’.
Bij Bal, nevens den ijzerenweg : ‘Mocht u vast, achtvolle herder Verbist, uw Leest besturen’.
Bij Van den Bosch : ‘Juicht luide Leestenaars, juicht volop, uw onderpastoor is herder !’
In het Nieuwe Huis : ‘Gij achtbare herder, weest welkom bij allen in uwe parochie’.
Bij den veldwachter : ‘Wij wenschen Verbist, Leestschen herder, insgelijks welkom’.
Op het gemeentehuis : ‘Wij wenschen dat echte eenheid, rust, vrede, heerschappij voeren in Leest’.
Bij Meulemans : ‘Leef nu vele jaren met uwe schapen, gewenschte herder van Leest’.
Bij Teughels : ‘Gansch Leest wenscht hunnen ieverigen herder Joseph Verbist welkom’.
Bij de weduwe Hellemans : ‘De eerwaarde Josephus Verbist is herder van Leest. Alleluja ! Alleluja ! Wij achtten u hier als onderpastoor, ja dubbel achten wij u als herder. Bravo ! Hellemans huysgenooten wenschen u nu, herder, oprecht geluk !’
Bij Van Moer : ‘Joseph Verbist, moget gij lange jaren uwe trouwe Leestsche schapen leiden’.
Bij Frans Selleslagh : ‘Hier woont wittekop Selleslagh, die wenscht den herder Verbist proficiat !’
Dan nog het rijmpje : ‘Reeds een en twintig jaren Zijn er nu heengevaren Dat men in ’t weekblad las Dat heer Verbist hier onderpastoor was. Van dan af steeds heeft hij ons onderwezen, In ’t goede ons onderricht, zijn liefde is nooit volprezen. En ziet daar breekt de blijde dag nu aan, Dat hij van elke parochiaan, Als herder wordt gegroet, als herder nooit volprezen, Dus Leestenaars, al gelijk van aan de Brug tot in de Biest, Roept heden uit met mij, lang leve Mijnheer Verbist !’
Tot slot nog dit, dat op ’t pachthof van Ch. De Greef prijkte : ‘Vrienden, ’t vaandel opgeheven, Alle werk van kant gesteld ! Heden vieren wij vol leven, De inhuldiging van eenen held, Die sinds lang ons weet te leiden Op het pad van eer en deugd. Spijts van hen die ons benijden ! Ze is dus red’lijk, onze vreugd ! Want hij is de vriend er armen, Niemand vraagt hem een stuk brood, Of Verbist met dies erbarmen Helpt hem seffens uit de nood, Daarom ook dat we nu ons vertoonen Arm en rijk, het hart vol moed. Want wij zijn al saam zijn zonen, Hij begeert niets dan ons goed. Zij die God en plicht verachten, Onrust zaaien in het land. D’ondergang van ’t volk betrachten, Worden hier verjaagd met schand. Ziet, zo spreekt hij wat genoegen, Men hier in ons midden smaakt Als men na zes dagen zwoegen, Zich in eer en deugd vermaakt ! Wees dan welkom, weerde herder, Die ons allen zo bemint ; Blijft voor ons wat ge waart vroeger Aller steun en menschenvriend !’
Bij De Win : ‘Leef lang, ware herder Verbist, u wenscht heel Leest, welkom !’
Bij Fl. Troch : ‘Nu met vollen luister voor Josephus Verbist’s plechtige inhaling gevierd’.
Boven de ingangspoort der kerk : ‘Christenen van Leest, juicht nu allen bij de intrede van uwen herder !’
En nu enkele dichtjes : Bij vader Cnops, de oude pelgrim : ‘Hier woont die oude pelgrim. Die overal met veel onzin, Gaat tot genezing van de kwalen. Zoowel bij Vlaming, als bij Walen; Doch heden heeft hij geen tijd, En wenscht Verbist verblijd, Hier jaren lang vreedzaam bestuur En zaligheid in eeuwigen duur !’
Ter herberg ‘Den Vuurmolen’ : ‘Als ik nu doe hetgeen ik kan, Blijk ik dan ook geen braven man ? Mijn wil is goed, wat doe’k er aan, Al steek ik dan op ’t dak geen vaan !’
En nog : ‘Witte, sprak Net, kom uit uw bed! Vandaat is ’t feest voor Verbist te Leest !’
In het Duifken, bij De Smedt : ‘Hier oont Gielen met zijn schep Die liever zakking heeft dan hesp, Zoo kan hij zijn vleeschken kappen, Maar ook met het doorrijden van den stoet, Mijnheer pastoor toesturen zijn groet.’
Bij den Molenaar : ‘k’Heb geenen tijd om graan te malen Als men de pastoor gaat inhalen; Ter heere alleen van d’heer Verbist Is het dan men mij hier gemist !’
Op den huisgevel der wed. De Buysscher : ‘Zoo een feest als ’t dorp nu heeft Heb ik zeker nooit beleefd ! Al kom’t in mijne oude dagen Daarom kan ik toch niet klagen, En ik vier dus vlijtig mee Onzes pastoor blijde intree.’
Bij Teughels : ‘Herder, leef nog lange jaren, Blij de blijde Leestenaren ! Leef gelukkig en in vree ! Wij beloven het nu heden; Leest kent geen onenigheden, Ieder viert met liefde mee !’
Bij de weduwe Hellemans : ‘Welkom Joseph, heil en vrede Brengt het vreedzaam Leest u mede ! Vat nu maar den herderstaf, En de schapen voortgedreven Naar de wei van ’t eeuwig leven Daar wacht God ons allen af !’ ‘Het spant er hier, ‘t’Is al in zwier. En schier in vreugd verslonden ! Nu is heel Leest Volop in feest ’t Heeft eenen herder naar zijn hart gevonden !’ (GvM, 2/7/1932, 13/8/1934)
Mijn grootvader Jan Mees vertelde me in 1977 : “Mijn eerste pastoor, de voorganger van de Beuckelaer, zijne naam ben ik vergeten, (noot : Jozef Verbist) zal ik nooit vergeten. In die tijd hadden wij vier koeien en die waren op vijf dagen allemaal dood. Toen werd die oude pastoor er bij gehaald om onze koeienstal te overlezen. Die koeienstal krioelde van de ratten. En voor die pastoor zich alleen terugtrok in die stal zegde hij tot mijn vader : “Sooi, het kan misschien mijn dood worden, maar ik doe het toch…” Toen hij uit de stal kwam hing er aan elk haartje van zijn kop een druppel zweet en die zelfde avond zagen mijn vader en moeder tientallen ratten onze stal verlaten en de volgende morgen was er geen enkele meer. En een tijdje later was die pastoor dood hé, maar hoelang daarna dat weet ik niet meer…”
Jozef Verbist overleed na een langdurige ziekte te Leest op 12 januari 1911. Hij werd er ook begraven. Bij de inhuldiging van zijn opvolger Joseph Beuckelaers herinnerde pastoor-deken Goidts van O.L.V. o/d Dijle nog aan zijn inzet : “ ’t Is geweten, tijdens eene besmettelijke ziekte, wat hij gedaan heeft in dien akeligen toestand, voor hen, die aan de zorgen waren toevertrouwd van dien voorbeeldigen priester.”
Uit zijn gedachtenisprentje : Gelukkig hij, die in de zoo moeilijke kunst van zielen te besturen, het geheim gevonden heeft achting te winnen en herten te veroveren. Hij was de vader der armen, de trooster der verdrukten, de vriend van allen. Iedereen beweent zijne dood en zijne nagedachtenis blijft in zegening. Een leven zo werkzaam en zoo aangenaam aan God, moest volmaakt worden door lijden; en dat lijden ontving hij zonder klagen. De goedheid zijns inborst maakte hem vele vrienden en de edele gevoelens zijner ziel, gepaard met eene zoete lieftalligheid verwierven hem ieders achting. Geliefde Parochianen : Gij weet hoe ik mij gedurende veertig jaren bij u heb gedragen : niets van hetgeen nuttig was nalatende u te verkondigen in het openbaar en in het bijzonder, daarom doet volgens hetgene gij van mij geleerd hebt, en de God van vrede zal met u zijn..
Hij was de laatste die, zoals ook nog zijn directe voorganger, een eigen grafsteen kreeg in de zandstenen koormuur van de kerk, uiterst links op het kerkhof. Deze arduinen zerk was gekapt door het huis Praille uit Londerzeel en daarop staat in vergulde letters onder een ovaal omkranste en halfverheven witmarmeren hostiedragende kelk : “D.O.M. / TOT ZALIGE GEDACHTENIS / VAN DEN EERW. HEER/ JOZEF VERBIEST/ PASTOOR VAN LEEST/ AAN DE LIEFDE/ ZIJNER PAROCHIANEN ONTRUKT/ IN DEN OUDERDOM VAN 67 JAREN/ HIJ WAS DE VREUGDE ZIJNER VRIENDEN/ DE VADER DER BEHOEFTIGEN/ EN DE PRIESTER/ NAAR DEN GEEST GODS /++ZIJN AANDENKEN/ BLIJVE IN ZEGEN/ R.I.P.”
Foto’s : -Facteur Emiel Van der Elst. -Het gezin Van der Elst-Quintidi. -Burggraaf Eugène de Kerckhove. -Links pastoor Verbist naast zijn onderpastoor Pingnet rond 1895. Zij staan voor de achterkant van de pastorij. -Pastoor Verbist in het gezelschap van drie kerkmeesters in 1910, enkele maanden voor zijn dood. -Zijn doodsprentje.