Lou Bandy, afkomstig uit een Haags arbeidersgezin uit de Haagse volksbuurt waar hij ook opgroeide met zijn broer Wil, bekend geworden als zanger Willy Derby, geboren als Lodewijk Ferdinand Dieben in 1890, werkte aanvankelijk als iemand met 12 ambachten en dertien ongelukken, als piccolo, huisbediende, straatzanger en als dienstplichtige bij de marine op de marinewerf in Amsterdam waar hij als grappenmaker zich moeilijk aan de militaire dicipline kon houden. Om die reden werd hij in 1915 ongeschikt verklaard voor de dienst. Toen begon hij aan een serieuze carrière in het variété als zanger en conferencier. Aanvankelijk trad hij samen met zijn broer Willy op onder de naam van The Bandy Brothers (Bandy is een veramerikaanste omkering van de lettergrepen Die-ben.). Al snel bleken de karakters van de broers echter te sterk te botsen om zinvol te kunnen samenwerken. In tegenstelling tot Willy stond Lou bekend als een moeilijk mens.
Lou Bandy in de tijd van de Nationale Revue, circa 1935.
Lou ging verder onder de naam Lou Bandy en Wil onder de naam van Willy Derby. Lou's carrière verliep in den aanvang niet bijster glanzend. Hij trad op met gelegenheidsgezelschapjes, onder meer voor gemobiliseerde militairen.
Uit de film (links) Truusje van Aalten (rechts) Lou Bandy en Roland Varno
Zijn geluk keerde toen hij op 21 juni 1921 trouwde met de pianiste en danseres Eugenie Küche, een Duitse officiersdochter die een grote invloed op zijn carrière zou hebben. Ze bracht hem nettere omgangsvormen bij en op het juiste pad, deed hem het belang van het spreken in beschaafd Nederlands inzien en bezorgde hem zijn eerste lucratieve contracten. Met haar steun wist de Haagse volksjongen zich in de loop der jaren tot in de top van het establishment van artiesten, impressario's en theatereigenaren te werken. Al spoedig verscheen Bandy in "betere" theaters, zoals Flora in Amsterdam en het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Rotterdam. In 1927 werd hun dochter Louise geboren.
Bandy als vedette Bandy werd bij het publiek bekend als zanger van vrolijke teksten, meestal van de hand van Ferry van Delden of Philip Pinkhof (alias Rido). Bij personen uit zijn directe omgeving had hij een minder vrolijk imago. De anekdotes waarin Bandy zijn collega's met een zure opmerking schoffeert zijn talrijk en menig Hagenees zou zich Bandy jaren later nog herinneren als een kankâhlijâh die er geen probleem in zag om de spiritusdrinkers op het Haagse Malieveld tegen luttele vergoeding een liedjestekst afhandig te maken. Vanaf 1931 was Bandy de publiekstrekker voor het revuegezelschap De Nationale Revue dat hij in 1939 verruilde voor Jong Nederland. Al die tijd was zijn strohoed zijn handelsmerk. Verder stond hij bekend om de goocheme kwinkslagen die hij tussen de liedjes door maakte. Hij improviseerde vaak en wist - als een standup comedian avant-la-lettre - vaak de lachers op zijn hand te krijgen. Grove teksten schuwde hij daarbij niet. Een mevrouw die te laat binnenkwam begroette hij met de volgende woorden: "Hé Marie, leuk dat je ook komt, Ik had je met kleren aan niet zo gauw herkend." Als artiest was Lou Bandy veelzijdig. Hij nam als zanger grammofoonplaten op, speelde mee in een paar Nederlandse speelfilms. In de eerste, Het meisje met den blauwen hoed uit 1934, speelde hij zelfs een dubbelrol. Fien de la Mar en Cees Laseur speelden een rol in zijn tweede film Het leven is niet zoo kwaad uit 1935. Maar bovenal was Bandy een revue-artiest.
(bewerkt) Tweede Wereldoorlog In 1940 kocht hij een villa in Doorn. Hij vertoefde daar graag en richtte de woning zeer smaakvol in met onderandere een collectie schilderijen van Nederlandse meesters. Wat zijn opstelling in de oorslogsjaren is geweest blijft onduidelijk. Begin 1941 nam Bandy zitting in een adviesraad voor de vakgroep Kleinkunst, die moest adviseren over een door de Duitsers ingesteld instituut, de zgn. Kultuurkamer. Artiesten, kunstenaars etc. moesten hier lid van zijn om in de oorlog te mogen optreden. Deze actie werd Bandy kwalijk genomen. Waarschijnlijk had hij zich in zijn onnozelheid in dit soort zaken gestoken, want tijdens zijn optredens liet hij zijn anti-Duitse gevoelens blijken door het zingen van vaderlandslievende liedjes. In 1942 werd hij wegens anti-Duitse provocatie gearresteerd. Hij had tijdens een optreden het manke loopje van Seyss-Inquart geïmiteerd. Tussen het publiek aanwezige N.S.B.-ers meldden het voorval aan de bezetter. Hij bracht een nacht door in de gevangenis van Scheveningen, het zgn. Oranjehotel, en werd later overgebracht en gedetineerd in een gijzelaarskamp in Haaren. Door een hartkwaal te simuleren zorgde de kamparts dat hij vrijkwam. Hij schreef bovendien een onderdanige brief aan de bezetter met het verzoek om weer te mogen optreden. Korte tijd later werd hij echter opnieuw gearresteerd en overgebracht naar een gijzelaarskamp. Daar deed hij een zelfmoordpoging. Na verpleging kwam hij rond Kerstmis 1942 weer thuis. Hij trad tijdens de resterende oorlogsjaren niet meer op. Hij kreeg huisarrest en moest in Doorn blijven. In 1944 kreeg hij opnieuw tegenslagen te verwerken. Zijn vrouw Eugenie overleed in februari en zijn broer Willy Derby in april. Bij de begrafenis van zijn broer veroorloofde Bandy zich in zijn afscheidstoespraak enkele vulgariteiten, verwijzend naar het feit dat Derby tijdens het bedrijven van de liefde was gestorven. De aanwezigen waren geshockeerd. De brief aan de kampleiding en zijn betrokkenheid bij de Kultuurkamer leidden er na de oorlog toe dat Bandy door sommigen als 'fout' werd gezien. Tijdens zijn come-backoptreden op 23 juni 1945 in het Concertgebouw in Amsterdam verscheen zelfs een afvaardiging van de Binnenlandse Strijdkrachten op het podium om Bandy te arresteren. "Als ik iets misdaan heb, stenig mij dan!", riep Bandy de zaal in. Diverse aanwezigen bemoeiden zich ermee. Het resultaat was dat men, in afwachting van nader onderzoek, van arrestatie afzag. Uiteindelijk werd Bandy de gewraakte brief vergeven, omdat deze vermoedelijk onder grote druk was geschreven. Ook de medewerking van het gros der Nederlandse artiesten aan de Kultuurkamer werd na de oorlogsjaren met de mantel der liefde bedekt.
Nadagen Na de oorlog bleef Bandy nog jaren een van Nederlands populairste artiesten maar in de jaren vijftig bleken zijn hoogtijdagen voorbij. De grote revues waarin hij altijd had geschitterd waren niet meer gewild en Bandy moest zich tevreden stellen met kleinere optredens in het schnabbelcircuit. Daarnaast trad hij regelmatig op in het populaire radioprogramma De bonte dinsdagavondtrein. Bandy's behoefte om jonge meisjes aan de haak te slaan drong zich steeds nadrukkelijker op de voorgrond. Dat hij tijdens zijn huwelijk op dit gebied al aan een sterke amoureuze veroveringsdrang had geleden was een publiek geheim, maar nadat zijn vrouw in 1944 was overleden resulteerden zijn escapades zelfs in twee kortstondige huwelijken: van op 27 juli 1948 tot 9 maart 1949 met Sinia Franke (1925-1975). Dit huwelijk bleef kinderloos. En vervolgens trouwde hij op 15 augustus 1952 met Carla van den Hurk (1933-1976). Dit huwelijk, dat ook kinderloos bleef, werd op 16 april 1958 ontbonden. In beide partners vond de narcistische Bandy echter niet de kritiekloze bewonderaars, waar hij naar zocht en ook door het publiek werd hij niet meer op handen gedragen. Zijn onzekerheid sloeg om in regelrechte podiumangst. Nadat de scheiding van Carla belandde hij enige tijd in een psychiatrische kliniek. De laatste maanden van zijn leven woonde hij alleen in een flat in Zandvoort, waar hij in 1959 zelfmoord pleegde. Hij werd in Doorn naast zijn eerste vrouw begraven.
ZOEK DE ZON OP Lou Bandy
Als het zonnetje weer schijnt En de koude loopt op z'n eind Krijg je het heerlijke gevoel Alsof de crisis ook verdwijnt Alles trekt naar bosch en zee Want daar is het weer oké En de menschen, dieren, bloemen Planten, allen juichen mee
Refrein Zoek de zon op---die is zoo fijn Want een beetje zonneschijn Dat moet er zijn 't Staat wel aardig zoo'n mahoniehouten huid Maar als je boter op je hoofd hebt Blijf er dan liever uit!
Ik ken menschen rijp en groen Die zijn arm met een millioen Die niet weten wat ze met De gouden tientjes moeten doen Als ze klagen aan m'n kop 'k Maak geen rente, 'k heb een strop Geef ik ze als eenig antwoord Met de boodschap .... Hoepel op!
Refrein
'k Heb een heele beste vrind Die de zon innig bemint Maar zich opwindt als een kind Als je de zon niet prachtig vindt Schaduw brengt hem van de wijs Zon zegt hij, tot elke prijs Daarom zingt ie in het gasthuis Met z'n hoofd tusschen het ijs
Refrein
|