Fun xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik kan heel goed stilzitten. Dagen als het moet. Geef me een scherm, een
toetsenbord en een muis en ik ben perfect gelukkig. Maar soms loopt het al eens
mis. Als de zon schijnt bijvoorbeeld. Dan denk ik: ik ga naar buiten, misschien
is dat ook fun. En dan laat ik in mijn waan de computer staan. Zoals vanmorgen
'Komaan meisjes,' zeg ik tegen mijn twee jack russell teefjes, 'we gaan
wandelen!'
Nelleke spitst haar oren. Dat woord "wandelen" kent ze nog van
vroeger, van veel vroeger. Ally jankt opgewonden, want ook zij voelt dat er
iets vreemds staat te gebeuren. Ik veer sportief recht en weg zijn we.
Buiten laat Ally al meteen de postbode van zijn fiets vallen en ik draaf als
Ben Hur achter mijn tweespan aan. Wat een fun! Aan de hoek bots ik tegen een
jonge vrouw met een dobermann aan. De dobermann kijkt begerig naar mijn
jackjes. Hij twijfelt waarschijnlijk tussen opeten of verkrachten. Ik kijk naar
de vrouw. Aan opeten denk ik niet. Door het geworstel met onze honden geraken
we met armen en benen verstrengeld. Wat een fun! Manhaftig gooi ik me voor mijn
jackjes.
'Hier wordt niets gedekt, jongen', zeg ik tegen de dobermann. 'Bronstig of niet
bronstig, vrouwen mag je niet zomaar bespringen.' Ik geef zelf het goede
voorbeeld en laat de mooie jonge vrouw onbesprongen achter. Ze kijkt nog even
om en verdwijnt dan uit mijn leven.
Ik begin iets te begrijpen van die niet-computermensen. Buiten is spanning,
passie, fun. Niets dat aan Wolfenstein of Lara Croft kan tippen natuurlijk,
maar toch. Plots sta ik voor het huis van Schram, de hondenhater. Hij staat in
zijn voortuin, op zijn maagdelijk gazon. Precies op dat moment kromt Nelleke
haar rug om een drol te deponeren. 'Hier!' sis ik in paniek. Te laat! Hij ligt
er. Schram holt woedend zijn tuinhuisje in en komt terug met een kolenschop. Ik
begrijp wat hij van plan is. Mijn leven, zo niet mijn eer is in gevaar. Schram
schept kwiek de drol op. Ally en Nelleke staan als in beton gegoten voor de
aanvaller. Ze grommen. Hij aarzelt. Hij denkt: gooi ik hem of gooi ik hem niet?
Ik maak van zijn aarzeling gebruik om mijn kleine Cujo's op te pakken en ga er
als de weerlicht vandoor. Pas aan de volgende hoek blijf ik hijgend staan.
Zelfs Schram gooit zo ver niet. Wat een kick! Wat een fun!
Vanwege Schram moet ik een heel eind omlopen. Het begint te regenen. In de
verte rommelt de donder. Ik haast me terug naar huis.
Ze wachten me alle vier op aan mijn deur. Schram, de vamp, de postbode en een
politieagent.
'Daar is hij!' krijst de vrouw. 'Hij heeft me bepoteld en besprongen!'
'De vuile hond!' roept Schram.
'Nooit geen post meer!' gilt de postbode. 'Nooit meer!'
'Ik ken hem!' bromt de agent. 'Het is die creep die altijd voor zijn computer
zit. Met zo'n gasten heb ik geen compassie. De bak in!'
Ik haal mijn schouders op. Wat kan het mij schelen. Ik kan heel goed
stilzitten. Dagen als het moet.
'Mag ik mijn laptop meenemen?' vraag ik.
'Creep!' gilt de agent. 'Gestoorde!'
Ach, die niet-computermensen. Ze weten niet wat fun is.
|