De koffieplant De meeste koffieplanten zijn 3-4 meter hoge, groenblijvende struiken die groeien als ondergroei van het tropisch regenwoud. Koffiestruiken zijn goed aangepast aan dit relatief lichtarm en zeer vochtige milieu. Hun bladeren zijn kruisgewijs tegenoverstaand. Hierdoor kunnen ze een maximale hoeveelheid licht opvangen. De bladschijf draagt aan de top een druppelspits, zodoende kan de neerslag die op de bladschijf valt, makkelijk van het blad afdruppen. Tussen de twee bladbasissen van twee tegenoverstaande bladeren bevinden zich kleine driehoekige steunblaadjes. Steunblaadjes zijn typerend voor de walstrofamilie (ook sterbladigen, koffiefamilie of Rubiaceae genoemd). Ze dienen om de jonge knoppen te beschermen. In de oksel van de bladstelen ontwikkelen zich jaarlijks vele witte tot lichtroze bloemen. Deze hebben een aangename jasmijngeur en trekken bijen aan. Deze zorgen voor de bestuiving; in ruil krijgen ze een portie nectar die verborgen zit in de kroonbuis. Nadat de bloem bestoven is, groeit het vruchtbeginsel uit tot een groene vlezige vrucht die bij rijpheid rood verkleurt. In de vrucht bevinden zich doorgaans twee harde stenen. Als men hiervan de harde hoornlaag verwijdert, kan men de typische koffiebonen (=zaden) bekijken. Deze zijn nog omgeven door een zilverachtig vliesje, 'het zilvervliesje'. Deze koffiezaden waarvan het zilvervliesje verwijderd is, worden 'gebrand'. Door het branden van koffie bekomt men het typische koffiearoma.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
(bron: www.br.fgov.be)
De koffieplukster (foto: bureauverantwoord.nl) ga naar de site door op de foto te klikken.
Een slokje koffiegeschiedenis De meest gebruikte koffiesoort is Coffea arabica. Linneaus gaf in het midden van de achttiende eeuw deze naam omdat hij ervan uitging dat koffie in Arabië groeide. In die tijd was koffie enkel gekend via de Arabieren, die een handelsmonopolie op koffie hadden. Dit monopolie werd pas in de 18de eeuw doorbroken door de 'Vereenigde Oostindische Compagnie'. In feite groeit de 'arabicakoffie' enkel in de hoogland regenwouden van Zuid-Ethiopië. Van hieruit werd hij eerst door de arabieren naar de vochtige valleien in Jemen gebracht (vermoelijk reeds in de elfde eeuw na Christus). Later werd de cultuur van deze soort via India, Indonesië en de Europese hoofdsteden verspreid naar de verschillende Europese kolonies in Midden- en Zuid-Amerika. Tenslotte werd de koffiekultuur geïntroduceerd op het Afrikaanse continent. Intussen werden geleidelijk aan andere koffiesoorten ontdekt en beschreven: eerst op de eilanden en langs de kusten van Afrika (tweede helft 18e eeuw, eerste helft 19e eeuw), later in het Afrikaanse binnenland. Deze ontdekkingen lopen parallel met de exploratie van het Afrikaanse continent. Nog steeds worden nieuwe koffiesoorten ontdekt en beschreven. Op dit ogenblik zijn er ca. 100 verschillende botanische soorten koffie gekend, naast deze botanische soorten bestaan er nog talrijke cultuur variëteiten van Coffea arabica. Naast 'arabicakoffie' (met zijn talrijke varieteiten) wordt momenteel enkel nog 'robustakoffie' op grote schaal gekweekt. De wetenschappelijke naam van deze 'robustakoffie' is Coffea canephora. Deze soort komt van nature voor in het Afrikaans tropisch regenwoud, van Senegal tot Uganda. Deze robuste koffiessoort groeit het best in lager gelegen, en dus warme gebieden, terwijl 'arabica' daarentegen beter groeit op grotere hoogte, waar het koeler is . Ze wordt dan ook voornamelijk gekweekt in Centraal- en West-Afrika en in Indonesië. Van de overige koffiesoorten worden sommige lokaal gebruikt. (bron: de koffiebeurs)
De koffietester (foto: cafede.nl) ga naar de site door op de foto te klikken.
|