De bel van de pastorie ging met een luid kabaal over. Het was tien uur, de pastoor ging net aan de Hoogmis en de huishoudster woonde de dienst bij. De kapelaan rende naar beneden en opende de deur met de vraag of er ergens brand was. Twee personen stonden voor zijn neus, een wat oudere heer en een jonge vrouw. De kapelaan had zijn toog nog aan en de twee keken even verward naar diens uiterlijk. Maar dan namen zij al gauw het woord. "Zou u de Wachttoren eens willen lezen?" De kapelaan die wel iets wist over Jehova-getuigen en hun blad de Wachttoren, vroeg hen wat er in stond. "De echte boodschap van het christelijk geloof",kreeg hij te horen. "Daar zijn we dagelijks mee bezig",was het antwoord. "Maar als u met mij hierover van gedachten wilt wisselen, kom dan met mij naar boven". De getuigen van Jehova lieten zich dit geen twee keer zeggen, want meestal kwamen zij niet verder dan twee minuten voor de open deur blijven staan en dan ging de deur weer dicht. Opgewekt gingen zij dus achter de kapelaan aan naar diens kamer. En die dacht:"die twee houd ik net zo lang vast tot zij zelf aangeven weer weg te moeten". De twee gingen zitten tegenover de kapelaan en staken direct van wal. Was hij inderdaad geïntereseerd in het woord van deze getuigen? "Ja", was het antwoord. Niet om hem te bekeren maar vooral om eens te weten wat hen dreef om lid te zijn van een dergelijke sekte. Hun antwoord kwam er op neer dat hun bekering tot dit geloof voortvloeide uit de overtuiging dat de bijbel letterlijk genomen moest worden. En als je de bijbel letterlijk verstond en naleefde behoorde je tot de selecte groep van uitverkorenen die op het einde der tijden het paradijs zouden binnengaan. Dat zou de kapelaan dus niet halen als hij de bijbel te veel verbond met wetenschappelijke kennis. De kapelaan moest geloven dat God de wereld echt in zeven dagen had gemaakt en dat de aarde niet veel ouder was dan vierduizend jaren. Zo stond het in de bijbel en die loog niet. Hoe de kapelaan ook probeerde uit te leggen dat de bijbel in een bepaalde cultuur was geschreven en dat het om levens - en geloofservaringen van joden ging. En dat de schrijvers van de verschillende boeken van de bijbel leefden van de negende eeuw voor Cristus tot enkele eeuwen na Christus, vond geen genade bij zijn gasten. Aan hun letterlijke interpretatie van de bijbel viel niet te tornen, laat staan aan hun opvattingen over het uitverkoren zijn tot het paradijs. Er gingen ruim twee uren voorbij met het naar voren brengen van bijbelteksten en wat dat al niet te betekenen had voor hen die wel dan niet hierin geloofden. Het kwam er op neer dat zij heel fijn met de kapelaan konden praten maar dat het wel jammer was dat hij op het einde der tijden hen niet zou zien. Inmiddels was het twaalf uur geworden. De torenklok van de kerk sloeg zijn twaalf slagen en de twee stonden op uit hun stoel om te vertrekken. "Wij moeten terug naar ons busje, want om twaalf uur worden we opgehaald". Zij liepen de trap af en groetten de pastoor en de huishoudster, die net in he hal stonden. Die keken wat verbaasd naar de man en de vrouw en vroegen zich vast af wat die daar boven deden. Nadat de kapelaan de voordeur achter de getuigen van Jehova had gesloten, vertelde hij aan de pastoor de reden voor het bezoek en dat hij hen had vast weten te houden tot hun tijd om was."Prachtig", vond de pastoor "U hebt vast en zeker enkele parochianen behoed voor deze mensen". De kapelaan zelf dacht hierover na en zei: "dat weet ik niet, mogelijk dat ik er straks de schuld van krijg dat zij niet in het paradijs terecht zijn gekomen". Glimlachend liet hij een enigszins verward kijkende pastoor achter zich toen hij zijn kamerdeur sloot.
|