Jezus sprak:"wie mij ziet,ziet de Vader" En ook: "Wat staart gij naar boven?" Onder de mensen is God te zoeken, in U en in Mij. Nergens anders. Draag het Idee God uit in je eigen omgeving. dat is een opdracht aan het wezen mens.
Godsbeelden
de mens als beeldhouwer van god
21-08-2006
Het begin
De kapelaan arriveerde op 1 augustus op de pastorie en werd daar door de pastoor van harte welkom geheten. De pastoor wees de kapelaan zijn kamers, studeerkamer en slaapkamer, en vertelde dat de huishoudster de kamers zou onderhouden. Wat de werkzaamheden betrof, zou de kapelaan de zorg hebben voor de jeugd en de plattelandsvrouwen. Samen met de koster was hij verantwoordelijk voor de aanwas en opleiding van misdienaars. Door de bisschop was de kapelaan ook benoemd als geestelijk adviseur van de boerenbond in de provincie en tot dekenaal assistent van de deken. De twee laatste benoemingen maakten hem onafhankelijk van de pastoor. Hij diende deze werkzaamheden te combineren met zijn parochiale bezigheden. De pastoor stond er op zelf de trouw-en rouwdiensten te verzorgen onder het motto: "de pastoor is het hoofd van de parochie". Later zou blijken dat ook de huishoudster aardig baas kon spelen en nog conservatiever was dan de pastoor. "U doet de rest van de week de vroegmis om zeven uur, zondag het lof van drie uur en U hebt deze week ook de preekbeurt", zei de pastoor. "Verder eten we tussen de middag en avond samen. De huisdhoudster eet apart in de keuken". "U wilt natuurlijk nu uw kamer inrichten en uw boeken uitpakken en uw fiets kunt u beneden in de berging plaatsen". De pastoor wilde de deur uitlopen maar draaide zich nog even om met de mededeling:"ik noem u kapelaan en u noemt mij pastoor". De kapelaan had zich de kennismaking wel iets anders voorgesteld dan deze formele ontvangst. Maar hij moest vooruit en zijn kamer op orde krijgen, dus aan de slag met uitpakken van dozen en het in elkaar zetten van het bureau. Na enkele uren stond alles op zijn plaats en vond hij het tijd ook eens kennis te maken met de huishoudster, die Mia heette. Zij was in de keuken voor de lunch aan het zorgen. Mia was een vrouw van tegen de vijftig en ongeveer even oud als de pastoor. Dus bijna tweemaal de leeftijd van de kapelaan. Een driftig aandoend vrouwtje met een uitstraling van "maak het mij niet te lastig". Maar op dat moment sprak ze: "fijn met u kennis te maken". En, "de lunch is om half een, dat is over vijf minuten. 's-Avonds eten we om zes uur". Dat was het en ze ging weer aan het werk. De kapelaan ging naar de eetkamer waar de pastoor al op zijn stoel bij tafel zat te wachten. "Uw kamer al op orde?" Onder de lunch vertelde de pastoor wat over het reilen zeilen van de parochie en welke parochianen belangrijk waren voor de inkomsten. Ook deelde hij de kapelaan mede dat zijn salaris 60 gulden per maand bedroeg en dat hij zelf daarvan zijn kachel brandend moest houden. Geen vetpot dus.
Na de lunch ging de kapelaan naar zijn kamer en ging zijn preek voor de zondag voorbereiden, zijn eerste preek voor eigen parochianen. Het thema zou hij plaatsen onder de kop: "midden onder u staat hij die gij nog niet kent". Een kennismakingspreek, waarin hij iets over zichzelf zou vertellen en zijn ambities voor deze parochie. Hij had er echt zin in om aan het werk te gaan.
De eerste preek werd door de parochianen goed onthaald. De kapelaan moest in twee diensten zijn preek houden, in die van de pastoor en in die van hemzelf. De koster sprak hem moed in want de kapelaan was wel wat zenuwachtig. De kerk zat altijd vol en de notabelen, waaronder de burgemeester, zaten vlak vooraan. De preekstoel stond een tiental meters van het altaar en was er een die beklommen moest worden met een trapopgang. Er was geen microfoon maar een echte ouderwetse overwelving om het geluid van de stem door de kerk te sturen. Er stonden ook nogal wat parochianen achter in de kerk, die zichzelf vergeleken met de tollenaars uit de bijbel. Maar de kapelaan wist dat als de preek niet direct aansloeg het volk achterin even een pauze buiten de kerkdeur zou houden. Zo ook het kerkkoor. Met goede moet trok de kapelaan zijn toog en superplie aan en ging op weg naar "zijn schavot", zoals de koster dat even verwoordde. De preek was uit het hoofd geleerd en alleen een klein briefje met aandachtspunten lag al op de rand van de preekstoel. "Beste parochianen", zo begon hij want aan "beminde gelovigen" had hij een hekel. De pastoor deed dat wel en dus had de kapelaan direct de aandacht want dat was nog nooit gezegd in de kerk. Hij stelde zich voor, vertelde dat hij ook uit de provincie kwam en bijna op een steenworp afstand was geboren en getogen. Daarna kwam hij met een soort programma van hoe hij in de parochie zou gaan werken. Eerst kennismaken met de diverse verenigingen waarvan hij adviseur was, met enkele notabelen van de gemeente, mogelijk dat er belangstelling was voor het opzetten van bijbelse gespreksgroepen en natuurlijk hoe hij de huisbezoeken zou regelen. Voorts het bezoeken van de zieken en zij die in het ziekenhuis in de stad lagen. Hij vertelde ook dat hij veel aan sport had gedaan en vooral aan voetbal. Hij had vroeger nog wel eens gevoetbald tegen een elftal uit deze parochie in competitieverband. Hij vond het prachtig dat het voetbalveld van de club grensde aan de tuin van de pastorie, want dan kon hij als hij niet aan de beurt was om het lof te doen, ook eens op het voetbalveld komen kijken naar de verichtingen van het eerste elftal. Hij was tenslotte ook geestelijk adviseur van de voetbalclub. De kapelaan vertelde ook over hoe hij zelf in het geloof stond. Het gaat om de mensen en veel minder om de regels. Dat had hij geleerd van Jezus, die opkwam voor de de zwakkeren en zondaars van de samenleving. Niet dat je zomaar mocht zondigen maar wel dat je zondaars moest vergeven en ook lief moest hebben. Dat zou hij in de biechtstoel ook laten merken. Niet veroordelen maar vooral luisteren naar wat iemand te vertellen had en er samen proberen aan uit te komen. De kapelaan haalde veel teksten aan van Jezus en hij zag dat de boodschap over kwam. Na afloop van de dienst ging hij naar buiten om wat te praten met willekeurige parochianen. Daar vernam hij dat de preek behoorlijk afweek van die van de pastoor, die vooral het strenge naleven van de kerkelijke regels voorstond. Dat de kapelaan zich had voorgesteld en ook vertelde over zijn voetbalactiviteiten kwam hem op complimenten te staan van de sporters onder de kerkgangers. Iemand van de clubleiding vroeg zelfs of de kapelaan wel eens mee wilde voetballen. Dat wilde hij maar al te graag en hij zou wachten op een uitnodiging. Dat hem dit later in conflict zou brengen met de huishoudster lag op dit moment natuurlijk niet in zijn gedachten. De eerst zondag zat er bijna op. Om drie uur nog het lof doen en dan even naar zijn ouders bellen hoe het was gelopen. De volgende zondag zou hij zich nog lang herinneren. Een busje met vier getuigen van Jehova werd het dorp ingereden. En twee aan twee trokken de getuigen erop uit om zoveel mogelijk mensen van het dorp te bekeren. Ook aan de pastorie gingen de getuigen niet voorbij.....
De bel van de pastorie ging met een luid kabaal over. Het was tien uur, de pastoor ging net aan de Hoogmis en de huishoudster woonde de dienst bij. De kapelaan rende naar beneden en opende de deur met de vraag of er ergens brand was. Twee personen stonden voor zijn neus, een wat oudere heer en een jonge vrouw. De kapelaan had zijn toog nog aan en de twee keken even verward naar diens uiterlijk. Maar dan namen zij al gauw het woord. "Zou u de Wachttoren eens willen lezen?" De kapelaan die wel iets wist over Jehova-getuigen en hun blad de Wachttoren, vroeg hen wat er in stond. "De echte boodschap van het christelijk geloof",kreeg hij te horen. "Daar zijn we dagelijks mee bezig",was het antwoord. "Maar als u met mij hierover van gedachten wilt wisselen, kom dan met mij naar boven". De getuigen van Jehova lieten zich dit geen twee keer zeggen, want meestal kwamen zij niet verder dan twee minuten voor de open deur blijven staan en dan ging de deur weer dicht. Opgewekt gingen zij dus achter de kapelaan aan naar diens kamer. En die dacht:"die twee houd ik net zo lang vast tot zij zelf aangeven weer weg te moeten". De twee gingen zitten tegenover de kapelaan en staken direct van wal. Was hij inderdaad geïntereseerd in het woord van deze getuigen? "Ja", was het antwoord. Niet om hem te bekeren maar vooral om eens te weten wat hen dreef om lid te zijn van een dergelijke sekte. Hun antwoord kwam er op neer dat hun bekering tot dit geloof voortvloeide uit de overtuiging dat de bijbel letterlijk genomen moest worden. En als je de bijbel letterlijk verstond en naleefde behoorde je tot de selecte groep van uitverkorenen die op het einde der tijden het paradijs zouden binnengaan. Dat zou de kapelaan dus niet halen als hij de bijbel te veel verbond met wetenschappelijke kennis. De kapelaan moest geloven dat God de wereld echt in zeven dagen had gemaakt en dat de aarde niet veel ouder was dan vierduizend jaren. Zo stond het in de bijbel en die loog niet. Hoe de kapelaan ook probeerde uit te leggen dat de bijbel in een bepaalde cultuur was geschreven en dat het om levens - en geloofservaringen van joden ging. En dat de schrijvers van de verschillende boeken van de bijbel leefden van de negende eeuw voor Cristus tot enkele eeuwen na Christus, vond geen genade bij zijn gasten. Aan hun letterlijke interpretatie van de bijbel viel niet te tornen, laat staan aan hun opvattingen over het uitverkoren zijn tot het paradijs. Er gingen ruim twee uren voorbij met het naar voren brengen van bijbelteksten en wat dat al niet te betekenen had voor hen die wel dan niet hierin geloofden. Het kwam er op neer dat zij heel fijn met de kapelaan konden praten maar dat het wel jammer was dat hij op het einde der tijden hen niet zou zien. Inmiddels was het twaalf uur geworden. De torenklok van de kerk sloeg zijn twaalf slagen en de twee stonden op uit hun stoel om te vertrekken. "Wij moeten terug naar ons busje, want om twaalf uur worden we opgehaald". Zij liepen de trap af en groetten de pastoor en de huishoudster, die net in he hal stonden. Die keken wat verbaasd naar de man en de vrouw en vroegen zich vast af wat die daar boven deden. Nadat de kapelaan de voordeur achter de getuigen van Jehova had gesloten, vertelde hij aan de pastoor de reden voor het bezoek en dat hij hen had vast weten te houden tot hun tijd om was."Prachtig", vond de pastoor "U hebt vast en zeker enkele parochianen behoed voor deze mensen". De kapelaan zelf dacht hierover na en zei: "dat weet ik niet, mogelijk dat ik er straks de schuld van krijg dat zij niet in het paradijs terecht zijn gekomen". Glimlachend liet hij een enigszins verward kijkende pastoor achter zich toen hij zijn kamerdeur sloot.
De kapelaan liep wat zenuwachtig naar het altaar om daar uit het tabernakel de ciborie met hosties te pakken en er een uit te nemen. Hij deed de hostie in een speciaal doosje. Zo'n doosje werd dan meegenomen op bezoek van de zieken , die dan thuis de communie konden krijgen. Nu was hij niet zenuwachtig om bij zieken op bezoek te gaan want dat had hij al meedere malen gedaan sinds de drie weken dat hij in de parochie was. Nee, hij had een telefoontje gehad om naar een boederij te komen, waar een man op sterven lag. Een vader van drie jonge kinderen, die een ernstige longaandoening had. De kapelaan moest daar het sacrament van de stervenden toedienen, zo heette dat sacrament toen nog. Hij nam het boekje mee waarin de gebeden stonden voor dit sacrament en ook voor ander sacramenten zoals , het huwelijk en het vormsel. Alle gebeden nog in het degelijke latijn. Zoals toen ook de H.Mis in het latijn werd gedaan. HetTweede Vaticaans Concilie had al wel een aantal besluiten genomen maar die moesten nog uitgewerkt worden. Een van de besluiten was de H.Mis in de volkstaal te doen en dat de priester dan niet meer met de rug naar het volk zou staan maar met zijn gezicht naar het volk de dienst zou doen. Er zou dan tevens een andere benadering van de H.Mis zijn. De term Misoffer werd vervangen door Eucharistieviering. Meer nadruk op het samen maaltijd vieren met de Heer dan op samen met Christus Zijn offer beleven. De kapelaan was hiervan een groot voorstander maar voor de pastoor was het een hele overgang. Maar nu ging de kapelaan op weg naar de stervende man en was hij behoorlijk zenuwachtig. Vooral om hoe de familieleden te benaderen en hen te troosten. Dat had hij in zijn opleiding niet geleerd. Toen hij binnen kwam met de groet "vrede zij aan dit huis", was het antwoord van de anderen:" en aan hen die binnentreden". De familieleden stonden allen rond het bed in afwachting van de komst van de kapelaan. Hij gaf ieder een hand en probeerde wat troostends te zeggen. Hij pakte zijn boekje, de olie om te zalven en het doosje met de hostie. De stervende was echter niet in staat om te communie te gaan. De kapelaan, nog steeds niet op zijn gemak, begon met de gebeden nadat hij eerst moeizaam naar de bladzijden had gezocht van de bediening van het sacrament. Hij was zo haastig vertrokken, dat hij thuis geen tijd had om zich voor tebereiden. Midden in een latijnse tekst merkte hij dat er iets niet klopte. In plaats van het H.Oliesel toe te dienen, was hij bezig met het H.Vormsel. Daar werd ook wel aan zalving gedaan maar door de bisschop aan jonge kinderen van twaalf jaren. Een heel wat vrolijker sacrament trouwens. Hij probeerde ongemerkt de goede pagina's in het boekje te vinden en ging daarna vlug verder. Niemand had iets gemerkt en dat was dan weer het voordeel van het gebruik van latijn. Een week later werd hij opgebeld door de vrouw van de boer die hij had bediend. Met de man ging het een stuk beter, hij zat al weer de krant te lezen en wilde de kapelaan bedanken voor de zorgen die hij aan hem had besteed. De zalving had geholpen, zo dacht hij. Een combinatie van Oliesel en Vormsel had wonderen verricht....
De filosoof Immanuel Kant: Jezus Christus is een idee of ideaal of voorbeeld, die of dat gepersonificeerd is. De historiciteit van deze persoon is overbodig en zelfs schadelijk. Jezus verpersoonlijkt het ideaal van de menselijke zedelijke volmaaktheid. Geloven is dan primair een handelen pas daarna een "wetën".