Jezus sprak:"wie mij ziet,ziet de Vader" En ook: "Wat staart gij naar boven?" Onder de mensen is God te zoeken, in U en in Mij. Nergens anders. Draag het Idee God uit in je eigen omgeving. dat is een opdracht aan het wezen mens.
Godsbeelden
de mens als beeldhouwer van god
12-12-2006
Een verliefde kleuterleidster.
Sinds enkele weken kreeg de kapelaan, een paar dagen in de week, bezoek in zijn biechtstoel van de kleuterleidster van de bij-parochie waar hij min of meer pastoor van was. De zonden die zij biechttte waren de zogenaamde pekelzonden, die iedereen wel deed en vaak meerdere malen per dag. Geen reden om dat te biechten. Wie gebruikte niet eens een krachtterm? Wie maakte nooit eens ruzie om kleinigheden? Wie vergat er nooit eens een verjaardag? Om dergelijke kleine vergrijpen ging het, heel menselijk en onschuldig. De kapelaan wist niet wat hiervan de denken maar vroeg wel aan de biechteling om dit soort dingen niet meer te komen biechten. De kleuterleidster vond het wel jammer want zo zei ze:"ik streef een zeker heiligheid na". De kapelaan begreep dit allemaal wel maar zag haar voorlopig liever niet meer in de biechtstoel. Als er een probleem was dan moest ze maar een afspraak met hem maken. Een paar dagen later, de kapelaan was op school voor de katechismusles, sprak de kleuterleidster hem aan. Zij had een groot probleem en wilde de kapelaan daarover nadrukkelijk spreken. Graag zou ze zien dat de kapelaan bij haar thuis kwam om samen het probleem te bespreken. Een afspraak was snel gemaakt en de datum werd vastgelegd. Enigszins nieuwsgierig ging de kapelaan op weg naar zijn afspraak met de kleuterjuf. Toen ze de deur opende zag hij een uiterst zorgvuldig en opgemaakte juf, die hem enthousiast begroette. Zo kende hij haar niet. Meestal had ze een eenvoudige jurk aan. Ze zag dat hij naar haar keek en legde zijn verwondering uit als bewondering voor haar. Ze vroeg of hij wat wilde drinken; koffie? Thee misschien of zelfs al een glaasje wijn? Hij koos thee en nam plaats op de bank. Een stoel zag hij niet, alleen enkele bij de eettafel. Nadat ze thee had ingeschonken, nam ze naast hem plaats. Het viel hem op dat ze kort naast hem kwam zitten inplaats van in de andere hoek van de bank. Ze plaatste haar hand op zijn been en begon te spreken. "Ik heb een groot probleem en dat wil ik met je delen" De kapelaan die de hand op zijn been voelde rusten, voelde zich ongemakkelijk en hoorde ook het woordje "je" inplaats van "u". Toen hoorde hij haar zeggen, meer fluisteren eigenlijk,"ik ben verliefd op je en dat is mijn probleem". En ze voegde er aan toe: "ik was ook verliefd op de vroegere kapelaan, ik heb iets met priesters". Hij hoorde zichzelf zeggen dat verliefd zijn niet erg is, dat hij dat zelf ook wel eens was maar dat de omgang met dergelijke gevoelens niet zo makkelijk is. Op priesters verliefd worden en nu dus op hem vond hij wel wat raadselachtig. Zij legde uit dat dit kwam door de zachte geaardheid van de priester en dat zij zich daartoe aangetrokken voelde. Hij probeerde haar te begrijpen en zei haar dit ook maar legde ook uit dat een zacht karakter niet direct een eigenschap was van het priester-zijn, veeleer van de persoon zelf. Hij zei haar bovendien allesbehalve verliefd te zijn op haar, haar wel heel aardig vond en heel goed als kleuterjuf. Een uur lang probeerde hij haar te overtuigen van een voorbijgaande verliefdheid en dat de juiste persoon vast nog wel in haar leven zou komen. Ze was jong en aantrekkelijk, daar zou het niet aan liggen. Ze bedankte hem voor het gesprek, was ook opgelucht en vond dat hij heel goed had gereageerd. Hijzelf vond dat er een zekere intimiteit tussen hen was ontstaan doordat ze zo openlijk haar hart had laten spreken. Enkele weken na hun gesprek belde ze hem op om te zeggen dat ze niet meer verliefd was op hem maar hem wel wilde zien als een goede vriend. Hij antwoordde dat hem dit goed deed en vriendschap zeer op prijs stelde. Opgelucht haalde hij adem.
Het was enkele dagen na kerstmis dat de kapelaan bij zijn ouders op bezoek ging. Na een gezellige en ontspannen dag reed hij laat in de avond weer naar de pastorie. Op de weg aangekomen, het was een tweebaansweg, zag hij een "Lelijke Eend" voor hem rijden. In de auto zat een jong stelletje, dat geen haast had om thuis te komen. Buiten was het guur en koud maar het het was een heldere nacht met een mooie ronde maan. De kapelaan reed achter het stelletje en niet veel harder dan 40 km per uur. Dus tijd om eens in te halen. Gas geven en er langs gaan, tegenliggers waren er niet want het was erg stil op de weg. Hij was net de "Eend" gepasseerd, of het gebeurde. De auto raakte in een gemene slip, gleed langs twee grote bomen en kwam onderste- boven in een greppel tot stilstand. Omgekeerd lag de auto in een laag verharde sneeuw. Tijd om na te denken tijdens de slip had de kapelaan niet, hij probeerde te remmen en het stuur onder controle te krijgen maar zonder succes. Tewijl de auto over de kop vloog, vloog de kapelaan uit zijn bestuurdersstoel en kwam op de achterbank terecht. Hij had al gauw in de gaten dat hij niets mankeerde en dus niet in de hemel was. Zijn tijd was nog niet aangebroken. Gelukkig ging het portier open en kroop hij naar buiten. De lichten van de auto brandde nog en ook de radio gaf geen krimp. Speelde luid en duidelijk een lied van de Beatels. Inmiddels was de "Lelijke Eend" gestopt en stapte het stelletje uit. "Alles goed?", vroeg het meisje. De jongen vertelde dat zij juist heel zacht reden vanwege de ijzel en maar niet begreep waarom de kapelaan er de spurt in wilde zetten. Die zei, dat in de stad zelf daar niets van de merken was en hij derhalve geen kennis had van wat er op de weg gaande was . Nu begreep hij de voorzichtigheid van de bestuurder. Zij vroegen hem in te stappen, dan zouden ze hem wel naar de pastorie rijden want dat was niet al te ver van waar zij woonden. De volgende morgen ging de kapelaan naar de garage en vroeg om hulp. Zijn auto moest tenslotte uit de greppel getrokken worden. De hulp werd snel geboden.In een sleepauto met een soort hijskraantje ging de kapelaan samen met een monteur op weg naar zijn gestrande auto. Daar stond een politie-auto met twee agenten te wachten, die de schade al hadden genoteerd. Ze vroegen of er geen personelijke ongelukken waren gebeurd. De kapelaan zei dat hij zich prima voelde en niet in de gaten had gehad dat het glad op de weg was. De auto werd uit de greppel gehesen en het bleek dat er uit het dak wel soep gegeten kon worden, zo ingedeukt was het. De politie agenten hielden het verkeer even tegen en de auto werd op sleep genomen. De kapelaan bedankte de agenten, stapte in bij de monteur en ging weer op weg naar de garage. Daar kreeg hij een auto te leen, die hij enkele dagen later zou kopen als vervanging van de vernielde auto. Toen hij een week later weer bij zijn ouders op bezoek ging, vroeg zijn moeder of hij een andere auto had. Zij had in de krant gelezen wat hem was overkomen maar ook begrepen dat hij niets mankeerde. "Je bewaarengel heeft je beschermd", zei ze tegen hem. Wat de kapelaan er wel aan over hield was dat hij gedurende de winter, de eerste weken na zijn ongeluk de weg regelmatig controleerde op gladheid. Je moest tenslotte je bewaarengel niet tarten...........
Het was in de avond dat de kapelaan met spoed werd opgeroepen naar een adres te komen, waar een oude vrouw van 95 jaren woonde. Het bleek dat zij was overleden. De deur van het huis werd opengedaan door iemand van de verpleging. Die vertelde dat de arts net was vertrokken. Hij had de dood vastgesteld en verklaarde dat de oorzaak een hartstilstand was. Zij had een mooie leeftijd bereikt en was, totdat de dood haar overviel, een zeer vitale vrouw. Boodschappen en haar huis schoonhouden deed ze allemaal zelf. De verpleegster vroeg of de kapelaan haar het sacrament van de stervenden nog kon toedienen. Hij zei dat dit eigenlijk niet meer nodig was maar deed toch enkele sacramentele gebeden. Daarna vroeg de verpleegster of hij haar wilde helpen het lijk af te leggen want hulp had ze niet. De kapelaan schrok daar wel even van en vroeg wat dit precies inhield. "Nou, ik kleed haar uit en was haar lichaam en kleed haar daarna weer aan in een soort doodskleed" "En ik moet daarbij helpen?" "Als U dat zou willen doen, dan zou ik erg geholpen zijn", sprak ze. "Aan het werk dan maar", zei de kapelaan. "Eerst het bed netjes maken, daarna komt zij aan de beurt. We tillen haar samen op en leggen haar even over die stoel daar" De kapelaan had wel het een en ander al meegemaakt maar een lijk even over een stoel hangen hoorde niet thuis in zijn ethiek. De verpleegster zag dat hij daar moeite mee had en zei dat het nu een dood lichaam was en wel tegen een stootje kon. Het bed moest schoon en er was nergens anders plek om het dode lichaam neer te leggen. Samen tilden ze het lijk op en legden het over de hoge leuning van de stoel, waar het met het hoofd naar beneden bleef hangen. Daarna werd het bed verschoond en opgemaakt en legden ze het lichaam op het bed. De kapelaan vond dat hij wel genoeg hulp had geboden en stond niet te popelen om ook nog te helpen bij het uitkleden en verschonen van de dode vrouw. Dus zei hij tegen de nurse dat ze het nu verder alleen moest doen."Dat lukt wel, denk ik", zei ze. De kapelaan nam afscheid en deed de deur achter zich dicht. Op de pastorie gekomen nam hij een flinke neut en hoopte in de nacht niet te dromen van lijken die over stoelen werden gehangen....
De kapelaan was behalve een fanatiek voetballer ook een verslaafd ski-fanaat. Elk jaar ging hij minstens tweemaal naar de bergen om daar zijn geliefde sport te bedrijven. Meestal in Zwitserland. Hij deed ook mee aan de plaatselijk georganiseerde wedstrijden en ging er vaak met de eerste prijs van door. Hij was een specialist in de slalom, hoewel hij ook een steile en lange afdaling met gemak aan kon. De bergbewoners begonnen hem al te kennen en te waarderen. Ook in Nederland werd hij op dat gebied bekend want zijn naam had meerdere malen de voorpagina van de grote Zwitserse dagbladen gehaald, te meer omdat hij een R.K. geestelijke was. Van de Nederlandse skibond had hij nu een uitnodiging gekregen om deel te nemen aan het ski-team en enkele training-sessies mee te maken. Hij moest daarvoor wel enkele weken vacantie opnemen. Maar dat was geen punt. Zijn collegae waren trots op hem en ook bereid zijn werkzaamheden tijdens zijn afwezigheid waar te nemen. In december meldde hij zich bij het Nederlandse Ski-team in Lech, Oostenrijk, waar het team werd getraind door een Oostenrijkse trainer. Een wereld bekende skiër en meermaals kampioen van Europa geweest. In het Nederlandse team, dat uit heren en dames bestond, zat ook een prinses van een van europa's koningshuizen. De kapelaan had al spoedig een goed contact met haar, te meer omdat zij zeer gelovig was. Samen namen ze deel aan de training en steunden elkaar bij de wedstrijden. Na de wedstrijden verpoosden ze dan samen in een restaurant, aten met elkaar en spraken veel over geloof en filosofie. Ook werd hij aan het hof uitgenodigd en was bij bepaalde gelegenheid haar gast. Hij had wel moeten beloven niet uit het"Hof te klappen", maar dat sprak vanzelf vond hij. De prinses was verloofd met een heel aardige prins van buiten haar eigen koninkrijk en toen zij aangaven te willen trouwen, vroegen zij de kapelaan of hij hun huwelijk wilde inzegenen. De kapelaan maakte enkele jaren deel uit van het Nederlandse ski-team, won enkele slalom-wedstrijden en soms ging hij voor in een kerkdienst in het dorp waar werd getraind.
De kapelaan had in zijn nieuwe parochie al spoedig kennis gemaakt met de dominee van de Ned.Herv.Kerk. Een nog jonge man en iets ouder dan de kapelaan. Hij was getrouwd met de dochter van een oud-minister van buitenlandse zaken en had twee kinderen. Omdat hij een overtuigd pacifist was en zeer sociaal, was hij een vooraanstaand lid van de Pacifistisch Socialistische Partij ( PSP ). In die dagen een wat omstreden partij. Daarom had hij in zijn gemeente veel gelovigen die het met zijn keuze niet eens waren. De dominee was een terdege bijbelkundige en gepromoveerd op een of andere bijbeltekst. Wat de kapelaan in de dominee aantrok was zijn oecumenische betrokkenheid. Samen kwamen ze tot de overtuiging dat het goed zou zijn gezamenlijk een bijbelgespreksgroep op te richten, waaraan iedereen mee kon doen. Bovendien vonden ze het een goed idee om bij elkaar op de preekstoel te staan in een soort gemeenschappelijke woorddienst. Eenmaal per maand en om de beurt in elkaars kerk samen een woorddienst houden, waarbij de kapelaan in de kerk van de dominee zou preken en de dominee in de kerk van de kapelaan. Het plan werd voorgelegd aan beide kerkbesturen en die gaven hun fiat. In de plaatselijke krant en in de kerkbladen werd hier melding van gemaakt, evenals van de eerste bijeenkomst in de Hervormde Kerk. En we schrijven dan 1966. Een unieke gebeurtenis in de provincie. Op de dag van de eerste woorddienst zat de kerk vol ook met mensen van buiten de stad. Het werd een succes en de woorddiensten werden al gauw bekend in de omgeving maar ook bij de bisschop, die de kapelaan een aanstelling gaf tot bisschoppelijk gedelegeerde oecumenische zaken in de provincie. Het bestuur van de provincie vroeg de kapelaan zitting te nemen in een commissie "Tot Streekverbetering van de Provincie". Dominee en kapelaan werden samen ook veelvuldig uitgenodigd om gespreksbijeenkomsten te leiden en te vertellen over hun onderlinge samenwerking. Zolang de kapelaan in de parochie werkzaam bleef, werkte hij samen met de dominee. Veel later zou de dominee een aanstelling krijgen als hoogleraar bijbelkunde aan de universiteit van Amsterdam. Tot groot genoegen van de kapelaan.
Met de katechismus in de hand betrad de kapelaan het leslokaal van de eerste klas van de lagere school. De juffrouw begroette hem met,"daar is de kapelaan en jullie moeten heel braaf zijn". Het was vlak na de grote vacantie en de kinderen kwamen voor het eerst in de klas voor hun katechismusles. De kapelaan stelde zich voor als "ik ben jullie kapelaan en ik kom jullie iets vertellen over Jezus en Zijn boodschap". Vol verwachting keken de kinderen hem aan. De kapelaan voelde zich bijna afkomstig van een andere planeet en dacht aan de katechismuslessen van de kapelaan toen hij nog op de lagere school zat. Veel genoegen had hij daar niet aan beleefd, dacht hij nu. Maar hij zou het anders doen, geen saaie lessen met vragen en antwoorden doch leuke verhalen en hier en daar met grapjes er tussen. Dus begon hij met een leuke anekdote. "Toen ik zo oud als jullie was en les kreeg van een kapelaan, vertelde die heel veel over het kindje Jezus. Elke les maar weer. Op een gegeven moment dachten wij dat Jezus alles deed en alles ook te maken had met Jezus. Niets was zonder Jezus. De kapelaan vertelde over de schepping en het ontstaan van de aarde. Over de de zon, maan en sterren en over het ontstaan van de eerste mensen. Ook over de dieren die er kwamen. Over de grote en kleine dieren, over de vissen en de vogels. En hij wilde van ons kinderen wel eens weten hoe het vogeltje heette met een rood borstje. Wij dachten diep na en toen stak een meisje haar vinger op. En, vroeg de kapelaan ? Nou, zei het meisje, normaal gesproken is het een roodborstje maar bij U zal het wel weer het kindje Jezus zijn". De kinderen begonnen te lachen en de kapelaan wist dat hij de aandacht van de kinderen had. Plotseling werd er luid op de deur geklopt en ging de deur open. De concierge kwam de klas binnen en riep tegen de kapelaan dat hij direct naar de kerk moest gaan want daar stond een bruidspaar op hem te wachten. De kapelaan schrok geweldig, keek vlug in zijn agenda en zag dat hij op dit moment het huwelijk van een bruidspaar moest inzegenen. Helemaal vergeten in zijn agenda te kijken. In haast nam hij afscheid van de kinderen, riep nog "tot volgende week"en was toen vertrokken. Bij de kerk aangekomen stond de koster op hem te wachten, hielp hem in zijn liturgische gewaden en ging hem en de misdienaars voor naar het altaar waar bruid en bruidegom al waren neergeknield op de bidstoelen. De kapelaan verontschuldigde zich bij het paar en begon met de dienst. Na de plechtigheden ging hij op receptie bij het bruidspaar, feliciteerde bruid en bruidegom en zei: "jullie moeten maar denken, beter laat dan nooit............"
De kapelaan was in de parochie geestelijk adviseur van diverse verenigingen, bonden en instellingen. Zo ook van de instelling die de zorg had over de oudere mens. In die tijd bejaardenhuis geheten. Elke week ging hij daar op bezoek, soms met een individueel gesprek, soms met enkele ouderen aan de koffietafel en heel soms met een paar mannen aan de biljarttafel. De mensen wisten dit zeer te waarderen en schonken de kapelaan al snel hun vertrouwen. Het tehuis had een directrice aan het hoofd en een groot aantal verzorgers voor de dagelijkse bezigheden. De directrice was twee jaren aan het bewind en zo voelden de ouderen dit ook. Zelf noemdem ze het een soort schrikbewind. Zij was ook bij het personeel niet erg geliefd en trad vaak corrigerend op wanneer iets niet direct naar haar zin ging. Tweemaal per week was er een verplichte gymnastiekuur voor de ouderen, op zich goed voor de reeds stramme botten en vastgeroeste spieren maar de manier waarop de directrice te werk ging wekte enorme weerstand bij de ouderen. Hun leeftijd lag tussen de 75 en 93 jaren. De directrice was net in de veertig. Zij zelf leidde het gymnastiekuur. De ouderen moesten op een stoel gezeten een groot aantal oefeningen doen die de directrice voordeed. En het lukte vaak niet dat iedereen de oefeningen goed kon nadoen. Dan schreeuwde de "baas" dat er beter naar haar gekeken en geluisterd moest worden en wee degene die het dan nog niet goed deed,die kreeg dan een soort strafoefening. De kapelaan luisterde naar de klachten en beloofde een keer de oefeningen bij te wonen. De directrice hoorde hiervan en verbood min of meer de kapelaan de toegang tot de oefeningen. Dit was voor de kapelaan een reden om nu zelf eens op zijn strepen te gaan staan en hij maakte de directrice duidelijk dat hij het verbod zou negeren. En was hij dus aanwezig tijdens een van de gymnastiekuren. Toen merkte hij dat de ouderen onder een tereurbewind leefden en dat was reden genoeg voor hem om in contact te treden met het bestuur van het bejaardenhuis. Die riep de directrice op het matje en deelde haar haar ontslag mede. Onvrede bij het personeel, afkeer bij de ouderen en onjuist handelen jegens de geestelijk adviseur hadden tot ontslag geleid, werd haar gezegd. En zo vertrok zij met stille trom. Sindsdien sliepen een groot aantal ouderen rustiger en op de gymnastiekuren leidde de kapelaan de oefeningen.
De kapelaan was de brief van de bisschop aan het lezen, die hij zojuist had ontvangen. Hij werd op het bisdom uitgenodigd om te komen praten over een verdere studie in het belang van het bisdom en het industrie-pastoraat. Hij werd door de secretaris van de bisschop ontvangen en doorgeleid naar de kamer van de bisschop, die hem vriendelijk welkom heette. Na het serveren van de koffie nam de bisschop het woord. "Ik vind het nodig om enkele jonge priesters verder te laten studeren, naast hun gewone pastorale bezigheden, en te laten opleiden tot industrie-pastor. Er zijn op dit moment te weinig jonge industrie-pastors die de ouderen kunnen opvolgen. Wat denk je ervan?" De kapelaan vond het een uitstekende gedachte en vroeg of hij daarvoor ook in aanmerking kwam. "Natuurlijk, anders had ik je niet uitgenodigd",was het antwoord. "De opleiding is in Rotterdam en wordt gegeven aan het UIVB, dat is het universitair instituut voor het bedrijfsleven. Eenmaal per week moet je daar dan heen en krijg je les van diverse professoren. Ook dominees studeren daar, samen met jou en nog enkele priesters van het bisdom. De studie krijgt de naam Theologie met Industriële Verhoudingen. Sociale-en politieke ethiek zijn de hoofdvakken. Na een jaar studie, volgt een stage van drie maanden in een grote onderneming. Daar moet je dan je scriptie opschrijven en als studie en scriptie in orde zijn ben je klaar. Lijkt het je wat?" "Ik neem aan dat de kosten voor het bisdom zijn? "Vanzelfsprekend, zei de bisschop" Hierna gaf hij de kapelaan de namen door van vier collegae, die ook aan de studie zouden deelnemen. De kapelaan kende hen goed, twee ervan had hij wel eens opgesteld in het voetbalelftal van het seminarie. Ook kende hij enkel jonge dominees die mee deden. In september zou de studie beginnen, het was nu april. Met de pastoor overlegde hij welke taken hij kon overdoen aan zijn collega. Immers een dag in de week zou hij elders vertoeven . De pastoor, die zelf lange tijd industrie-pastor was geweest maar nooit een dergelijke opleiding daartoe had genoten, vond het een hele eer voor de kapelaan dat hij door de bisschop was uitgekozen. En hij bood onmiddellijk aan op het practische vlak te helpen waar het nodig was. Hij had veel ervaring op dit gebied. Met enig ongeduld keek de kapelaan uit naar het begin van de studie in september. Hij had er zin in, het was weer iets anders. Een uitdaging voor een nieuwe periode in zijn leven. Wordt vervolgd.............
De eerste kennismaking met het Uinversitair Instituut voor het Bedrijfsleven verliep goed. Er waren in het totaal acht pastores, vier van R.K.huize en vier van de Hervormde Kerk. Allemaal mannen en in de leeftijd van dertig tot veertig jaren. Er werd een inleiding op de studie gegeven, die toch iets anders van opzet bleek dan de bisschop aangaf. De totale studie duurde een jaar, een half jaar theorie aan het UIVB en drie maanden stage bij Unilever. Daarna het schrijven van een scriptie over een groot bedrijf, waarbij interviewgesprekken met directie en medewerkers een grote plaats dienden in te nemen. En tenslotte het presenteren en verdedigen van de scriptie ten overstaan van enkele professoren en studie-collegae. Dat was dus de opzet van de studie. Het theoretisch deel van de studie bestond uit bedrijfssociologie, psychologie, sociaal beleid en verantwoordelijkheid van arbeiders, oraganisatie en leiding, ethiek ( waarde,normen en regels ) , "notities over arbeid,bedrijf,kerk en vorming", een boek van Dr.J.C.C.Rupp die ook de lessen hierover verzorgde. Voorts werden lessen gegeven door een drietal bekende professoren waaronder de socioloog Dr. J.van Zuthem. Er werd behoorlijk wat literatuur opgegeven ter studie thuis en op het eind van het eerste halfjaar werd er een tentamen afgenomen, slaagde je daarvoor dan kwam je in aanmerking voor de stage. De lessen werden gegeven op een donderdag en duurden van 10.00 tot 17.00 uur. Met een pauze van een uur tussen de middag om te lunchen. Al met al een intensieve studie. Na twee weken was er ook een boottocht door de havens van Rotterdam om enig zicht te krijgen wat er zoal in een grote haven kon afspelen. De kapelaan had er wel zin in en kon het goed vinden met de andere studenten. Een van de dominees die meedeed zou later bekend worden als voorzitter van de Raad van Kerken in Nederland. Met hem had de kapelaan zeer goed contact en zou ook met die dominee samen stage gaan lopen. Een van de R.K.Pastores was een oud-studiegenoot van het seminarie die een kamer had tegenover die van de kapelaan. Hij werd een jaar eerder gewijd maar samen hadden ze toch vijf jaren intensief contact met elkaar gehad. Leuk om elkaar weer te zien en met elkaar op te trekken op de donderdagen. De hele eerste donderdag bestond uit inleidende lessen en kennismaken met elkaar en elkaars werk. Parochie-en Gemeente- ervaringen werden uitgewisseld, Professoren stelden zich voor en vertelden ook iets van zichzelf. Daardoor werd het ijs als het ware gebroken en leek op het einde van de dag of iedereen elkaar al jaren kende. Opgewekt aanvaardde de kapelaan de terugreis naar zijn pastorie om daar aan pastoor, kapelaan-collega en huishoudster zijn ervaringen van de eerste studiedag te vertellen. Daar wachtte hem ook een verrassing want de pastoor nodigde hen uit voor een etentje in een gerenomeerd visrestaurant, vlak bij de Belgische grens. Hij had daar een tafel voor vier personen gereserveerd en een menu besteld met als hoofdgerecht "paling in het groen". Al met al een goed bestede dag met een lekkere afsluiting!!!!!!!!
De kapelaan en de andere pastores waren allen geslaagd voor het theoretische deel van de studie aan het UIVB te Rotterdam. Nu moesten ze nog een maand stage lopen. De stageplaats was Zwijndrecht bij Unilever, afdeling olie-verwerking. In Zwijndrecht zelf was ook een logeeradres voor een maand bij een ex-melkboer maar inmiddels in dienst bij Unilever als vorkheftruck-chaufeur. Hij en zijn echgenote hadden drie logeerkamers voor pastores die de studie aan het UIVB deden. De kapelaan logeerde daar met drie dominees en het was een zeer gezelig logeeradres. Elke ochtend reden ze met hun gastheer naar de fabriek. Het werk bestond uit het laden en lossen van olievaten. Volle vaten uit de vrachtauto en lege vaten er in. Een behoorlijk zwaar werk voor mensen die geen zwaar werk gewend waren. Tijdens de werkzaamheden met de arbeiders van de fabriek werden gesprekken gevoerd over maatschappij, kerk, gezin, voetbal enz. Ook waren er met de directie en de pastores evluatiegesprekken over het werk en het werkklimaat. Het was de pastores opgevallen dat de arbeiders die uit Marokko kwamen het gevaarlijkste werk moesten doen. Daar spraken ze over met de directie. Die kwam toen polshoogte nemen in de fabriek en constateerde dat arbeiders inderdaad gevaarlijke klussen deden op gezag van hun voormannen. Gelukkig werd daar door de directie gauw een eind aan gemaakt. Marokkanen waren nog maar net in Nederland en durfden niet te klagen over onheuse bejegening, bang om hun werk te verliezen. De kapelaan kreeg al spoedig erg last van zijn rug en op advies van de bedrijfsarts kreeg hij ander werk. Tot grote jaloezie van zijn collegae-pastores mocht hij de tuinlieden helpen in het bijhouden van de gazons en de bloemperken op het bedrijfsterrein. Een luizeleven vergeleken met het tillen van volle olievaten. De stagedagen gingen sneller voorbij dan gedacht en op het eind van de maand een laatste gesprek met de directie, uitbetaling van een maandsalaris en een oorkonde van de stage dat ook dit deel goed was afgerond. Nu de scriptie nog. Dat was meer een bijhouden geweest van een soort logboek tijdens de stage-periode en het houden van gesprekken met arbeiders na de stage. Alles werd verwerkt in de scriptie en daarna was er de verdediging aan het UIVB. Meer een formaliteit maar moest wel gebeuren. De studie werd afgesloten met een speech en een toast en het uitreiken van de nodige bullen en andere papieren. De kapelaan had zijn studie voltooid.
In de studie aan het UIVB had de kapelaan nauw kennis gemaakt met een theologie, die in Latijns Amerika bevrijdingstheologie werd genoemd. Een van de meest bekende priesters die daar een grote naam mee opbouwde heette Paulo Freire. In feite was hij een pedadoog en had veel betekenis voor het onderwijs in Latijns Amerika. De bevrijdingstheologie neemt de problematiek van de armen in de samenleving als uitgangspunt. In feite is het een theologie voor vrede en gerechtigheid.In de jaren 60 van de vorige eeuw ging die theologie uit van een marxistische maatschappij-analyse en stond de bevrijding van de zonde centraal. Te vinden in onderdrukking, slavernij, ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Dit integenstelling tot de bevrijding van de zonde in de westerse theologie, die veel meer was gericht op het handelen van de individuele gelovige. In de Bevrijdingstheologie gaat het om de radicaliteit van het evangelie en staat de Bergrede centraal ( matheus 25 en lucas 1,51-53 ) De priesters die deze theologie aanhingen stonden midden in de maatschappij en verkondigde duidelijk de boodschap van gerechtigheid voor iedereen . Paulo Freire legde hierbij de nadruk op het onderwijs dat voor ieder bereikbaar moest zijn, ook voor de meest arme van het platte land, wilde men een einde aan onderdrukking en ongerechtigheid maken. De kapelaan had hier veel over gelezen en deelde het gedachte-goed van de bevrijdingstheologie. Geen nadruk op gehoorzaamheid aan de dogma's maar gehoorzaamheid aan de Bergrede, gehoorzaamheid aan vrede en gerechtigheid voor iedere burger in de samenleving. Hij ging twijfelen aan bepaalde dogma's, meer nog aan de starre regels van het kerkelijke recht en de toepassing hiervan in het pastoraat. Langzaam maar zeker kwam hij tot de overtuiging dat hij onder die regels niet meer wilde functioneren. Hij had een soort time-out nodig, een soort bezinningstijd, om na te gaan wat hij wilde en vooral om na te gaan waarin hij nog geloofde. Na overleg met de bisschop kreeg hij een half jaar verlof en een soort mentor toegewezen die hij regelmatig kon consulteren. De mentor was een bekende progressieve pater in Amsterdam en verbonden aan de Mozes en Aäronkerk. De kapelaan ging in Amsterdam wonen, bij een zus van hem die in Amsterdam werkzaam was. Hij was vanaf dat moment geen kapelaan meer, wel nog priester maar zonder uitoefening van een functie op dat gebied. Wat hij in Amsterdam beleefde zien we in de volgende aflevering.
De kapelaan van het platteland woonde nu als gewoon burger in de grote stad Amsterdam. Het was half de jaren zestig van twintigste eeuw. Roerige jaren, vooral in Amsterdam. Maagdenhuis-bezetting, demonstraties bij het Lieverdje op het Spui, opkomst van de vrouwenemacipatie, en niet te vergeten de sexuele revolutie waarbij de opkomst van de communes. Dat alles maakte hij mee in die grote stad. Hij verkende de stad bijna dagelijks en altijd lopend. Hij was nog jong en hield van de urenlange wandelingen langs de grachten, het bezoeken van de musea met de vele vormen van kunst, het zitten op een terras en het observeren van de voorbijgangers. In het beroemde hotel-restaurant American las hij de kranten en op het Rembrandtplein bezocht hij de jazzconcerten. Trouw onderhield hij zijn contact met zijn mentor en zondags bezocht hij de Dominicuskerk, waar hij kennis maakte met een Domincaan die progressieve preken hield. Zo af en toe werd hem gevraagd als invaller te functioneren in een parochie om dan voor te gaan in een Eucharistieviering. Maar dat hield hij toch zoveel mogelijk af. Geen verplichtingen op dat gebied. Zijn zus had hem gevraagd een vriendin van haar op te willen bezoeken, die in het ziekenhuis lag voor een kleine ingreep. Zij was sterk geinteresseerd in religie en zijn zus had over hem verteld. Tijdens een bezoekuur zocht hij haar op in het ziekenhuis. Hij was als burger gekleed en de andere patiënten schonken hem dan ook geen extra aandacht. Dat was wel zo plezierig. Hij maakte kennis met een zeer zelfstandige vrouw van 26 jaren die van cultuur en lezen hield, die een joodse achtergrond had en sterk was geinteresseerd in religie en godsdiensten. Zij vertelden elkaar hun geschiedenis merkten dat zij gemeenschappelijke waarden hadden. Het was wel jammer dat het bezoekuur vlug voorbij was, dus ging hij een paar dagen later, maar nu gekleed in zijn priesterkleding, weer naar het ziekenhuis. Hij maakte de verpleging duidelijk dat hij op pastoraal-bezoek kwam en een lang gesprek met de patiënt wilde hebben. Daar keek men wel even op van de verandering van kleding van de bezoeker. Nu konden ze de tijd nemen om nog meer van elkaar te weten en wat afspraken te maken voor na het ontslag uit het ziekenhuis. Hij vertelde zijn zus van de bezoeken en het verdere vervolg..... Zijn verblijf in Amsterdam zou meer betekenis en inhoud gaan krijgen, dacht hij, en hij verheugde zich op de volgende ontmoeting met haar.
Hij woonde nu drie maanden in Amsterdam en de helft van zijn bezinningsperiode zat er op. Het contact met zijn mentor moest leiden tot een juist besluit over wat hij verder in de kerk wilde doen. Langzaam maar zeker vorderde het inzicht hierover. De vriendin van zijn zus was inmiddels uit het ziekenhuis ontslagen en samen hadden ze een afspraak gemaakt om naar het Rijksmuseum te gaan. Het werd een gezellig en interesseant bezoek aan de tentoonstelling van de schilderijen van Rembrandt. Na afloop gingen ze nog wat drinken en napraten in een café op het Leidse Plein. Er volgde meerdere afsraken en leuke bezoeken aan allerlei culturele gelegenheden. Ze werden vrienden van elkaar en merkten ook dat er bepaalde wederzijdse gevoelens naar elkaar waren. Ze spraken veel over godsdienst en religie en gingen op de zondagen naar de Dominicus-parochie.Ook maakte hij kennis met haar vriendenkring en leerde mensen kennen die op verschillende wijze naar de samenleving keken. Dat was boeiend om mee te maken. Hij merkte dat zijn belangstelling voor politieke en maatschappelijke zaken groter werd en dat de boodschap van de kerk, het evangelie, veel meer daarop gericht diende te worden. Door zijn vriendin had hij een bestuurslid van de voetbalclub Ajax leren kennen en zo werd hij uitgenodigd om de wedstrijd van Ajax tegen Real Madrid bij te wonen. Omdat hij een voetbalfan was nam hij deze uitnodiging maar al te graag aan. Jammer dat Ajax verloor maar Real Madrid beschikte over een supersnelle speler als Di Gento en over een goalgetter als Ference Puskas. De dagen vlogen om. In juni was hij in Amsterdam gaan wonen en nu was het al september. Zijn vriendin had uit Engeland van een bevriend echtpaar een uitnodiging gekregen om daar twee weken te komen logeren. Zij had de uitnodiging aangenomen en gevraagd of ze een goede vriend mee mocht nemen. Op haar verzoek werd zeer positief gereageerd en met belangstelling uitgekeken naar de vriend die priester was van de R.K.Kerk. Zelf waren ze lid van de Anglicaanse kerk, die qua liturgie veel gemeen had met die van de R.K.Kerk. Over twee weken zouden ze samen de oversteek naar het grote eiland maken.
Het vliegtuig maakte een keurige zwenking naar rechts en landde veilig op London Airport. Het was de eerste keer dat hij in een vliegtuig was gestapt en zijn luchtdoop goed had doorstaan. Zij was al eens eerder naar Engeland gevlogen om daar voor twee jaren als aupair te werken met als eigenlijke doel de engelse taal goed te leren spreken. Op het vliegveld werden zij afgehaald door het echtpaar dat hen had uitgenodigd. Hij werd aan hen voorgesteld en maakte kennis met een heel aardige accountant en een charmante dame met een eigen winkel in mode artikelen. Het echtpaar woonde in Oxford en daar ging de rit dus naar toe. Een prachtig heuvelachtig gebied met heel veel groen en mooie chateaux. Het huis was van alle gemakken voorzien, echt engels ingericht met mooie en grote kamers. Nadat ze met elkaar de nationale drank, engelse thee, hadden gedronken werd hen een rondtocht door het huis gegeven. Ieder kregen ze een slaapkamer toegewezen en konden ze gebruik maken van de badkamer op de eerste verdieping. Aangezien het echtpaar overdag moest werken, waren ze totaal vrij in het benutten van de dagen. Hen werd aangeraden een soort plan te maken van wat ze wilden bezoeken en bekijken. In ieder geval stond in hun plan enkele dagen uit te trekken voor een bezoek aan Londen. Maar eerst wilden ze kennis maken met Oxford zelf en de omgeving daarvan. Ook wilden ze een Manor-House bezoeken, een soort chateaux. Bij het bezoek van het Manor-House kwamen ze de koning van Zweden tegen, die incognito daar toevallig aanwezig was. Oxford, een echte universiteitsplaats, was de moeite van het bezichtigen waard. Prachtige oude gebouwen, die er statig bij stonden. In Londen kreeg hij van zijn vriendin een intensieve rondleiding met bezoeken aan alle toeristische monumenten,gebouwen, straten en winkels. Ook de kathedralen werden niet vergeten. Veel werd met de metro gereisd om snel ergens te komen. Het kasteel Windsor, de Tower, de brug over de Theems, Oxford-en Regentstreet, enz ,enz werden bezocht en ook het museum werd niet overgeslagen. Ook wandelden ze veel door de heuvels. Op een van die wandelingen kwamen ze in de buurt van een kleine kerk, meer een soort kapel. Ze stapten er binnen en gingen even zitten op een van de banken. Dicht naast elkaar in een bijna bovenaardse plaats met een indrukwekkende en overrompelende stilte. Hij merkte dat vooral zij er door werd getroffen. Buiten gekomen bleef het lang stil tussen hen als moesten ze beiden hun ervaring in zich laten doorwerken. Op weg naar huis deelden ze elkaars ervaring en keken elkaar met open blik aan. Geen geheim voor elkaars gevoelens en geen geheim voor wat ze voor elkaar voelden. De twee weken zaten er bijna op. Op de ochtend na hun bezoek aan de kapel, werd er op zijn kamerdeur geklopt en stapte zij binnen. Zonder een woord te zeggen stapte ze bij hem in bed en sloeg haar armen om hem heen. Toen wist hij het. Ze waren voor elkaar bestemd en zo zei ze"God heeft ons in zijn kapel aan elkaar gegeven." Maar hij wist ook dat hij nog steeds priester was, gebonden aan het celibaat. Hoe moest dat nu verder...............?
Na terugkomst uit Engeland ging hij bij haar op kamers wonen en nam hij contact op met zijn mentor. Hij legde uit dat hij priester wilde blijven maar wel een relatie had met een meisje waar hij van hield. Zijn mentor gaf hem het advies alles voor te leggen aan de bisschop en na te gaan welke stappen hij dan moest nemen. Tegen de bisschop zei hij dat hij in het ambt wilde blijven maar geen parochiewerk meer deed. In overleg met zijn vriendin repte hij niet over hun relatie. De bisschoppen onder leiding van Mgr. Alferink pleitten in Rome voor afschaffing van het celibaat. In Nederland waren er al heel wat priesters uit het ambt getreden en hadden van de paus dispensatie gekregen. Het leek er op of Alferink succes zou hebben en dus wilden ze wachten op een mogelijk opheffen van het celibaat. De bisschop benoemde hem tot moderator en godsdienstleraar van een Atheneum in het bisdom en vanaf februari 1967 zou hij daar beginnen. Hij vond ook al spoedig geschikte woonruimte en kreeg de beschikking over een grote woonkamer, een ruime slaapkamer, een keuken en een grote tuin. De school had ongeveer 300 leerlingen, gehuisvest in een zeer modern gebouw. De docenten vond hij aardig en kon er goed mee opschieten. Het was een verrassing kennis te maken met de docent lichamelijke opvoeding want ze hadden vroeger samen op de RHBS in dezelfde klas gezeten. Na ruim 20 jaren zagen ze elkaar weer op school. De lessen die hij gaf spraken de leerlingen aan omdat hij vooral uit ging van hun ervaringen en discussie in de klas aanmoedigde. Als moderator had hij zitting in het bestuur van de school en bij feestdagen leidde hij de diensten in de kapel van de school. Hij had het reuze naar zijn zin. Het bleek dat de missie van Alferink geen positief resultaat boekte in Rome. De Curie, min of meer het bestuursorgaan van het Vaticaan, bleek fel tegen het opheffen van het celibaat. Na een half jaar kwam er meer woonruimte vrij in het huis en kreeg hij er een slaapkamer bij. Dat was een mogelijkheid om zijn vriendin te laten verhuizen , die een goede baan had gekregen in de omgeving. Nu woonden ze dan bij elkaar en deden bijna alles samen. Wel sliepen ze apart. Voor de buitenwereld hielden ze hun relatie geheim. In die tijd kwam er een scheuring in de politieke partij van de KVP en ontstond de PPR. Hij koos de kant van de PPR en samen met zijn vriendin en enkele anderen richtten ze in hun stad ook een afdeling van de PPR op. Gedurende twee jaren waren ze heel actief in de partij. Toen brak voor hen duidelijk de tijd aan om te beslissen over hun toekomst samen. Zo ging het niet meer. Ze wilden openlijk voor hun relatie uitkomen en dat betekende het afscheid van zijn priesterschap, hoe pijnvol ook. De bisschop had begrip voor hun keuze en zond een brief naar het Vaticaan om voor hem dispensatie aan te vragen. Het zou zeker een jaar duren voor zoiets binnenkwam. Hij kon ook niet langer aan de school verbonden zijn en dus solliciteerde hij elders naar de functie van godsdienstleraar. Heel vlug vond hij een nieuwe school in het Gooi en kon daar in september 1969 aan de slag. In augustus van dat jaar waren ze voor de wet getrouwd. Jammer dat zij hun woonplaats moesten verlaten en ruilen voor een andere. Vooral het afscheid van de politieke vrienden viel zwaar. Toen konden ze nog niet weten dat hun verdere toekomst veel goeds zou brengen in hun nieuwe woonomgeving en dat zij daar heel lang zouden blijven wonen. Nieuwe ervaringen, nieuwe vrienden, nieuwe uitdagingen en bovenal....................
Kort achter elkaar kregen zij twee dochters en werden ze een echt gezin. Na zes jaren kreeg hij een functie bij een groot landelijk schoolbegeleleings-insituut in Amsterdam. Hij kreeg te maken met allerlei grote schoolprojecten, zat in vele ministeriële commissies, begeleidde scholenfusies, leidde vele onderwijsvernieuwings-projecten en zat enige tijd in het europarlement voor het Nederlandse onderwijs. Kortom hij was volledig onderwijsman geworden. Langzaam maar zeker ging hij zich in deze wereld thuisvoelen en had weinig tot niets meer op met kerk en theologie. Zijn dochters groeiden op, leerden goed op school en na het einde van hun middelbare school gingen ze verder studeren. Hun vacantie brachten ze vaak door in Zwitserland, zowel in de zomer als in de winter. Ook de dochters konden al vlug heel goed weg op de lange latten en maakten samen met vader en moeder lange en fijne afdalingen. Zo verstreken de jaren. De dochters trouwden en kregen op hun beurt kinderen. Nu, in het jaar 2007, hebben ze samen zes lieve kleinkinderen. Hij is sinds acht jaren met pensioen en doet nog steeds veel aan sport, tennis, golf en skiën. Skiën in Frankrijk waar hij sinds een jaar vanwege zijn leeftijd gratis de afdalingen kan maken. Het gebied waar hij komt heeft een gratis skipas voor de leeftijd vanaf 72 jaren. Samen maken ze ook lange en mooie reizen, die ze vaak op internet opzoeken en boeken. Met hun kinderen en kleinkinderen hebben ze goed en intensief contact. Dalen en pieken wisselen elkaar in het leven af en ook bij hen ging dat zo. Tot nog toe mogen ze niet mopperen op hun gezamelijk bestaan. De theologie heeft weer wat aantrekkingskracht gekregen maar de benadering hiervan gaat dan middels de filosofie. Spinoza, Leibnis, Hegel,Kant, Levinas en ook de bekende amerikaanse filosoof Daniel C. Dennett trekken hem aan. Ook de engelse theologe Karen Armstrong en de uit Nederland afkomstige protestantse theoloog H.M.Kuitert spreken tot hem. God en Godsbeelden horen bij elkaar in het menselijke leven. In God geloven is goed en van daaruit handelen is ook goed, zelfs als groep. Maar je eigen handelswijze of het groepshandelen opleggen aan anderen is onjuist. Dat tast het wezen van de individuele vrijheid aan en ook het wezen van de democratie. Daarover ging het ook in Godsbeelden aan het begin van het blog en daar eindigt het ook mee.
De filosoof Immanuel Kant: Jezus Christus is een idee of ideaal of voorbeeld, die of dat gepersonificeerd is. De historiciteit van deze persoon is overbodig en zelfs schadelijk. Jezus verpersoonlijkt het ideaal van de menselijke zedelijke volmaaktheid. Geloven is dan primair een handelen pas daarna een "wetën".