Een van de beelden die we van God hebben is dat Hij de schepper is van hemel en aarde. In allerlei geschriften van de wereldgodsdiensten treffen we scheppingsverhalen aan. In Het Oude Testament treffen we zelfs twee verhalen aan over het ontstaan van de aarde en de mens als hoogste wezen. In genesis hoofdstuk 1 van vers 1 tot en met hoofdstuk 2 vers 4a vertelt de schrijver het ontsaan van alles in 7 dagen en dan rust God uit van alle vermoeienissen. Dat is het zeven-dagen verhaal. Lezen we verder, dan volgt van hoofdstuk 2 vers 4b tot het einde van het hoofdstuk 3 een nieuw scheppingsverhaal, het paradijsverhaal met de val van de eerste mensen. Het eerste verhaal stamt van ongeveer de 6de eeuw voor Christus en het paradijsverhaal, dat veel ouder is,van ongeveer de 9de eeuw voor Christus. In beide verhalen gaat het erom dat God de schepper is van al wat bestaat en dat Hij zag dat alles goed was. Maar zo gauw de mens verantwoordelijk wordt gesteld over die schepping gaat het mis. In feite gaat de schrijver uit van de dagelijkse realiteit De mens maakt een puinhoop van de schepping en is geen goede rentmeester over wat hij als het ware in de schoot geworpen kreeg, om niet. De schrijver worstelt met dit gegeven en omdat hij heilig in de goedheid van God gelooft ( zijn Godsbeeld ) geeft hij in een mytisch verhaal de mens de schuld. De mens wil in zijn hoogmoed zijn als een God.
Zo is het nog steeds. Gelovigen zien God als de Algoede en de mens als een zondig wezen. Toch zouden we de vraag eens moeten stellen of er een dergelijk God bestaat. Eigenlijk is het meer een filosofische vraag, die ik stel: kan vanuit het Oneindige en het Algoede het eindige en zondige ontstaan. Met andere woorden, kan vanuit een dergelijk Wezen het eindige en gebrekkige voortvloeien zonder dat hij in zijn Wezenlijkste Zijn wordt aangetast?
|