Het was ongeveer elf uur in de avond dat er werd aangebeld. De huishoudster lag reeds op bed. Zowel kapelaan als pastoor liepen naar de voordeur om te zien wie op dat late uur aanbelde. De pastoor deed open en keek in het gezicht van een man, die hem zei mee te komen naar de voor de deur staande auto. Achter het stuur zat een iets oudere man, die aardig zenuwachtig was."Wat is er aan de hand?", vroeg de pastoor. "Wij hebben een dode man gevonden en we dachten dat het goed was om bij u aan te bellen, zodat hij kan worden bediend met het sacrament van de stervenden". Wat was er gebeurd? De twee mannen hadden op hun rit terug naar huis op de dijk iets zien liggen. Waren gestopt om te kijken en tot hun schrik zagen zij dat het een man was die daar doodstil lag. Zij zagen al gauw dat de man inderdaad niet meer in leven was. Maar wat nu te doen? Zij meenden de man, die rond de tachtig jaren was, ook te herkennen. Dus dachten ze er goed aan te doen hem in de auto te leggen en naar zijn huisadres te rijden. Daar aangebeld, vertelden ze dat zij vader en opa Jan dood op de dijk hadden aangetroffen en dat hij nu in hun auto lag. "Maar dat kan helemaal niet, vader zit binnen te kaarten met twee vrienden". Wie was het dan? Mogelijk zou de koster het wel weten en dus vertrokken ze naar het huis van de koster. Die herkende de man echter niet en raadde aan naar de pastorie te gaan om de man het laatste sacrament te laten ontvangen. De pastoor streek met zijn hand over zijn haren en zei tegen de kapelaan dat hij niet wist wat te doen. Mocht hij nu wel of niet het sacrament toedienen. De man was tenslotte niet stervende maar dood. De kapelaan vond dat de pastoor het wel moest doen al was het alleen maar voor de familie. Doch de pastoor wilde zekerheid omtrent zijn handelen. Tegen de de wachtende mannen zei hij dat hij even naar binnen moest om na te gaan of het nu wel dan niet kon. De pastoor bleef vijf minuten weg, tien minuten, een kwartier....... De mannen kregen er genoeg van, de kapelaan was inmiddels weer naar zijn kamer gegaan, stapten in hun auto en reden weg. Toen de pastoor na ongeveer een half uur terug kwam, ontdekte hij dat mannen en lijk verdwenen waren. Die waren op weg naar het ziekenhuis, bleek later. In de loop van de volgende dag hoorde de kapelaan van parochianen hoe het verhaal over een rondtrekkend lijk al de ronde deed. En natuurlijk ook over de pastoor met diens scrupule. Overigens begreep de kapelaan niet waarom de politie niet was gewaarschuwd, die had toch eerst het lijk op de dijk moeten controleren op eventuele geweldsporen. "Maar ja, zo gaat dat zeker in deze parochie", dacht hij.
|