Ik ben Van Camp Alfons, en gebruik soms ook wel de schuilnaam fonne - ennof - fons - alfons - fonsvc - alfie.
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is gepensionneerde politieman.
Ik ben geboren op 29/12/1935 en ben nu dus 88 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: genealogie - voetbal - zwemmen en tennis.
Deze keer vertellen we over "de Gilles" , een kleine man uit de 4° wijk met een bijna tandeloze mond en een enorme wrat op de kaak. Steeds staken zijn handen met zwarte nagels ver uit zijn pitteleersmouwen. Op het hoofd droeg hij een versleten hoge hoed. Zijn verharde schoenen waren vooraan omgekruld.
Gilles was de duivel-doet-al van het Sint-Andries-kwartier. Al de trouwers van de 4de wijk begeleidde Gilles met zijn muziek naar het stadhuis. Hij sloeg op de triangel terwijl twee andere muzikanten viool en fluit speelden. Van het stadhuis trok de dansende stoet naar de typische wijkherbergen.
s' Morgens leerde Gilles de schooljongens van Sint-Adries die hun eerste communie gingen doen de lastige catechismusvragen. Het was een wonder hoe hij erin slaagde de moeilijke teksten in de hoofden van de bengels te krijgen. Gilles vroeg aan de ouders van de communicanten de luttele som van drie centen per week voor zijn catechismuslessen, wat de mensen hem graag gaven. Op verzoek van de mannen van de 4de wijk kwam Gilles hen thuis de baard scheren. In de achterzakken van zijn pitteleer zaten een zeepdoos en een vouwzakje met scheermessen. Na het scheren nam hij zijn rode neusdoek met witte bollen en wreef daarmee het zeepschuim van het gezicht van de geschorene. Geen haartje van de baard bleef staan ! Toen hij op een keer de grote Vicario uit de Schoytestraat moest scheren, stond de kleine Gilles op een omgedraaide lege vuilnisbak omdat hij anders het gezicht van Vicario niet bereiken kon.
Gilles fungeerde ook als getuige bij notariële akten van meester Haenegraeff, van meester Gheysens, van meester Sevestre en van meester Van den Weyngaert. Hij ondertekende met een gerust gemoed al wat men hem aanbood.
Ook de beroemde pastoor Visschers van de Sint-Andrieskerk deed dikwijls een beroep op de kleine Gilles om met de berechting mee te gaan en de bel te luiden. Gilles hielp de pastoor ook in de kerk en kreeg hiervoor twee stuivers per kerkdienst.
De kleine Gilles genoot ook het voorrecht om in het winkeltje van vader Koeckx aan de Voddenstraat de onvolledige tijdschriften en de loshangende boeken in een grote mand te sorteren. Als niemand wat begreep van een eigenaardig geschreven boek, nam Gilles het mee naar zijn kamer om er in te snuffelen. Geen boek was hem te groot zodat kwajongens uit de buurt hem soms vroegen waar dat boek met dat ventje heen ging.
Jonge moeders die hun baby's graag zelf zoogden, riepen ook de hulp van Gilles in wanneer hun zware borsten geen melk uitlieten. Voor drie stuivers hielp Gilles dan de moeder en het kind door zelf de eerste trekken aan de borst uit te voeren.
Zo leefde Gilles in de 4de wijk. Als triangelspeler bij bruiloften, als baardscheerder, als catechismusleraar, als getuige bij notariële akten, als helper in de kerk en als "zuiger" bij kraammoeders met moeilijkheden.
Geen wonder dat heel de 4de wijk zijn lijk volgde bij zijn begrafenis.
Gilles werd een onvergetelijke figuur uit de Parochie van Miserie.
Folkloristische figuren - Janneke de zolderzeiker -
Janneke de zolderzeiker
In deze folklorerubriek behandelen we deze keer Janneke de Zolderzeiker wiens ware naam Jan - Baptist Van den Brandt was. Jan woonde aan het bekende Antwerpse "kantje". Hij was klein van gestalte en zijn korte beentjes sloegen bij het gaan steeds in buitenwaartse richting. Zijn hemd hing altijd los aan zijn lichaam. Zijn voeten staken steeds in veel te zware schoenen. De zakken van zijn vest raakten uit hun gewone vorm door het meedragen van grote hoeveelheden stenen, die hij gebruikte om de straatjongens die hem met stenen bekogelden van antwoord te dienen. Straatkinderen waren zijn ergste vijanden. Ze scholden hem uit voor Kantjesdief, Telloorkeslikker en Zolderzeiker, de bijnaam waardoor hij het meest bekend raakte.
Als helper werd hij door Henri Boone aangenomen om zijn paardenmolentje voort te duwen. Daarvoor moest hij met zijn houterige beentjes steeds in de ronde lopen. Onder de tonen van een orgel duwde hij het molentje met witte en zwarte namaakpaardjes voort tot grote vreugde van de stralende kleuters. Wanneer ze erin lukten de ring los te trekken van de bal die steeds over hun hoofden heen en weer vloog, leverde dit voor de kinderen gratis een extra ritje op.
Op de Vrijdagmarkt werd Janneke veel gezien bij de veilingen. Als een rijke heer of een welgestelde dame één of ander meubelstuk gekocht had, bood hij steeds zijn hulp aan om het bij hen thuis te brengen in de hoop van een fooitje van hen te ontvangen. Soms gebeurde het wel eens dat hij van herbergvrienden te veel jenever kreeg. Op een keer was het voor hem dan ook zeer moeilijk een spiegel bij de eigenaar te brengen daar hij dronken door de straten heen en weer laveerde. Hij viel er uiteindelijk mee en belandde in de goot tussen de scherven van de spiegel.
Jan de Schuyter vertelt in zijn boek "Antwerpse typen" dat Janneke de Zolderzeiker eens door drie "pottenpakkers" gegrepen werd aan een hoekhuis van de Arenbergstraat en de Lange Gasthuisstraat. Tervergeefs probeerde Janneke erboven uit te komen. Toen voorbij- lopende straatjongens dat opmerkte was Janneke voor hen weer een gemakkelijke prooi en ze bekogelden hem voor de zoveelste maal met straatstenen.
Janneke ging ook dolgraag naar een overdekte markt, "Cité" genaamd, waar hij al de vrouwen kende die er een stand hadden. Voor hen mocht hij hun boodschappen doen. Soms mocht hij de restjes van hun maaltijd opeten. Het gebeurde ook wel eens dat hij zich in "de Cité" verborg om er de nacht onder een kraam door te brengen.
Wanneer de eigenaar van de paardenmolen Henri Boone naar het Sint-Andrieskwartier verhuisde en er een logementhuis op het Scheldeken bewoonde, ging Janneke met hem mee. Daar installeerde hij zich op een zolderka- mertje. In de 4de wijk noemde men hem algauw " Janneke de Zolderzeiker".
Hij overleed in juli 1902. De kranten schreven dat men in de vastzakken van de dode stenen aantrof.
Folkloristische figuren - " 't Is weeral Laguerre ! "
t' Is weeral Laguerre !
Volgens de akte van de burgelijke stand was de echte naam van Laguerre Hendrik Ferdinand Quarteer, zoon van Jozef Jan Baptiste, geboren in Schelle en van Elisabeth Huyens, wonend in de Schoytestraat.
Als kleine jongen interesseerde hij zich niet het minste voor de school en lapte het studeren aan zijn laars. Nochtans had zijn vader plannen om van hem iets meer te maken dan het lot dat de meeste kinderen uit het Sint- Andrieskwartier te beurt viel. Maar de vader van Laguerre overleed in 1832 in de Boeksteeg. De jongen was toen nog geen 7 jaar. Daarna maakte het gezin droevige jaren mee. Als jonge knaap had Laguerre het grootste plezier om te dwalen langs de foorkramen op het Burcht- kerkhof. Wanneer een goochelaar een jongen vroeg om hem bij een nummertje te helpen, was Laguerre steeds de eerste die spontaan en blij dit aanbod aanvaardde.
Laguerre woonde in de 4de wijk op een zolderkamer in de Sint-Andriesstraat, in het huis dat tegen de kerkmuur gebouwd was. Hij was meestal gekleed in een lange jas, een geruite broek en een hoge hoed. Boven zijn mond groeide een puntige snor. Met zijn wandelstok draaide hij steeds in het rond.
Voor de straatkinderen die hem naliepen, haalde hij telkens wat geld uit zijn jas en wierp die muntstukjes voor hun voeten op de keien. Men zag Laguerre in die tijd ook veel te paard. Op het oude beest reed hij kaarsrecht door de straten. Niemand wist waar hij het geld vandaan haalde om het bier en de wijn te betalen die hij bijzonder graag tot zich nam. Heel de dag door rookte Laguerre ook dikke sigaren.
Werken had men hem nog nooit zien doen. Hij haalde wel wat goocheltoeren uit en voorspelde soms de toekomst als waarzegger. Omdat het goochelen hem fel aansprak ging hij in de leer bij Courois. Toen hij volgens hem alles afwist van het "schamoteren", verliet hij de school en vertoonde zijn kunsten op de kermissen.
Nu eens verging het hem goed en dat kon je merken aan zijn uiterlijk : een gouden uurwerk, een speld met een diamant en gelakte laarzen. Dan weer had hij eens minder geluk en vertoonde zich in een gewone blauwe kiel.
Op één van zijn tochten werd Laguerre verliefd op een 18jarige paardrijdster van een circus. Zij ging echter niet op zijn aandringen waardoor Laguerre zijn verdriet probeerde te verdrinken en langzaam aan de drank verslaafd geraakte.
Na een terechtstelling van de boetstraffelijke rechtbank van Kortrijk moest hij 3 maanden gevangenis uitzitten voor het aftruggelen van geld. In juli 1863 kwam hij in het gesticht van de Sint-Richusstraat terecht. Toen hij daar ontslagen werd, verhuisde hij naar de Sint-Antoniusstraat. Na nog even naar Sint-Niklaas uitgeweken te zijn, merkte men hem 2 jaar later terug in Antwerpen. In 1866 werd hij aan de werf aangehouden omdat hij toen zonder middelen van bestaan was. Hij werd opgenomen in het ziekenhuis en overleed te Gent op 9 mei 1967.
Zo populair is Laguerre geweest dat zijn naam nog steeds dient voor een Antwerps gezegde, dat aantoont dat er wat schort in de relatie tussen mensen. Men zegt inderdaad bij ruzies en twisten : " 't is weeral laguerre ! "
X.694.- - VAN HAL Guillaume ° Antwerpen in het jaar 1751 - - - + Antwerpen, MA 31.10.1808, om 11.00 uur 's avonds in de woning gelegen S3/1747 (= St.-Jorispoort 138). Hij was 57 jaar oud. (OA zonder/nr, dd. 2.11.1808, Antwerpen) - - - - - Man van : X.695.- - VERSTRAETEN Anna Catharine = Antwerpen, in de St.-Andrieskerk op WO 23.2.1752 Dochter van : - Jois VERSTRAETEN, - zie XI.1390 -, en - Petronella JACOBS - zie XI.1391 - - - - - - - - - - - - Kind uit dit gezin : X.694.1.- VAN HAL Isabella ° Antwerpen in het jaar 179O - zie IX.347 - - OUDBETOVERGROOTMOEDER -
X.692.- - KERCKX Franciscus ° Antwerpen, DI 5.2.1760. Zoon van : - Egidius Franciscus KERCKX - zie XI.1384 -, en - Anna Catharina GOETVRINT - zie XI.1385 - - - - + Antwerpen, DI 14.5.1844 in de namiddag, in zijn woning gelegen in het nr S3/1892 (= St.-Joris- poort 76) Hij was 83 j. - 3 mnd en 9 d. oud. (OA nr 906, 15.5.1844, Antwerpen) - - - Man van Stammoeder : X.693.- - VANDENBROECK Adrienne ° Antwerpen in 1761 Dochter van : - Adrien VANDENBROECK - zie XI.1386 -, en - Jeanne Marie VERSCHUEREN - zie XI.1387 - - - - + Antwerpen, DO 20.8.1818, om 4.00 uur 's morgens in haar woning gelegen in het nummer S3/1883 (= St.-Jorispoort 102) Zij was 57 jaar en 3 maand oud. (OA nr 943, dd. 21.8.1818, Antwerpen) - - - - - - - - - - - Kind uit dit gezin : X.692.1.- - KERCKX Simon Joseph ° Antwerpen 1788 - zie IX.346 - - BETOVERGROOTVADER -
Folkloristische figuren uit het Sint-Andrieskwartier - Zotte Rik -
Zotte Rik
Zotte Rik kwam op 10 november 1854 ter wereld als een onwettig kind van Maria Theresia Geley, beter bekend onder de naam van "Mie Citroen". Nog geen twee jaar oud week hij met zijn moeder uit naar Breda. Een jaar later verhuisden ze naar de Kaasstraat 13 te Antwerpen. Zij woonden een tijd in 't Schipperskwartier waar zijn moeder in het huwelijksbootje stapte met Henricus Van Aken, die haar kind erkende en wettigde.
Rik, 10 jaar oud, zou voortaan Rik van Aken heten. Het huisgezin kwam zich nu voorgoed vestigen aan de Lange Ridderstraat 1 waar Mie Citroen met fruit leurde en later een winkeltje zou houden. Hier ravotte Rik op straat met de kinderen van zijn 'kantje'. Bij het spel aan een huis in opbouw kreeg hij een klad kalk in het oog, waardoor hij aan één oog blind werd. Door zijn kameraadjes werd hij de "Schele" of de "Lodderoog" genoemd. Alsof dit nog niet genoeg was, liep hij tijdens een aanval van hete koorts de straat op. Zijn gezond-heidstoestand verergerde, zodanig dat hij begon "te spelen". Rik was niet krankzinnig geboren, want hij kon lezen en schrijven. Toch kon hij sindsdien geen stiel aanleren. Vanaf dat ogenblik zou iedereen hem leren kennen als "Zotte Rik".
"Houd-a-zot, dan moette nie warreke", herhaalde hij aan al wie het horen wou. Mie Citroen dacht er nochtans anders over. Voor dag en dauw vloog hij van zijn strozak af om naar de vroegmarkt groenten en fruit te halen. Zotte Rik was gelukkig wanneer een hele bende straat- kinderen hem naliep, waar hij schriften, griffels en prentjes kon uitdelen. Het geld hiervoor haalde hij 's zondags op bij vrienden en kennissen.
Met zijn pagadders maakte hij ook muziek. Hij stelde ze op in rijen voor de taptoe. Dan haalde hij zijn mirliton te voorschijn en gaf de toon aan. En weg waren ze.
Met de straatbengels speelde hij ook "gardecivique". Op een mooie dag haalde hij het zelfs in zijn hoofd voor politieagent te spelen, aan de huisdeuren te bellen en de mensen te bekeuren omdat ze hun vuiulnisbak buiten hadden laten staan.
Dit woelig leven en vooral het overdadig drinken hadden Rik geen goed gedaan. Zienderogen ging hij achteruit, zodat zijn familie besloot hem in een rustige omgeving te plaatsen. Zo werd hij in 1907 bij een boer in Geel uitbesteed.
Als gevolg van de veelvuldige zenuwaanvallen was men genoodzaakt hem in een krankzinnigengesticht te Mortsel te plaatsen waar hij op 12 maart 1909 stierf.
X.690.- - BENOIT (ook BENOY) Petrus ° in 1756 - - - Man van : Stammoeder : X.691.- - DOM Joanna Christina ° Antwerpen ca 1753 à 1754 Dochter van : - Gerard DOM - zie XI.1382 -, en - Madelaine LARICK - zie XI.1383 - - - - + Antwerpen, WO 1.12.1819, om 9.00 uur 's morgens in haar woning gelegen S4/1092 = St.-Antoniusstraat 47 Zij was 55 jaar en 8 maand oud. (OA nr 1578, dd. 2.12.1819, Antwerpen) - - - - - - - - - - - Kind uit dit gezin : X.690.1.- - BENOIT Barbara ° Antwerpen, VR 28.11.1783 - zie IX.345 - - OUDBETOVERGROOTMOEDER -
Beste bezoekers, hier zijn we dan weer ! We waren even gestopt om de gegevens van de familie Horemans aan te vullen, maar de reden was dat ik eerst interessante gegevens en foto's ontving over de folklo- ristische figuren uit het Sint-Andrieskwartier, waarvan jullie reeds enkele kunnen bewonderen in de volgende berichten.
Maar nu gaan we verder met onze :
Stamvader :
X.686.- - COSTERMAN Josephus - geen verdere gegevens - - - - Man van : Stammoeder : X.687.- - TILBURGHS Joanna - geen verdere gegevens - - - - - - - - - - - Kind uit dit gezin : X.686.1.- - COSTERMANS Maria Catharina ° Zundert (NL), MA 6.3.1789 - zie IX.343 - - OUDBETOVERGROOTMOEDER -
Folkloristische figuren uit het Sint-Andrieskwartier - Zatte Nel -
Zatte Nel
Deze volksvrouw woonde aan de rand van de Luizenmarkt. Deze visleurster was - zoals haar bijnaam al laat vermoeden - meer dronken dan nuchter.
Ze had haar woonst aan de "strontpoort" in de St.-Jansstraat, de huidige Aalmoezenierstraat. Ze deelde een binnenplaats met de andere rare kornuiten van toen. 's Avonds laat kwamen honden en zatlappen achter de dikke deuren van de poort hun behoeften doen. Vandaar de bijnaam "strontpoort".
Zatte Nel had regelmatig de hele straat nodig om zich voort te bewegen. Er werd verteld dat ze zich menige keer aan haar stootkar met vis moest vasthouden om haar evenwicht te kunnen behouden.
Eén van de gekende volkstafereeltjes uit de "Parochie van Miserie" speelde zich af toen Zatte Nel "per ongeluk" in de groep kinderen van Zotte Rik gesleurd werd. Rik bracht toen één van zijn typische serenades, zittend voor haar op de knieën en haar beide handen vasthoudend. Hij zong toen voor haar op een zeer aandoenlijke toon het lied van Napoleon de Grote. Dit vrolijk spektakel bracht spoedig heel wat volk op de been in de Luizenmarkt. De omstanders vonden het zo plezierig dat ze Rik en Nel trakteerden op een pint in een naburig staminee.
Lode Sebregts vertelt in zijn boek "Drie generaties Sinjoren" hoe Zatte Nel aan haar einde kwam. In een café in de Verbondstraat moest ze naar de W.C., ze opende in de donkere gang een verkeerde deur en viel in de kelder. Ze moet direct dood geweest zijn.
Folkloristische figuren uit het Sint-Andrieskwartier - Stien Mattot -
Stien Mattot
Deze keer vertellen we over de vioolspeelster Stien Matot.
Deze volksvrouw was de grootmoeder van de Bacot's, een bekende familie uit de Antwerpse 4de wijk. Onder haar leiding speelden muzikanten in café "Het Zonneken" gelegen in de Sint-Rochusstraat. Deze herberg stond aan de overkant van de beroemde "Schuif" van het Vondelingenhuis. Onze muzikale Stien zwaaide hier de scepter toen de wasvrouwen van het Sint-Andrieskwartier hier de 1ste mei kwamen vieren. Dankzij Stien en haar medespeelsters konden de wasvrouwen voor even hun miserie vergeten door de feestelijke sfeer die er toen heerste.
Ook de straatkermis van de Sint-Rochusstraat werd opgevrolijkt door Stien Matot en haar trawanten. Het café "Zonneken" was uiteraard weer het trefpunt van alle pretmakers. Bij het schijnsel van een vetlamp klonken de deuntjes tot laat in de nacht. Wanneer Stien en haar muzikale vrienden moegespeeld de instrumenten neerlegden betekende dit evenwel niet het einde van de kermis. Het was een startsein voor een zwelgpartij die tot in de vroege uurtjes en die menig muzikant 's anderendaags een kanjer van een kater bezorgd.
Voor velen was zij de beste vioolspeelster van de Parochie van Miserie.
Folkloristische figuren uit het Sint-Andrieskwartier - Mie Citroen-
Mie Citroen
Mie Citroen werd op 11 maart 1837 geboren als Maria-Theresia. Haar wieg stond in een krotwoning bij de "Blauwe Toren" aan de Vuil Rui, de huidige Oude vaartplaats.
Haar moeder heette Joanna Clingen. Deze Joanna had nog twee andere onwettige kinderen. Het was geen kleinigheid om haar drie kinderen op te voeden. Ze leefden in de grootste armoede.
Op 14 juli 1847 huwde Joanna Clingen met matroos Henri Geley. Hij wettigde de kinderen en erkende ze. Zeven maanden later kreeg Joanna nog een kind, en binnen de twee jaar kreeg ze nog twee andere nakomelingen. Het kleine loon van de zeeman was niet voldoende om 6 kinderen te voeden. Joanna was dus verplicht om te gaan werken. Daardoor liet ze haar kinderen aan hun lot over.
Zo kwam het dat Mie Citroen een jeugd kende van diepe armoede en miserie. Van opvoeding was geen sprake.
Mie Citroen werkte als 14-jarig meisje bij een naaister om wat bij te verdienen.
Op 17-jarige leeftijd kreeg Mie Citroen een zoon : Henricus Geley, die later onze volksfiguur Zotte Rik zou genoemd worden. Zijn beeld is nu vereeuwigd in onze reus van het Sint-Andrieskwartier.
Toen ze 19 jaar oud was, verhuisde ze voor een jaar naar Breda. Terug in Antwerpen beviel ze van een tweede onwettig kind, deze keer een dochter. Toen woonde ze aan de Kaasstraat.
Negen jaar later huwde ze met Henricus Van Aken. Zotte Rik was toen 10 jaar oud.
Het gezin vestigde zich toen aan de Lange Ridderstraat. In de parochie van Miserie kreeg Mie Citroen toen een leurtoer met fruit. Later opende ze een winkel.
In de opvoeding van haar zoon Rik had ze het niet gemakkelijk. Ze weten dat zoonlief liever luid dan moe was. Zijn devies was toch : "Houd oe zot, dan moette ni warreke".
Folkloristische figuren uit het Sint-Andrieskwartier - Mie Trottinet -
Folkloristische figuren uit het St.-Andrieskwartier.
In het Sint-Andrieskwartier van die tijd bestond er een soort lui, die het middel vonden en den drang voelden om nog verder uit de band te springen dan normaal, hetzij door hun levenswijze, hun optreden of eenvoudig door hun verschijning.
Wij zullen in onze rubriek "Folkloristische figuren" er een 25tal voor het voetlicht brengen.
We beginnen vandaag met :
MIE TROTTINET Celina Hannes, echtgenote Montens, bestelde 26 jaar lang telegrammen. Op een zekere dag bracht haar zoontje een autoped ("trottinet" in het Antwerps dialect) mee naar huis. De jongen had ze gekregen van een vrouw die vele oude spullen bijhield. Celina zag in deze tweewieler het ideale vervoermiddel om haar telegrammen vlugger besteld te krijgen. De volgende morgen zag het volk van het Sint-Andrieskwartier Celina "per trottinet" door de straten snorren. Celina woonde in een pittoresk steegje in de Lange Riddersstraat 79. Dit stemmig plekje heet "De Witten Griffoen". Later verhuisde ze naar de Pachtstraat nr 3. Jarenlang reed Celina in onze folklorestoeten. Za nam dan altijd plaats in een old-timer naast Hector De Groote, die steeds een sombrero op het hoofd droeg. De anecdote doet de ronde dat Celina eens een pils bestelde in een café aan de Zuiderdokken. De ober verstond haar niet goed en bracht haar een whisky die ze prompt leegdronk. Nadat ze naar buiten ging en vlug haar "trottinet" opstapte, reed ze pardoes de Zuiderdokken in. Door onderkoeling bevangen werd ze nadien naar het Sint-Elisabethziekenhuis overgebracht, waar ze "op de blauwe steen" in het dodenhuis werd gelegd. Na 24 uur kwam Celina bij en vluchtte in haar doodskleed de kliniek uit.
Nu dat wij bijna aan het einde zijn gekomen met het inbrengen van de stamboomgegevens van de familie HOREMANS, die ofwel opgegroeid of gewoond hebben in het Sint-Andrieskwartier, gaan we ons nog verder verdiepen in deze "Parochie van Miserie".
Dit bericht is in feite het vervolg van ons bericht dd. 23.7.2005 "Historiek van het Sint-Andrieskwartier".
Wij kwamen op dit idee bij een bezoek aan het Cultureel Ontmoetingscentrum (coSTA) aan de Sint- Andriesplaats 24, waar wij hartelijk ontvangen werden door "Jef" de cantinehouder en de heer Pierre Van den Bergh, secretaris van het centrum.
Dank zij hen werden wij uitgenodigd op de receptie van de tentoonstelling "Wonen in St.-Andries" dd. 4.9.2006, die geopend werd door Schepen Heylen, in het bijzijn van Burgemeester P. Janssens, Schepen Voorhamme, verschillende historici en vooraanstaanden.
De heer Van den Bergh deed het voorwoord en de talrijk opgekomen bezoekers hingen werkelijk aan zijn lippen wanneer hij in het kort de geschiedenis vertelde van het wel en wee in de Lange Ridderstraat.
Met de door hem bezorgde documentatie geraak- ten wij werkelijk in de ban van het verleden, mede door de talrijke tentoongestelde foto's.
Het initiatief voor deze tentoonstelling ging uit van Brandpunt 23, een groep van sociale fotografen en dat sociale onderwerpen zoals het Sint-Andrieskwartier, voor de hand liggen, is begrijpelijk. Er werd gefocust op de "Ridderstraat" een straat die typisch is voor het kwartier en wel misschien voor heel Antwerpen.
Deze tentoonstelling is nog dagelijks toegankelijk tot en met 1 oktober van 9.00 tot 17.30 uur, behalve op maandag. Adres : coSTA, St.-Andriesplaats 24, Antwerpen.
In de toekomst zullen er nog steeds aanvullingen op de stamboom volgen, maar ook beschrijvingen van de gekendste straten, alsmede enkele "folkloristische figuren" uit het Sint-Andrieskwartier.
…Gespuis, stumperds, ellendelingen, bandelozen… à 1. Uit: { DE LATTIN A. – De politie waakt – 1976 – p. 101 } De verschrikkelijke 4de of Sint-Andrieswijk… Verslag van haar commissaris in het jaar 1841: 9.500 tot 10.000 behoeftigen meer dan in andere stadswijken. De bewoners onderscheiden zich door hun rumoerigen geest. Enkele hunner straten zijn de gewone verblijfplaats van ontslagen tuchthuisboeven en van al wat uit de samenleving gestooten is. Reeds in 1831 waren er 161 herbergen voor de volksklas. Sedertdien steeg hun aantal haast met den dag. Veel plezier: Niet minder dan vier parochiekermissen en bovendien verscheidene markten. Allen zijn van bijzonderen aard en eischen een bijzonder politietoezicht. In de straatjes krioelt het van het gespuis. Breekt het uit zijn wijk, dan is het om elders den boel op stelten te zetten. En respect voor de burger, geen zier. Op de “promenade publique”, tusschen de Harmonie en de Begijnenpoort, paradeeren bij zomerdag de deftige Antwerpenaren met al de leden van hun gezin. Het is er landelijk, het is er lommerlijk en men kan er elkaar bewonderen en salueeren volgens de regels van het burgerlijk fatsoen. Opgepast echter voor het jonge galgenaas uit de Steenberg- en Rochusstraat. Iedere wandelaar die met een witten hoed gesierd is, krijgt een karrevracht beleedigingen naar den kop. In beleedigingen is trouwens het Sint-Andrieskwartier de baas. De tong is scherp en geslepen en niemand hoeft er naar zijn woorden te zoeken. Louis Eeckhout, de bleeker uit de Rochusstraat, is zeker een rustig burger, en zijn dochter Theresia het fatsoenlijkste meisje dat men zich droomen kan. Zij denkt dan ook het volle recht te hebben in de wijk te wandelen. Zij vergeet alleen dat zij de spruit van een burger is, dus eigenlijk niet in het lijstje van de wijk past. Twee feeksen uit de Boeksteeg gaan haar te lijf, spuwen haar in het gelaat, geven haar een klap, schelden haar uit voor hoer, dievegge der weezen, canaille. De reden? Vader Eeckhout moest geld van hen hebben en had het den vorigen dag aangedurfd het hun te vragen… à 2. Uit: { POFFE E. – Plezante mannen in een plezante stad. - 1913 - p. 226. } De bevolking van de Vlierstraat was wel het wonderlijkste samenraapsel van stumperds en ellendelingen dat ge verdenken kondet. Het huisraad en porseleinwerk stond voor de vensters uitgepakt, of beter gezegd voor de luchtgaten, want ruiten waren gewoonlijk afwezig, uitgegooid door de kinderen of uitgeslagen door de vechtende ouders. à 3. Uit: { VAN CAUWENBERGH G. – Gids voor Oud Antwerpen – 1975 – p. 123. } Sint-Andrieskwartier, vierde wijk, parochie van miserie, luizenmarkt, rode burcht – allemaal namen om één en dezelfde wijk aan te duiden. Een programma, een calidoscoop waarin zowel de berusting in het lot van verschoppeling, volkse vroomheid, als het verzet tegen de ellende aanwezig zijn. à 4. Uit: { De LATTIN A. – Dit waren Gemini’s kinderen – 1957 – p. 157 } De meeste zwervers en bandelozen resideerden, voor zover zij ergens iets of wat vast hokten, in het Sint-Andrieskwartier. Daar troepten zij tesamen als mieren. In de Kloosterstraat, de Lepelstraat, de Schoytestraat, de Prekersstraat en in al de gangen en steegjes die men in die straten in overvloed aantrof.
Geen wijk in Antwerpen heeft zoveel namen als het Sint Andrieskwartier: de Vierde Wijk, de Parochie van Miserie, de Luizenmarkt, de Rode Burcht. Ze is de wijk van volkse figuren zoals Mie Citroen, Zotte Rik en Lange Sander. Maar ook van grote namen zoals Hendrik Conscience, Door Van Rijswijck, de volksschrijver John Wilms en Lode Zielens.
Het was een typische arbeidersbuurt en uitsluitend bevolkt door de armsten der armen. In de ontelbare gangen en stegen en smalle straatjes, in de dikwijls bekrompen huisjes, woonden een bonte mengeling van leurders, dokwerkers, koffieboonraapsters, zakkenmaaksters, zwervers en bedelaars.
Vandaag is het nog steeds een levendige buurt, waar het aangenaam is om te wonen. De misérie is gelukkig verdwenen, maar enkele mooie pareltjes zoals de Paardekensgang en de Sint Andrieskerk nog niet.
Sint-Andrieskerk
Paardenpoortje of Paardekensgang
In enkele vorige berichten beschreven wij reeds enkele gekende straten in Antwerpen. Sommige zijn verdwenen, en sommige bestaan nog steeds. Zo is de "Vliersteeg" één van die stegen die nu niet meer bestaan. Thans noemt zij zich als Korte -en Lange Vlierstraat, waarvan de ene uitkomt in de Nationalestraat (de vroegere Boeksteeg) en de andere in de Kloosterstraat.
We willen u de kostelijke beschrijving van de inwoners van de Vliersteeg door Edward Poff niet onthouden:
"De bevolking van de Vliersteeg was wel het wonderlijkste samenraapsel van stumperds en ellendelingen dat ge verdenken kondet en de nijverheid, welke men daar uitoefende, zou, mij dunkt, heel goed gepast hebben in een tentoonstelling van wondere kostwinningen. De vrouwen, zij die een 'treksken' van het armenbestuur genoten moesten overdag straat in, straat uit slenteren, met een gieter in de eene, een ijzeren krabber in de andere hand, om de bestaande of toevallige pissijnen te kuischen. Met een geneverneus, een dikke zwartsaaien muts op het hoofd en kousen voor wanten aan hunne handen, sletsten zij op klompen den heelen dag door dik en dun, snapten ondertusschen een stevigen borrel en kwamen 's avonds juist in tijd naar huis, om geregeld een kloppartij met hunnen wettigen echtgenoot te houden. Het huisraad en porseleinwerk stond uitgepakt voor de vensters, of beter gezegd voor de luchtgaten, want ruiten waren gewoonlijk afwezig, uitgegooid door de kinderen of uitgeslagen door de vechtende ouders...."
In aansluiting van wat er over het Sint-Andrieskwartier wordt verteld is dit eveneens een prachtig stukje folklore.