Volgende zomer wordt gestart met de restauratie van het Hof van Busleyden en pas in 2018 zullen de deuren van het vernieuwd stadsmuseum opengaan. Heel de collectie van Busleyden wordt nu overgebracht naar het depot op de Alstomsite. Met de vrijwilligers van de Erfgoedcel Mechelen helpen wij bij de voorbereiding van de verhuis met o.a. het verpakken van objecten. Met zuurvrij papier en kartonnen dozen, inventarislijsten en bubbelplastic proberen we de collectie zo goed mogelijk te beschermen zodat ze later weer in haar volle glorie kan tentoongesteld worden. Ik mocht o.a. helpen met de kantcollectie en vele stukken gingen voor de tweede maal door mijn handen. Want enkele jaren geleden mocht ik, onder leiding van kantexperten Nora Andries en Lieve Vroom, meehelpen aan de inventarisatie van die zelfde collectie.
Danny Ronaldo (DannyVan den Broeck) en zijn vader Johnny (Jan Van den Broeck) zijn officieel cultureel ambassadeur van Mechelen en vanaf september wordt hun circus Ronaldo "stadsartiest". De officiële erkenning gebeurde op het stadhuis van Mechelen. De stamvader van Circus Ronaldo, Adolf - Peter Van den Berghe was uit Gent afkomstig en aangetrokken door het circusleven reisde hij doorheen Europa. Hij zou zijn geboorteland niet meer terugzien. Na jaren rondzwerven kwamen zijn nakomelingen wel terug naar België.
(Interressant: "Van theater Van den Berghe tot circus Ronaldo", door André De Poorter, 1989)
Met de vrijwilligers van de erfgoedcel Mechelen hebben we 173 handgeschilderde decordoeken van Circus Ronaldo geïnventariseerd. De doeken werden tussen 1920 en 1960 geschilderd door de voorouders van de huidige circusfamilie. Het zijn stuk voor stuk prachtige werken. Gedurende 10 maanden reden we elke woensdagvoormiddag naar de loods in Koningshooikt om deze opdracht tot een goed einde te brengen. De doeken werden onhooggehesen, gemeten, genummerd en beschreven, gefotografeerd en dan weer opgerold.
In Het Hof Van Busleyden loopt van 2 december 2014 tot 8 maart 2015 de tentoonstelling "Uw toren is niet af". Daarin worden Mechelen en haar bewoners in de kijker gezet. Sinds 2012 wordt door de Erfgoedcel en de Stedelijke Musea van Mechelen onderzocht hoe het nieuwe stadsmuseum, dat pas in 2018 zal open gaan, er moet uitzien. Zij organiseerden bevragingen met experts, opinievormers, verenigingen en politici in en rond de stad. Daaraan hebben wij actief meegewerkt. Vier thema' die in het nieuwe museum moeten aan bod komen zijn: de ambachten, het religieus erfgoed, diversiteit en de Mechelse geschiedenis.
Er is ons gevraagd om de bijeenkomsten van de kantclub "Etterjefke" op de eerste en derde vrijdagnamiddag van de maand, tijdelijk naar het museum te verplaatsen. Op 5 en 19 december, ( 2 jan. valt weg) 16 januari, 6 en 20 februari, en 6 maart demonstreren wij dus in het museum Hof van Busleyden van 13.30 tot 16.30u. De werkgroep Mechelse kant en de initiatielessen blijven echter doorgaan in de Beiaardschool.
Wij krijgen weer eens de kans om onze vereniging te promoten! Aan alle belangstellenden: van harte welkom...
Van 25 oktober tot 16 november was er in de Kazematten te Ieper een tentoonstelling van oorlogskant uit privécollecties en musea, georganiseerd door het Kantatelier "De Kersekorf". Er waren prachtige kantwerken te bewonderen. Ook de "Reizende Poppy's" waren er tentoongesteld. Een ontwerp van Ulrike Völker werd door kantwerksters uit verschillende landen in verschillende technieken uitgevoerd. Spijtig dat hun namen niet vermeld werden. Ere wie ere toekomt toch?
Al deze klaprozen verwijzen naar het gedicht van John McCrae (1872-1918) en zijn een eerbetoon aan alle gesneuvelden van W.O.I. De kantwerksters van Ieper en omgeving zochten toen hun toevlucht in Franrkrijk. Dat werd duidelijk door de vergrotingen van een collectie postkaarten van het "Oeuvre des Dentellières Belges à Angers".
zicht op de tentoonstelling
"poppy's"
Oeuvre des Dentellières Belges à Angers
Oorlogskant met emblemen van de Grote Mogendheden (Mechelse)
Herbert Hoover (1874-1964) was van 1914 tot 1915 voorzitter van The American Relief Commision in London en van van 1915 tot 1919 voorzitter van The Commision for Relief in Belgium.
Dankzij het Nationaal Hulp- en Voedingscomité en deze Commission for Relief bleven België en Noord-Frankrijk gedurende heel de Eerste Wereldoorlog bevoorraad met bloem, suiker en graan, ondanks Duitse blokkades en bezette gebieden.
De bloem werd in katoenen zakken verpakt in de Amerikaanse molens. De C.R.B. hield streng toezicht op het hergebruik van deze bloemzakken. Ze werden in België verdeeld naar scholen, kloosters, naaiateliers en artiesten. Grote werkplaatsen werden ingericht. Meisjes en vrouwen repareerden, borduurden en versierden de lege zakken met kant. Ze maakten er kussens en soms zelfs kleren van. Afgewerkte zaken werden naar verkooppunten in België, Engeland en de Verenigde Staten gestuurd om nieuwe fondsen te verzamelen. Velen werden ook geschonken aan de leden van de C.R.B. als dank voor de hulp aan de Belgische bevolking. “The Herbert Hoover Presidential Library and Museum” in West-Branch ( Iowa ), heeft een van de grootste collecties “Flour sacks” van de wereld.
Tien miljoen Belgen en Noord-Fransen waren tijdens WO I het slachtoffer van de Duitse bezetting. Reeds in de eerste oorlogsmaanden zag één van de grootste humanitaire acties uit de geschiedenis het licht: de “Commission for Relief to Belgium”, gevestigd in London en afgekort tot C.R.B. Vele Belgische kantwerksters konden beroep doen op dit comité voor het leveren van grondstoffen o.a. draad. Deze leveringen werden gecontroleerd en kwamen alleen terecht bij wie onder toezicht van het C.R.B. stond. Gekende kunstenaars, waaronder Isidore de Rudder (1855-1943) en Fernand Khnopff (1858-1921) werden aangesproken om ontwerpen te maken, geïnspireerd door de gebeurtenissen. Vlaggen, emblemen van de geallieerde mogendheden zoals de Belgische leeuw, de Franse haan, de Amerikaanse adelaar, de Engelse eenhoorn, en zelfs de Russische beer werden er in verwerkt. Ook afbeeldingen van monumenten, weldoeners zoals Koningin Elisabeth en koning Albert, zelfs oorlogstaferelen werden in kant uitgewerkt. Dit is kenmerkend voor deze “War Lace” (oorlogs-kant ) die unieke stukken opleverde en naar Engeland en Amerika uitgevoerd werd. Deze kanten dragen meestal de initialen C.R.B. zodat de dames die ze kochten niet alleen zeker waren dat ze een uniek stuk kant hadden, maar dat ze ook door de aankoop aan liefdadigheid deden. Ze werden ook dikwijls geschonken aan instellingen en organisaties als dank voor de verleende hulp.
Op 4 aug. 1914 vielen Duitse troepen België binnen. “Den Grooten Oorlog” zoals W.O.I genoemd wordt was een feit. De kantwerksters vonden geen afzet meer voor hun kant, luxe product bij uitstek, en konden ook moeilijk aan het nodige materiaal geraken. Onder de auspiciën van het Nationaal Hulp en Voedsel Comité (Comité National de Secours et d’ Alimentation), werd de afdeling “Hulp en Bescherming aan de Kantwerksters” ( Aide et Protection aux Dentellières) opgericht. Een deel van onze kantwerksters echter ontvluchtte de gruwelen van de oorlog en trok naar het buitenland, o.a. naar Engeland, de Verenigde Staten en Nederland. Daar gingen ze weer aan hun kantkussen zitten. Er werden tentoonstellingen ingericht en kanten verkocht ten voordele van de vluchtelingen en oorlogsslachtoffers.
Bertha De Blezer (1890- 1962) kantwerkster uit Mechelen, vertrok naar London en vandaar verder naar New-York. Zij nam er deel aan talrijke tentoonstellingen voor kunstambachten en huwde er met de Mechelse kunstschilder Karel Verschaeren ( 1881 - 1928). In 1919 kwamen ze terug naar Mechelen.(zie verder bij EGD Grenzeloos)
Mr. A. Joosen uit Mechelen kreeg een herinneringsdiploma voor zijn medewerking aan de "Exposition Belge". Die werd op 22 – 23 en 24 juni 1915 in “The Market Hall” van Taunton in Engeland georganiseerd. In sectie II A waren kant en borduurwerk te bewonderen en demonstreerden “Belgian Refugee Lace Workers”.
Alfred Ost (Zwijndrecht 1884 – Antwerpen 1945) vluchtte met zijn familie naar Nederland. Hij tekende o.a.de kaart voor een “Tentoonstelling van Belgisch Kant- en Kunstnaaldwerk” in het Stedelijk Museum te Amsterdam, van 15 december tot en met 21 december 1917.
uit de brochure: "Exposition Belge"
ontwerp van A.Ost voor de tentoonstelling in Amsterdam.
Zoals ieder jaar zullen wij met onze kantclub te gast zijn op de erfgoeddag in de Lamotsite. Op de vraag: “Waarom verlieten kantwerksters hun geboorteland en hoe komt het dat de kant zich over grenzen heen bijna door heel Europa en tot in Amerika verspreidde?” probeerden wij een antwoord te vinden. Heel dikwijls weken ze uit omwille van vervolgingen, oorlogen of armoede en in hun nieuwe thuis werd het kantklossen verder beoefend.. Sommigen werden met mooie beloften naar andere landen gelokt om daar hun kennis van het kantklossen door te geven. Idealisme speelde ook een rol: in het spoor van de ontdekkingsreizigers volgden missionarissen en –zusters. Aan de inboorlingen werd ook het kantklossen aangeleerd.En fier op de pracht en de fijnheid van hun werk, namen ze ook deel aan internationale tentoonstellingen.
Op de erfgoeddag maken documenten en foto’s dit alles duidelijk. Belangstellenden kunnen kennismaken met de verschillende kantsoorten en de basisslagen uitproberen.
Mechelse kantwerksters op tentoonstelling in Parijs 1912
Missiezusters in India
Brabantse kloosterzusters werden door Tsaar Peter de Grote naar Moskou gehaald om daar het kantklossen aan te leren. Schilderij van Vasily Tropinin (1823)
Januari 2007: “Historische wegwijzers keren terug,”is de titel van een artikel in de Passe-Partout . Toen waren de oorspronkelijke wegwijzers, geplaatst in 1954 en gemaakt door Vic De Vos uit Bonheiden, reeds vijf jaar verdwenen en werden ze vervangen door polyester replica’s. Op de wegwijzer aan de Schoenmarkt zijn mechelaars de torenbrand aan het blussen, en wijst een kantwerksters de weg naar “de Zalm”, vroeger museum van kunstambachten. Op de Veemarkt toont een schrijnwerker met zijn stoelen de weg naar de Grote Markt. En aan het Sint-Romboutskerkhof wijst een edelman de weg naar het stadhuis.
April 2010: “Verwaarlozing van kunstige wegwijzers,”titel van een artikel in de Streekkrant Toen was door vandalisme (een ander artikel verwijst naar een ongeval met een vrachtwagen) reeds een wegwijzer, nl. die aan het klakkenhuizeke , verwijderd en de andere twee waren in erbarmelijke staat. Marc Hendrickx, Gemeenteraadslid en Vlaams parlementslid klaagde in dit artikel de verwaarlozing van deze kunstige wegwijzers aan. Schepen van cultuur en Toerisme, Frank Nobels, wil het onderhoud van de wegwijzers uitbesteden, want door reorganisatie kan dit niet meer door de stadsuitvoeringsdiensten gebeuren.
Augustus 2010: “Wegwijzers worden elke maand lelijker”.en “Mechelen vernieuwt afbrokkelende borden dit najaar”. In dit artikel in de Gazet van Antwerpen klaagt stadsgids Rudi De Mets, de verwaarlozing van de wegwijzers aan. Volgens departementshoofd cultuur ,Heidi De Nijn, werd er een budget vrijgemaakt om de wegwijzers opnieuw te laten maken en zouden ze dat najaar klaar kunnen zijn.
Februari 2014: “Gezocht: restaurateur voor wegwijzers”: weer een artikel in Gazet van Antwerpen. Na vier jaar wil men de toeristische wegwijzers op een duurzame manier laten restaureren. Schepen Frank Nobels hoopt dat de eerste tegen de zomer weer aan het Schepenhuis zal staan. Dat hopen wij ook. Want de kantwerkster die op deze wegwijzer staat, staat sinds september 2000 op het logo van onze kantclub.
In alle boekenwinkels liggen de verhalen over Den Groten Oorlog, overal zijn tentoonstellingen en herdenkingen. Maar diegenen herdenken die in het vuur gejaagd werden,(weigerden ze, dan werden ze neergeknald), kan naar mijn bescheiden mening best met volgend gedicht:
In Flanders Fields, door John McCrae, 3 mei 1915. Vertaling van Bert De Corte, 1968
In Vlaanderens velden staan papavers rood
tussen de kruisen, root aan root
die merken onze plaats; en in de lucht
reppen leeuweriken, luid zingend nog hun vlucht,
maar in ’t geschut beneden klinkt hun lied verloren.
Wij zijn de doden. Pas is de dag voorbij dat
wij leefden, sneefden, zagen de dageraad gloren,
beminden, werden bemind, en nu, nu liggen wij
in Vlaanderens voren.
Zet onze strijd met de vijand voort;
begevend reiken onze handen u de toorts;
het is uw taak ze hoog te dragen.
Beschaamt gij ’t vertrouwen in ons, de gevelden,
dan slapen wij niet, ofschoon papavers blaken
in Vlaanderens velden.
Luitenant ColonelJohn Alexander McCrae, (30 November, 1872 – 28 Januari, 1918) was een Canadees dichter, schrijver, physicus, soldaat en chirurg tijdens World War I, en de “Second Battle of Ypres”
Op het einde van zijn leven werd hij zwaar ziek. Hij kon de ervaringen aan het front nog moeilijk verwerken en vond het offer van zovelen zinloos. In dit gedicht laat hij de jongens aan het woord voor wie de leeuweriken niet meer zingen, die door hun bloed de papavers laten groeien, die hopen dat zij hun leven niet nutteloos gegeven hebben……………
"In Flanders Fields" werd voor het eerst gepubliceerd op 8 December 1918 in het Londense magazine Punch.
Bert Decorte, eig. Joannes Martinus Albert De Corte(Retie, 2 juli 1915 - Strijtem, 13 oktober 2009) was een Vlaamsdichter en vertaler.
Dit is een Mechels manuscript uit privé bezit, dat in de vroege 19e eeuw gedateerd wordt. Het werd herdrukt als honderdentweede boekdeel (1998) van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen. Het bevat 78 afbeeldingen van leurders met hun roep. Marcel Kocken geeft uitleg over Mechelse straatleurders en beroepen. De “roep” was het versje of het liedje waarmee venters hun waren aanprezen.
Roep 20 De kolenverkoper:
Hier zyn Koólen, zoo gy ziet,
Voór die ’t LOLLEPOTJE minnen,
Warmd Uw’ daeg’lyks mijn Vriendinnen,
Maer! Brand Hembd, of Billen niet.
Uitleg door M.Kocken:
Het gaat hier om houtskolen. Steenkolen werden in Mechelen “ulle” genoemd (cfr. Frans “houille”).
De ”lollepot” was in metaal of steengoed en werd, gevuld met gloeiende houtskool, in een soort bankje geplaatst. De voetverwarmer werd onder de vrouwen hun rokken geplaatst. Hij werd soms ook mee naar de kerk genomen. Kantwerksters die urenlang over hun kantkussen gebogen zaten, maakten er gretig gebruik van. In de roep maant de verkoper de vrouwen aan om voorzichtig te zijn, zodat ze hun hemd of billen niet verbranden.
Deze Hongaars dichter werd geboren in Baja, Hongarije op 1 mei 1817 en is gestorven in Währing bij Wenen op 9 april 1879. Hij was van Joodse afkomst maar werd protestant en studeerde medecijnen in Wenen. Later ging hij naar Leipzig, om er filosofie en letteren te studeren. Bij het uitbreken van de Hongaarse revolutie in 1849 ging Beck naar Wenen en vervolgens naar Pest, waar hij in 1855 redacteur werd van het letterkundig tijdschrift Frische Quellen.
Zijn poëzie weerspiegeld de hartstochtelijke aard van het Hongaarse volken en is welluidend en beeldrijk. Hij schrijft over de verdrukte Joden en over het proletariaat in het algemeen. (uit: Winkler Prins Encyclopaedie, derde deel, Amsterdam – Brussel, 1948, 425-426)
Uit: "Les chants du pauvre,184“: Le Juif brocanteur” van Karl Beck:
"De Jood, sjacheraar"
Opstaan ! Elke nieuwe dag
brengt u het verdriet van de vorige.
Draai eerbiedig uw bleek en rimpelig
gelaat naar het Oosten;
Breek een harde korst brood;
Kam vlug uw gekruld haar,
Neem uw pakje oude kleren;
Uw vrouw geeft uw staf en hoed.
Vermits een andere zijn handel aan deze deur doet,
richt uw passen naar het naburige huis;
Uw listig oog inspecteert alle vensters,
vanwaar de meiden u met misprijzen bekijken.
U bestijgt, u daalt de trappen af.
De hond keft en bijt in uw benen.
Grof gelach weerklinkt en u, misschien
gaat u doen alsof u eveneens lacht.
U laat het geld rinkelen in uw vestzakje,
U aast nu eens op een Mechelse kant,
een ring, een schilderij, een oud mes,
een klok, een pels.
U koopt met hoffelijkheid en angst
dit gepolijst ivoren kruisbeeld.
Maar u moet het verbergen omwille
van de bedenkingen van uw naastbestaanden
en kunt het slechts in het geniep onderzoeken.
U doorloopt de straten
met lome benen en met bezweet voorhoofd.
De week is kort,
Ze geeft u slechts vijf dagen werk.
Haast u, zonder te ademen,
om uw salaris te vergaren.
Uw vader wil de uitkering van de zaterdag.
Uw zoon wil de uitkering van de zondag.
's Avonds, wanneer u thuiskomt,
ondervraagt uw vrouw u met haar blik;
u zwijgt; ze gaat buiten en weent.
Maar wanneer ik naar onze vaderen
zal teruggekeerd zijn,
Als u alleen zal blijven,
gebukt onder de druk van het leven,
zal u dan uw ouders niet vervloeken,
die u het leven geschonken hebben?
Arme Jood, elke nieuwe dag
brengt u het verdriet van de vorige.
Draai eerbiedig uw bleek en rimpelig
gelaat naar het Oosten.
Kam vlug uw gekruld haar,
Breek een harde korst brood.
Loop ... maar een ander
drijft zijn handel aan deze deur;
Richt uw passen naar het volgende huis.
----------------------
Dit gedicht bewijst dat de Mechelse kant in die tijd waardevol was en gezocht werd. Vergane glorie?............
Met dank aan Gaston Van Bulck en Liliane Leflot (vertaling mei 2013)
Aan
de Rijnkaai in Antwerpen is sinds 28 september het museum van de
scheepsmaatschappij Red Star Line geopend. De vroegere loodsen van waaruit tussen
1873 en 1934 meer dan twee miljoen emigranten naar De Nieuwe Wereld vertrokken,
zijn door de stad Antwerpen aangekocht en gerestaureerd. In deze loodsen werd
ook beslist wie mocht vertrekken en wie moest achterblijven!...
Onder
deze emigranten bevonden zich de mechelse kunstschilder Karel Verschaeren
(Mechelen 1881-1928). Toen in 1914 de oorlog uitbrak vluchtte bijna heel de
familie richting Londen. Bertha De Blezer (Mechelen 1890- 1962) de verloofde
van Karel volgde hem. Samen wilden ze naar Amerika. In januari 1916 vertrok
Karel vanuit London naar New York. Bertha volgde en op 23 mei trouwden ze. Ze
werkte daar samen met de Engelse kantexperte Marion Powys en nam deel aan talrijke tentoonstellingen voor
kunstambachten. Zij was leerlinge van de kantschool door Juf. Van Costenoble in 1902 te Mechelen gesticht. Na de oorlog in 1919 kwamen ze weer naar Mechelen en openden er
een kunst- en antiekzaak .
Eind
oktober 1920 vertrokken ze terug aan boord van de Finland naar New York. Dat
het geen plezierreis was blijkt uit de bewaarde correspondentie van Karel met
de beeldhouwer Ernest Wijnants en uit de schetsen die hij en zijn broer tijdens
de overtocht maakten. In 1924 keerden ze wegens ziekte van Karel met de
Belgenland terug naar Mechelen en openden terug een boeken- en antiekzaak. Na
het overlijden van Karel op 24 october 1928 zette Bertha De Blezer de
kunsthandel in Mechelen nog een tijd voort.
Bron: Leo Van Damme, Kunstschulder
Karel Verschaeren, Mechelen 1989
affiche met afbeelding van de "Belgenland"
Bertha De Blezer, schilderij van K. Verschaeren (1911) privébezit
Tobie
Claes werd in 1865 te Mechelen geboren en stierf te Antwerpen in 1949. Hij
bracht zijn jeugd door in de wijk van de Ham. Tobie ging naar het Pitzemburg
atheneum, was uitzonderlijk begaafd en werkte dag en nacht om zijn diplomas te
behalen. Hij werd Inspecteur - Generaal van Bruggen en Wegen. Hij bracht
veranderingen aan in de loop van de Schelde, werkte aan spoorwegen en kanalen
en dacht als eerste aan een tunnel onder de Schelde. Tijdens W.O. I verbeef hij
in Den Haag. In vele landen werd beroep gedaan op zijn kennis, niet alleen
in Europa, ook in Afrika en Amerika. Talrijk zijn zijn publicaties over stroom-
en vaartuigwezen. In zijn vrije tijd schreef hij gedichten en zijn
levensverhaal: Frans Notelaars, Staatsingenieur, verscheen in 1930. Een
heruitgave door het Willemsfonds kwam er in 1949 en die vonden we op de rommelmarkt! Uit dit boek, waarin hij zijn
leven met pittige details vertelt in een gemoedelijke stijl met filosofische
beschouwingen, blijkt zijn liefde voor zijn stad en de dankbaarheid aan zijn
ouders. VaderLambert
Claes,was schrijnwerker,
zijn moeder, Marie-Anne Van den Bosch spellewerkster. We lezen we op pagina
37: Moeders vingers rammelden met de boutjes op het kantkussen, alsof ze er
mee speelden en toverwerk verrichtten, maar eenpen was voor dezelfde vingeren een handboom, die het alle kracht vergde
om in beweging te brengen.
In
die periode was de kanthandel in Mechelen nog lonend! ..
Wie
mij kent, kent ook mijn belangstelling voor borduurwerk en kant.
En
zo gebeurde het dat ik een boekje uit 1928 in handen kreeg: Les Coiffes
Bretonnes. De tekst is van Maurice Bigot en het is geïllustreerd met fotos
van 100 verschillende kappen.
Wie
denkt dat dit alles bij het verleden hoort, vergist zich. Nog ieder jaarwordt in Pont-l-Abbé
(Bretagne) het Fêtedes
Brodeuses gevierd. Het tweede weekend van juli is er de optocht met prachtige
kostuums en daarbij ontbreken de Bretonse kappen niet.Werkelijk een lust voor het oog!
Alle
Coiffes zijn rijkelijk versierd met verschillende borduurtechnieken die klos- of naaldkant
in schoonheid evenaren. Er is geborduurd op linnen of op tule, er is filet- en
doorstopwerk, haakwerken aplicatie.
Volgens de streek of de plaats krijgen ze steeds een eigen naam: la Copeline, la Catiole,
le Capot, le Bavolet, la Poupette, la Kornek, enz .
De
zomermaanden waren zonnig en mooi en Mechelen, mijn geboortestad, mocht zich
weer verheugen om het grote aantal toeristen dat een bezoek bracht aan onze
historische stad. Met onze kantclub werken wij nog steeds aan het promoten van
de kloskant en tijdens onze demonstraties was er veel belangstelling. Ook
toevallige voorbijgangers kwamen kijken en waren heel enthousiast. Wij gaan
ermee door!.....
Ga opnieuw UiT zonder
uitlaat op zondag 22 september en beleef Mechelen zonder auto. In de
bruisende en verkeersveilige binnenstad voel je je meteen als een vis in het
water. Kom met de fiets of te voet en geniet mee van een zee van ruimte. De binnenstad wordt die dag overspoeld door meer dan 60
standhouders die alle zeilen bijzetten om je te laten kennismaken met hun
cultuur- en vrijetijdsaanbod. Mis de boot niet en kies je hobby voor het
komende jaar. Profiteer ineens van de nuttige verkeersveilige en duurzame
transporttips.
Zoals elk jaar zijn wij met onze kantclub ook weer aanwezig.
Kom kennismaken met de verschillende soorten kloskant en
ontdek de mogelijkheden van deze techniek in traditionele en moderne
uitvoeringen.
Zelf de basisslagen van dit eeuwenoude ambacht uitproberen
kan ook. Groot en klein is welkom.