Jaarlijks ga ik met de hond eens kijken naar de dierenarts. Is hij te poot loopt hij nog rond? Kan zijn lijf nog door de deur? Niet te mager niet te dik? Zijn er geen beestjes op zijn vel?
Hij is nog altijd goed bij snik Hij voelt zich goed en opperwel
Zo is het genoeg verklaart mijn hond De dierenarts is kerngezond
Zeg me nooit meer dat de kabouters het hebben gedaan. Tovenaars , elfjes , feeën , ik hecht er geen geloof meer aan. Maar ik wist al na één huwelijk dat heksen echt bestaan
We kleumen gedurig, een duizendtal Als kegels die wachten op een bowlingbal Ik zit op een ei met m’n dikke kont Een kuiken waggelt verdwaasd in het rond.
Je hebt op de schotsen maar weinig gemak Soms kun je je wassen in een wak Maar uitgebreid poedelen kan je vergeten Want anders wordt je kroost opgevreten.
Ik was in m’n vorige leven vast Zo’n kerel die nooit op z’n kinderen past Nu moet ik broeden, wel zestig dagen Hoe kan een vent zoiets verdragen ?
Toch heb ik besloten mijn best te doen Voor Boeddha geef ik hem van katoen Want stel je voor dat ik het hier verknal: Dan kom ik misschien wel terug als kwal !