Geschiedenis
van de fotografie
Hoe fotografie schilderwerk
ging vervangen
Voor de uitvinding van de fotografie, lieten alleen rijke mensen een
portret van zichzelf maken door een schilder of beeldhouwer. Toen vanaf 1850 de
fotografie in zwang kwam, verhuisde de portretkunst naar het domein van de
fotograaf.
Eigenlijk waren de benodigde ingrediënten om de fotografie uit te vinden
al langere tijd beschikbaar: wetenschappelijk, optisch en chemisch bestond er
voldoende kennis.
Camera obscura
In de renaissance (16e eeuw) gebruikten schilders de camera obscura. Hiermee
projecteerden ze beelden van voorwerpen op een wand van een donkere kamer door
licht via een heel kleine opening binnen te laten vallen. Schilders gebruikten
dit apparaat, een doos met lens, spiegel en matglazen scherm, als hulpmiddel
voor het schilderen van stadsgezichten.
Negentiende eeuw
De uitwerking van deze fotografietechniek zou tot in de negentiende eeuw op
zich laten wachten. Op meerdere plekken in Europa waren uitvinders en
kunstenaars er tegelijkertijd mee bezig. Kennelijk was de tijd er toen rijp
voor. De Fransman Nièpce, die zich met lithografie en andere druktechnieken
bezighield, slaagde erin om de beelden van een camera obscura op platen van
metaal en glas vast te leggen. De Franse kunstenaar Daguerre ontwikkelde de
mogelijkheden van dit procédé verder. In 1837 legde hij een straattafereel in
Parijs vast op een verzilverde koperen plaat.
Lichtgevoelig papier
Ook de Engelsen experimenteerden met het vastleggen van geprojecteerde beelden.
Talbot kwam via een andere procédé, met lichtgevoelig papier, uit bij een
eerste vorm van fotografie. Het procédé van Daguerre werd technisch verbeterd.
Na ongeveer twintig jaar werd die techniek vooral toegepast in Amerika, maar
ook soms in Europa. In Amerika ontstond een snel groeiende vraag naar
gefotografeerde portretten. De eerste studio opende in 1853. Binnen dat jaar
openden er vervolgens alleen in New York al 86! Opeens was het portret
bereikbaar geworden voor een veel groter deel van de bevolking. Een foto kostte
een fractie van het bedrag voor een geschilderd of gebeeldhouwd portret. Bovendien:
een foto liegt niet.
Onthullend
Dit onthullende aspect was echter niet altijd een voordeel. Mensen waren eraan
gewend geraakt, dat schilders het onderwerp dikwijls idealiseerden of
verfraaiden. Aanvankelijk probeerden fotografen dit schoonheidsideaal in hun
werk te handhaven. De eerste gefotografeerde taferelen met kunstzinnige
bedoelingen lijken nog braver dan de braafste stillevens van de braafste
schilder.Toen in 1822 Niépce de eerste foto maakte, werd dit zeker niet
beschouwd als kunstwerk. De fotografen van het eerste uur legden 'gewoon' een
uitsnede uit de zichtbare werkelijkheid vast. Het idee dat fotografie een
artistiek expressiemiddel was of zou kunnen worden, riep op zijn minst
weerstand op.
Bedreiging schilders
Hoe vaardig en virtuoos schilders ook in staat waren om een mens te
portretteren, toen de uitvinding van de fotografie een feit was, voelden vele
schilders zich enorm bedreigd. Aanvankelijk gebruikten schilders de techniek
van de fotografie om de tijdrovende fase van voorstudies te bekorten. Zij
fotografeerden taferelen uit het dagelijks leven en mensen die ze op
groepsportretten moesten schilderen. Behalve als voorstudiemateriaal gebruikten
schilders foto's ook als letterlijk vertrekpunt, hetgeen soms direct is af te
lezen aan toevallige elementen in de compositie. Zo sijpelde de invloed van de
fotografie de schilderkunst binnen.
Realisme
Tussen 1850 en 1860 kwam in Frankrijk in de schilderkunst een realistische
school op, die een extreme schilderkunstige objectiviteit nastreefde. De
schilder Courbet gaf zijn beweegreden voor zijn naturalistische aanpak als
volgt weer: "Ik kan geen engel schilderen, want ik heb nog nooit een engel
gezien." Tegenstanders van dit realisme in de schilderkunst wijzen op het
gevaar van vervlakking en geven fotografie de schuld. De Franse schilder
Delécluze stelde in een artikel in 1851, dat kunstenaars die net zo
registrerend als fotografen te werk gaan 'zichzelf zonder wil, zonder smaak,
zonder het te weten, aan de verschijningsvorm van dingen onderwerpen'.
Rechter
In 1861 werd er zelfs een rechtszaak gewijd aan de kwestie of fotografie nu
slechts een wetenschappelijk procédé was om zaken visueel te documenteren of
een vorm van kunst. De rechter bepaalde dat 'foto's de vrucht zouden kunnen
zijn van menselijke denken en geest van kunstzinnige smaak of intelligentie,
het stempel van een persoonlijkheid zou kunnen dragen en daarmee tot
kunstwerken worden.' Ondanks deze beloftevolle uitspraak duurde het nog tot ver
in de 20e eeuw voor fotografie als volwaardige kunstvorm op tentoonstellingen
werd toegelaten.
Stromingen
In de ontwikkeling van de fototechniek ontstonden, net als bij de film, twee
verschillende stromingen:
- De documentaire of reportagefotografie:
daarbij ligt de nadruk op het registreren van de werkelijkheid. Ook
journalistieke fotografen registreren. Ze maken portretten, terwijl mensen
zich niet bewust zijn van het feit, dat ze gefotografeerd worden. (Ook in
de film, zijn de documenterende mogelijkheden van begin af aan
onderzocht.)
- De geënsceneerde fotografie: de
fotograaf construeert datgene wat hij wil fotograferen zorgvuldig. Hij
laat niets over aan het toeval.
Uiteraard ontstonden er allerlei mengvormen uit deze twee stromingen,
maar de basis van de fotografie wordt nog steeds bepaald door deze twee
principes.
Mogelijkheden
Sinds de uitvinding van de fotografie zijn er kunstenaars geweest, die de
mogelijkheden van de fotografie omarmden. De dichter Alphonse de Lamartine zei
zelfs: "Fotografie is meer dan een kunst, het is een solair fenomeen,
waarin de kunstenaar samenwerkt met de zon." Hoe dan ook, het was zoeken
naar de eigenlijke toepassing van een nieuwe techniek, ook voor enthousiaste
kunstenaars. Het is duidelijk dat mensen fotografie inmiddels tenminste even
interessant vinden als schilderkunst.
Sommige kunstcritici menen dat de schilderkunst van zijn troon is gestoten door
de fotografie. Grote musea organiseren regelmatig prestigieuze
fototentoonstellingen. Portretfotografie is een veel gebruikt genre.
Tegenwoordig
In hedendaagse exposities lijkt de fotografie af te willen rekenen met het
verleden, waarin een foto vooral als 'kiekje' werd aangeduid. Misschien dat
daarom ook de meeste tentoongestelde foto's worden afgedrukt op monumentaal
formaat en in een beperkte oplage. Het is alsof de toeschouwer definitief moet
vergeten, dat de eerste fotografische producten in een heel klein albumpje
konden worden geplakt.
|