Los Angeles is een wereldstad, omgeven door een spagettinet van snelwegen en overkoepeld door een enorme bel vervuilde lucht die gevangen zit in het dal tussen de bergen die de stad omgeven. In de stad zelf merk je d'er niets van, maar wij reden naar Santa Monica en vandaaruit de bergen in naar het "Malibu Creek State Park", waar we de nacht gingen doorbrengen om morgen, zaterdag, onze vrienden Walter, Joke en Anoek op te halen op LAX, het internationale vliegveld. De weg naar het State Park was verdomd moeilijk te vinden : op een bepaald momemt reden we na een adembenememde klim op een kronkelende en stoffige bergweg vast op een kloof. De weg was afgesloten met een bareeltje en bord : "State Park Trail". We zaten op een van de wandelwegen van het State Park. Het uitzicht was super, het draaien van onze woonwagen moeilijk en de afdaling gevaarlijk, maar we slaagden erin, zonder dat Dien uit de kabine is gesprongen, alhoewel ze nochtans verschillende keren mee gedreigde. (Vooral toen de remmen een rookgeurtje begonnen af te geven.) De camping op zich was weer schitterend gelegen, ruim, schaduwrijk en hoog genoeg boven de vuile luchtbel van Los Angeles. Na 2 T-bone steaks en een fles Californische Chardonnay namen vriendelijke buren ons mee naar een "lookout point', waar horden (roedels, kolonies, kudden, konvooien ??) herten kwamen grazen in de ondergaande zon. Vredig en rustgevend. De vlammen van ons open vuur hadden weinig of geen impact op de miljoenen sterren die boven ons hoofd waakten.
|