De Jager
Mijn ros heb ik voorgoed gestald Terwijl in 't woud de
jachthoorn schalt. Geen ever, hert loopt nu gevaar De meute roep ik
terug voorwaar en in mijn weitas zit geen lood. Ik jaag mijn wild niet
in de dood. En aan mijn handen kleeft geen spatje bloed. Ik heb geen
haast, ik heb geen spoed en wordt door eenzamheid verteerd. Cupido heeft
mij een les geleerd en richt haar pijlen doelgericht. Schijnt aan het
tunnel-einde licht? Wie loopt er in mijn strikken? Wie wil mijn wonden
likken ? Maar Eros keerde op zijn stappen weer. Misschien morgen,
misschien een andere keer. Diep in het bos loeit een bange ree en luidt
de avond in. Ik volg gedwee.
Herman Grouwels
|