In het dennenbos liep een man met een bijl en drie kleine kindertjes. De grote dennenbomen trokken zich van het viertal niet veel aan want zij wisten dat zij geen kwaad konden. De kleine dennenboompjes sidderden van angst als de man met de bijl dichterbij kwam. Ze trachten er allemaal zo onaantrekkelijk mogelijk uit te zien.
Al snel viel het oog van de kinderen op een prachtig boompje dat nog volop stond te pronken. "Deze hier is de mooiste!" riepen ze. Het was het domste boompje van het ganse dennenbos. Het kende het verschil nog niet tussen de lente en de winter en het begreep dan ook niet waarom al de andere boompjes zich zo lelijk maakten.
Vader duwde de kinderen eventjes opzij, spuwde in zijn handen en hief de bijl hoog in de lucht. Een iets oudere dennenboom die dit alles zag, kreeg zo'n medelijden met het domme boompje, dat hij zijn afhangende takken omhoog stak. Hij trok zoveel sap naar zijn kruin, dat zijn naalden glansden en fonkelden als kristal. Nu wuifde hij sierlijk met zijn takken om de aandacht van de kinderen op zich te vestigen. "Halt, vader, eigenlijk zouden wij liever deze hier willen."
"Zoals jullie wensen," zei vader en de bijl hakte diep in de voet van de moedige boom. De drie kinderen namen hem onder de arm en lachend stapten ze weer naar huis. De boom schreeuwde het uit van pijn, maar de mensen luisteren niet goed genoeg om de boom te horen huilen.
Daar stond hij nu, in het midden van de huiskamer, overdekt met slingerende lichtjes, slingers en bollen. Helemaal bovenaan stak een zilveren bol met een lange punt. Er waren al rare vogels boven op zijn kop komen zitten, maar zoiets, nee. Beneden aan zijn voeten stond een stalletje en hij zag hoe de kinderen er allemaal plaasteren figuurtjes inzetten met overal kleine schaapjes er om heen. "Zie mij hier nu staan," mopperde de boom, "ik ben blij dat de andere bomen mij niet zien, met al die belachelijke rommel aan mijn lijf."
Zo stond hij daar week na week. Op zekere dag maakten de kinderen weer een drukte van belang om en rond het stalletje. "Wel verdraaid," dacht hij. "Nu komen er nog drie beeldjes bij, waarvoor dient dat toch allemaal."
De dennenboom had al veel van zijn groene glans verloren en wanneer de kinderen eventjes aan zijn takken kwamen, voelde hij de dennennaaldjes overal langs zich heen naar beneden vallen. De dag daarna werd hij van al zijn versieringen ontdaan en al de plaasteren mannetjes werden in een papiertje gerold en in een doos gelegd.
"Het is afgelopen," zuchtte de boom. "Mij wacht de open haard, het is allemaal voor niets geweest." Nu werd er ook een klein ventje in een strooien bakje uit het stalletje genomen en voor ook hij in het papiertje ging, knipoogde hij naar de boom en zei: "Ik weet wat je gedaan hebt en dat zal ik nooit vergeten."
een kerstboom zo mooi van kleur de verse geur van een denneboom hij wordt heel mooi versiert dat gaan we meteen doen daarna de cadeautjes onder de kerstboom
aan elke tak hangt een kerstbal bovenop de kerstboom hangt een ster voor de kerstboom staat een kerststal en op 25 december is het zo ver
maar eerst de boom versieren slingers, lampen en ballen want we hebben wat te vieren met 25 december
Lieve kerstman, mag ik vragen iets voor onder de Chrismas tree ik draag die wens al vele jaren en daarom kom ik er nu mee kan jij mij soms iets geven waar ik al lang van droom een speelgoed treintje aub daar zou ik zo gelukkig mee zijn
Op
kerstavond ... een hele tijd geleden maakte de Kerstman zich klaar voor
zijn jaarlijkse klus...... maar er waren ontzettend veel problemen.
Vier van de elfjes waren ziek en de overige elfjes produceerden het
speelgoed niet zo snel als gewoonlijk het geval was. De Kerstman begon
zich wel zorgen te maken dat hij niet op tijd klaar zou zijn. Wanneer
hij de rendieren voor zijn arrenslee spant, ontdekt hij dat er twee
ziek zijn en drie zijn er gaan lopen . Joost mag weten waar ze
uithangen. Nog meer stress... Wanneer hij begint met het laden van
de slee, breekt een van de planken van de slee af en de zak met
speelgoed valt op de grond en het speelgoed vliegt in de ronde . Het
spreekt vanzelf dat de Kerstman niet bepaald in zijn beste humeur is. Dan
gaat de deurbel en de Kerstman gaat naar de deur en verwacht weer een
nieuw probleem. Hij opent de deur en daar staat een klein engeltje met
een hele grote kerstboom om de Kerstman op te vrolijken. De engel zegt
op liefdevolle toon: "Zalig Kerstfeest Santa. Is het vandaag geen
prachtige dag? Ik heb een mooie boom voor u. Is het geen prachtige
boom? En zo begint de traditie van het engeltje boven op de kerstboom.
Een kerstboom uit mijn pen getoverd met kerstballen er onder aan nog wat slingers en kaarsen daar onder nog wat pakjes die wil ik jullie allen schenken met de beste wensen
De kerstman droeg voor het eerst een rood pak toen een cartoonist zich in 1869 baseerde op de satire van Irving. Maar het is dankzij Coca-Cola dat de kerstman consequent een rood pak draagt. Gedurende meer dan 30 jaar werd de figuur in een reclamecampagne van het frisdrankenconcern in het rood gekleed.
sneeuwvlokjes vallen... maar smelten op de grond... ik wil zo graag een witte kerst... ik denk dat het er van komt... bleef die sneeuw maar liggen... die witte kerst die komt wel... of misschien toch niet...
vlieg maar hoog boven onze daken niet te veel lawaai met de rendieren maken want in het midden van de nacht ben jij diegene die op kerstnacht op ons wacht
vlieg de wereld maar rond maak het daar boven niet te bond geniet van de kerstbomen die stralen lieve Kerstman geniet van de kerstnacht
Het uitbrengen van een kerstgroet is ouder dan men zou denken. In de Middeleeuwen werden op het Europese vasteland houtsnijwerken met religieuze kersttaferelen aangeboden aan geliefden of kasteelheren.
Het massaal verzenden van kerst-nieuwjaarsgroeten stamt eigenlijk uit de 19e eeuw. De Engelse tekenaar John Callcott Horsley maakte in 1843 de eerste kerstkaart met de pakkende tekst "A Merry Christmas and a Happy New Year to You. (Vrolijk Kerstfeest en een gelukkig Nieuwjaar voor u) Deze eerste kaart toonde een kerstviering van een gezin.
In de Verenigde Staten begon de in Duitsland geboren drukker Louis Prang omstreeks 1875 met het massaal produceren van kerstkaarten. Deze kaarten waren zeer in trek bij het Amerikaanse publiek en het verzenden van kerstkaarten werd een feit.
een boom met wat linten en bollen fonkelende lichtjes een ster voor het raam die schittert als je langs al die lichtjes gaat is het is niet zo donker en koud meer op straat fijne Kerstdagen
Één keer per jaar mogen ze stout zijn in de hemel wat is dat daar dan een gewemel engelen bengelen als ballen aan de denneboom en elf van de apostelen zijn alles aan het borstelen één van hen moest naar de hel het zal er warmer zijn dan hier dat wel en de witte hemelpluisjes dwarrelen dan naar beneden zachtjes rond de huisjes Jozef en Maria zijn ook van de partij die hebben klokjes lampjes en slierten slingers bij om alles te versieren en binnenkort het grote feest dat kerstmis heet te vieren
Het beroemde sprookje van Andersen over een arm meisje
Het was afschuwelijk koud, het sneeuwde en het begon donker te worden. Het was de laatste avond van het jaar.
In die kou en in dat donker liep er op straat een arm, klein meisje, zonder muts en op blote voeten. Ze had wel pantoffels aangehad toen ze van huis ging, maar dat hielp niet veel: het waren heel grote pantoffels, haar moeder had ze het laatst gedragen, zo groot waren ze, en het meisje had ze bij het oversteken verloren, toen er twee rijtuigen vreselijk hard voorbijvlogen. De ene pantoffel was niet te vinden en met de andere ging er een jongen vandoor: hij zei dat hij hem als wieg kon gebruiken als hij later kinderen kreeg.
Daar liep dat meisje dus op haar blote voetjes, die rood en blauw zagen van de kou. In een oud schort had ze een heleboel zwavelstokjes en één bosje hield ze in haar hand. Niemand had nog iets van haar gekocht, de hele dag niet. Niemand had haar ook maar een stuivertje gegeven.
Hongerig en koud liep ze daar en ze zag er zo zielig uit, dat arme stakkerdje! De sneeuwvlokken vielen in haar lange, blonde haar, dat zo mooi in haar nek krulde, maar aan dat soort dingen dacht ze echt niet. Uit alle ramen scheen licht naar buiten en het rook overal zo lekker naar gebraden gans; het was immers oudejaarsavond en daar dacht ze wel aan.
In een hoekje tussen twee huizen, waarvan het ene een beetje vooruitstak, ging ze in elkaar gedoken zitten. Haar beentjes trok ze onder zich op, maar ze kreeg het nog kouder, en naar huis durfde ze niet, want ze had geen zwavelstokjes verkocht en ook geen stuivertje gekregen. Haar vader zou haar slaan en thuis was het trouwens ook koud. Ze woonden vlak onder het dak en daar blies de wind doorheen, ook al waren de ergste kieren met stro en oude lappen dichtgestopt.
Ze had bijna geen gevoel meer in haar handjes van de kou. O, wat zou een zwavelstokje lekker warm zijn! Zou ze er eentje uit het bosje durven trekken en het tegen de muur afstrijken om haar handen te warmen?
Ze trok er een uit. "Ritsss..." Wat vlamde dat, wat brandde dat! Het gaf een warm, helder vlammetje, net een kaarsje, toen ze haar handen eromheen hield.
Een wonderlijk licht gaf het. Het meisje dacht dat ze voor een grote, ijzeren kachel zat met glimmende koperen ballen en een koperen trommel. Het vuur brandde zo heerlijk, het was zo lekker warm.
Maar wat was dat? Het meisje strekte haar voetjes al uit om die ook te warmen - toen ging de vlam uit, de kachel verdween - en zij zat met een stompje van het afgebrande zwavelstokje in haar hand.
Ze stak er nog een aan. Het brandde, het gaf licht en waar het schijnsel op de muur viel, werd die doorzichtig, net als een sluier. Ze keek zo de kamer in, waar de tafel gedekt was met een spierwit tafelkleed, met het fijnste porselein. De gebraden gans, gevuld met pruimen en appeltjes, stond heerlijk te dampen. En wat het aller-heerlijkst was, de gans sprong van de schaal en waggelde met een vork en mes in zijn rug over de grond. Hij kwam recht op het arme meisje af; toen ging het zwavelstokje uit en was alleen de dichte, koude muur er nog.
Ze stak er nog een aan. Toen zat ze onder de mooiste kerstboom, nog groter en nog rijker versierd dan de boom die ze door de glazen deur bij de rijke koopman had gezien, vorig jaar met Kerstmis. Er brandden wel duizend kaarsjes aan de groene takken, en gekleurde prentjes, zoals je die in etalages ziet, keken haar aan. Het meisje strekte haar beide handen uit - toen ging het zwavelstokje uit, de vele kerstkaarsjes gingen de lucht in en veranderden in sterren, zag ze. Eentje viel er en liet een lange streep van vuur achter aan de hemel. "Nu gaat er iemand dood," zei het meisje. Want haar oude grootmoeder, de enige die lief voor haar was geweest, maar die nu dood was, had gezegd: "Als er een ster valt, gaat er een zieltje naar God."
Ze streek weer een zwavelstokje af tegen de muur, het gaf licht en in het schijnsel stond haar oma, heel duidelijk, heel stralend, heel vriendelijk en lief. "Oma!" riep het meisje. "O, neem me mee! Ik weet dat je weg bent, als het zwavelstokje uitgaat. Weg, net als de warme kachel, de gebraden gans en die prachtige, grote kerstboom."
Haastig streek ze de rest van de zwavelstokjes uit het bosje af, want ze wilde oma vasthouden. De zwavelstokjes gaven zoveel licht dat het klaarlichte dag leek. Oma had er nog nooit zo mooi en zo groot uitgezien. Ze nam het kleine meisje op haar arm en ze vlogen, stralend en blij, heel, heel hoog. Er was geen kou, geen honger, geen angst - ze waren bij God.
Maar in het hoekje bij het huis zat in de koude wintermorgen het kleine meisje met de rode wangen, met een glimlach om haar mond doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
Het werd nieuwjaarsochtend en de kleine dode zat daar met haar zwavelstokjes, waarvan een bosje bijna was opgebrand. Ze heeft zich willen warmen, zeiden ze. Niemand wist wat voor moois ze had gezien, hoe stralend ze met oma de vreugde van het nieuwe jaar was ingegaan.
De
piek maakt onderdeel uit van de versiering van de kerstboom. Zij wordt
altijd bovenaan de boom geplaatst, waardoor haar spitse vorm de lucht in
wijst en daarmee het hoogste punt van de kerstboom is. Soms ziet men
ook pieken in de vorm van een ster.
Het
is niet precies duidelijk wat de herkomst van de piek is. Volgens
sommige bronnen verwijst de piek naar de Ster der Wijzen of een
geabstraheerde weergave daarvan. Volgens een andere theorie zou de piek
een gespieste appel zijn (vergelijk de vorm van de piek), daar appels
van oudsher een versiering waren van de Germaanse boom op het
Joelfeest, het Germaanse Zonnewendefeest.
Niet iedereen heeft zo'n geluk als wij Niet iedereen is zo gelukkig en blij Sommige mensen hebben het niet zo goed Sommige mensen leven niet zoals het moet Er is dan niet genoeg drinken of eten Dat wou ik je even laten weten Zodat je bij deze kerst denkt aan anderen Zoals de daklozen die honger lijden Met zijn allen kunnen we iets veranderen Sta voor elkaar klaar Dan wordt het een mooie en leuke kerst voor iedereen Niet alleen voor de mensen om ons heen