een boom met wat linten en bollen fonkelende lichtjes een ster voor het raam die schittert als je langs al die lichtjes gaat is het is niet zo donker en koud meer op straat fijne Kerstdagen
Één keer per jaar mogen ze stout zijn in de hemel wat is dat daar dan een gewemel engelen bengelen als ballen aan de denneboom en elf van de apostelen zijn alles aan het borstelen één van hen moest naar de hel het zal er warmer zijn dan hier dat wel en de witte hemelpluisjes dwarrelen dan naar beneden zachtjes rond de huisjes Jozef en Maria zijn ook van de partij die hebben klokjes lampjes en slierten slingers bij om alles te versieren en binnenkort het grote feest dat kerstmis heet te vieren
Het beroemde sprookje van Andersen over een arm meisje
Het was afschuwelijk koud, het sneeuwde en het begon donker te worden. Het was de laatste avond van het jaar.
In die kou en in dat donker liep er op straat een arm, klein meisje, zonder muts en op blote voeten. Ze had wel pantoffels aangehad toen ze van huis ging, maar dat hielp niet veel: het waren heel grote pantoffels, haar moeder had ze het laatst gedragen, zo groot waren ze, en het meisje had ze bij het oversteken verloren, toen er twee rijtuigen vreselijk hard voorbijvlogen. De ene pantoffel was niet te vinden en met de andere ging er een jongen vandoor: hij zei dat hij hem als wieg kon gebruiken als hij later kinderen kreeg.
Daar liep dat meisje dus op haar blote voetjes, die rood en blauw zagen van de kou. In een oud schort had ze een heleboel zwavelstokjes en één bosje hield ze in haar hand. Niemand had nog iets van haar gekocht, de hele dag niet. Niemand had haar ook maar een stuivertje gegeven.
Hongerig en koud liep ze daar en ze zag er zo zielig uit, dat arme stakkerdje! De sneeuwvlokken vielen in haar lange, blonde haar, dat zo mooi in haar nek krulde, maar aan dat soort dingen dacht ze echt niet. Uit alle ramen scheen licht naar buiten en het rook overal zo lekker naar gebraden gans; het was immers oudejaarsavond en daar dacht ze wel aan.
In een hoekje tussen twee huizen, waarvan het ene een beetje vooruitstak, ging ze in elkaar gedoken zitten. Haar beentjes trok ze onder zich op, maar ze kreeg het nog kouder, en naar huis durfde ze niet, want ze had geen zwavelstokjes verkocht en ook geen stuivertje gekregen. Haar vader zou haar slaan en thuis was het trouwens ook koud. Ze woonden vlak onder het dak en daar blies de wind doorheen, ook al waren de ergste kieren met stro en oude lappen dichtgestopt.
Ze had bijna geen gevoel meer in haar handjes van de kou. O, wat zou een zwavelstokje lekker warm zijn! Zou ze er eentje uit het bosje durven trekken en het tegen de muur afstrijken om haar handen te warmen?
Ze trok er een uit. "Ritsss..." Wat vlamde dat, wat brandde dat! Het gaf een warm, helder vlammetje, net een kaarsje, toen ze haar handen eromheen hield.
Een wonderlijk licht gaf het. Het meisje dacht dat ze voor een grote, ijzeren kachel zat met glimmende koperen ballen en een koperen trommel. Het vuur brandde zo heerlijk, het was zo lekker warm.
Maar wat was dat? Het meisje strekte haar voetjes al uit om die ook te warmen - toen ging de vlam uit, de kachel verdween - en zij zat met een stompje van het afgebrande zwavelstokje in haar hand.
Ze stak er nog een aan. Het brandde, het gaf licht en waar het schijnsel op de muur viel, werd die doorzichtig, net als een sluier. Ze keek zo de kamer in, waar de tafel gedekt was met een spierwit tafelkleed, met het fijnste porselein. De gebraden gans, gevuld met pruimen en appeltjes, stond heerlijk te dampen. En wat het aller-heerlijkst was, de gans sprong van de schaal en waggelde met een vork en mes in zijn rug over de grond. Hij kwam recht op het arme meisje af; toen ging het zwavelstokje uit en was alleen de dichte, koude muur er nog.
Ze stak er nog een aan. Toen zat ze onder de mooiste kerstboom, nog groter en nog rijker versierd dan de boom die ze door de glazen deur bij de rijke koopman had gezien, vorig jaar met Kerstmis. Er brandden wel duizend kaarsjes aan de groene takken, en gekleurde prentjes, zoals je die in etalages ziet, keken haar aan. Het meisje strekte haar beide handen uit - toen ging het zwavelstokje uit, de vele kerstkaarsjes gingen de lucht in en veranderden in sterren, zag ze. Eentje viel er en liet een lange streep van vuur achter aan de hemel. "Nu gaat er iemand dood," zei het meisje. Want haar oude grootmoeder, de enige die lief voor haar was geweest, maar die nu dood was, had gezegd: "Als er een ster valt, gaat er een zieltje naar God."
Ze streek weer een zwavelstokje af tegen de muur, het gaf licht en in het schijnsel stond haar oma, heel duidelijk, heel stralend, heel vriendelijk en lief. "Oma!" riep het meisje. "O, neem me mee! Ik weet dat je weg bent, als het zwavelstokje uitgaat. Weg, net als de warme kachel, de gebraden gans en die prachtige, grote kerstboom."
Haastig streek ze de rest van de zwavelstokjes uit het bosje af, want ze wilde oma vasthouden. De zwavelstokjes gaven zoveel licht dat het klaarlichte dag leek. Oma had er nog nooit zo mooi en zo groot uitgezien. Ze nam het kleine meisje op haar arm en ze vlogen, stralend en blij, heel, heel hoog. Er was geen kou, geen honger, geen angst - ze waren bij God.
Maar in het hoekje bij het huis zat in de koude wintermorgen het kleine meisje met de rode wangen, met een glimlach om haar mond doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
Het werd nieuwjaarsochtend en de kleine dode zat daar met haar zwavelstokjes, waarvan een bosje bijna was opgebrand. Ze heeft zich willen warmen, zeiden ze. Niemand wist wat voor moois ze had gezien, hoe stralend ze met oma de vreugde van het nieuwe jaar was ingegaan.
De
piek maakt onderdeel uit van de versiering van de kerstboom. Zij wordt
altijd bovenaan de boom geplaatst, waardoor haar spitse vorm de lucht in
wijst en daarmee het hoogste punt van de kerstboom is. Soms ziet men
ook pieken in de vorm van een ster.
Het
is niet precies duidelijk wat de herkomst van de piek is. Volgens
sommige bronnen verwijst de piek naar de Ster der Wijzen of een
geabstraheerde weergave daarvan. Volgens een andere theorie zou de piek
een gespieste appel zijn (vergelijk de vorm van de piek), daar appels
van oudsher een versiering waren van de Germaanse boom op het
Joelfeest, het Germaanse Zonnewendefeest.
Niet iedereen heeft zo'n geluk als wij Niet iedereen is zo gelukkig en blij Sommige mensen hebben het niet zo goed Sommige mensen leven niet zoals het moet Er is dan niet genoeg drinken of eten Dat wou ik je even laten weten Zodat je bij deze kerst denkt aan anderen Zoals de daklozen die honger lijden Met zijn allen kunnen we iets veranderen Sta voor elkaar klaar Dan wordt het een mooie en leuke kerst voor iedereen Niet alleen voor de mensen om ons heen
Een kerstbal is een ornament dat in de kerstboom wordt gehangen.
In
een kerstboom hangen vaak tientallen kerstballen. Kerstballen zijn
oorspronkelijk van geblazen glas, maar worden, vanwege de
breekbaarheid, ook van kunststof gemaakt.Met name de rage om
kerstverlichting en bomen in de tuin te plaatsen heeft hiermee te maken.
De
oorspronkelijke kerstbal is van glas en aan de binnenzijde voorzien van
een laagje metaal (meestal zilver). Meestal is een kerstbal dan ook
spiegelend. De oorsprong van de kerstbal lijkt de heksenbal te zijn,
die vroeger in huis aan de lamp hingen of in de tuin in de borders lag.
Doordat men geloofde dat heksen geen spiegelbeeld hadden, kon men via
de spiegelende bal makkelijk een heks herkennen als die zich in huis
bevond. De zilveren ballen in de tuin hadden voornamelijk een
decoratief doel.
De
oorsprong van de bal als versiering in de kerstboom heeft te maken met
de opkomst van de glasblazerij in Oost-Europa. Men ging toen steeds
vaker glazen ballen gebruiken in plaats van vergulde noten, rode
appeltjes en koek. Voordat de kerstbal in de negentiende eeuw bij rijke
mensen in de kerstboom kwam, werd de kerstboom versierd met papieren
slingers en geknipte papieren figuren.De piek was onbekend. Meestal
werd de boom bekroond met een ster.
Het
zetten van een kerstboom was vóór de negentiende eeuw bij ons een
zeldzaamheid. Het gebruik is eigenlijk Duits en waarschijnlijk via
middenstanders ...
een kerstboom zo mooi van kleur de heerlijke verse geur van een denneboom hij wordt heel mooi versiert aan elke tak hangt een kerstbal vol fonkelende lichtjes bovenop hangt een ster daarna de cadeautjes onder de kerstboom en 25 december is het zo ver dan wordt de kerstman verwacht
met jou heeft men dolle pret jij wordt volledig opgezet met een pijp in de mond een dikke buik ... heel rond twee oogjes en een neus weet je wat er dan gebeurt dan komt de zon je smelt en je verdwijnt arme sneeuwman
Kunststof-kerstboom pas na 17 jaar groener dan echte spar
Kunststof-kerstboom pas na 17 jaar groener dan echte spar
Echte kerstbomen uit de natuur zijn milieuvriendelijker dan
namaakvarianten van kunststof. Alleen als zeventien jaar lang dezelfde
plastic boom wordt gebruikt is er minder schadelijke uitstoot dan als
ieder jaar rond kerst een nieuwe den in huis wordt gehaald.
Dat
hebben ze in Australië uitgerekend. Een echte boom veroorzaakt bij het
proces van kweken, transporteren en uiteindelijk verbranden ongeveer 3
kilo CO2-uitstoot. Bij de productie van een plastic boom is dat 48
kilo. Om echt 'groen' te zijn koop je echter best een kerstboom met
kluit aan, die na de feestdagen in de tuin geplant kan worden om het
jaar erna weer gebruikt te worden. Tuincentra zouden op deze basis ook
kerstbomen kunnen gaan verhuren. (br.hln)
In Denemarken wordt traditioneel kerstavond gevierd met een diner met gans of eend, en gerechten als "brunede kartofler" (gekarameliseerde aardappelen). Het diner wordt afgesloten met rijstpudding met gehakte amandelen en warme kersensaus (Riz à l'Amande, door de Denen verbasterd tot iets dat klinkt als "risalamang"). Het is traditie om een hele amandel in de pudding achter te laten, degene die de hele amandel vindt krijgt een prijs, een cadeautje. Er zijn verscheidene trucs om er voor te zorgen dat kinderen altijd een hele amandel vinden, en dus een prijs krijgen.
Na het eten wordt er rond de kerstboom gedanst terwijl er kerstliederen gezongen worden. Daarna is het tijd om de cadeautjes die onder de kerstboom liggen uit te pakken.
Eerder op de dag van kerstavond gaan Denen die een godsdienst belijden naar de kerk.
Op eerste en tweede kerstdag gaan veel Denen op familiebezoek en eten een kerstlunch ("Jule frokost") met onder andere gemarineerde haring samen met een glas akvavit en bier.
O dennenboom 't wordt zachtjes aan weer tijd dat ik u van 't zolder haal en u versier in vol ornaat zodat u straks te pronken staat met alle pracht en praal
Een kerstverhaal over een jongen die zijn wensen per ballon verstuurt
Martijn en zijn moeder woonden in een dorpje hoog in de bergen. Ze waren arm. Martijn had geen vader. Martijns moeder was naaister, maar in zo'n klein dorp is er niet veel naaiwerk. Martijn ging elke dag na school naar het bos om hout te sprokkelen dat hij kon verkopen. Toch hadden ze maar net genoeg geld voor wat ze echt het allernodigst hadden.
Op een avond kwam de bakkersvrouw haar nieuwe rok halen. Ze legde drie geldstukken voor Martijns moeder op tafel en een boekje voor Martijn. "Het is maar een oude agenda. Maar er staan mooie plaatjes in."
"Dank u wel!" zei Martijn blij. Hij ging met het boekje bij het flakkerende lampje zitten en bekeek de plaatjes. Het plaatje bij de maand december vond hij het mooist. Elk jaar komt de kerstman met zijn rendierslee vanaf de noordpool naar ons toe. Hij brengt cadeautjes mee voor alle lieve kinderen, stond eronder. Voor alle lieve kinderen? Ben ik dan niet lief geweest? vroeg Martijn zich af. Ik heb nog nooit een cadeautje van de kerstman gekregen.
"Mama, wat voor cadeautjes brengt de kerstman?" vroeg hij.
"Ik geloof dat hij geeft wat de kinderen graag willen hebben," antwoordde zijn moeder. Ze wreef in haar ogen. "Ik zou best een nieuwe lamp willen hebben. Dan zou ik beter licht hebben om bij te naaien. Kom Martijn, we gaan slapen."
Maar Martijn sliep helemaal niet lekker. Hij moest de hele tijd aan de kerstman denken. Misschien had de kerstman hem nog nooit een cadeautje gebracht omdat hij niet wist wat Martijn wilde hebben. Dat kon toch? Maar hoe moest Martijn de kerstman laten weten wat hij graag wilde hebben? Ach, het had ook allemaal geen zin. Verdrietig trok Martijn de deken over zijn hoofd.
De volgende ochtend kwam Martijn Dirk, de voerman tegen. "Ik heb wat voor je meegebracht," fluisterde Dirk geheimzinnig. Hij hield iets achter zijn brede rug verstopt. "Wat dan? Een snoepje? Of een paardje van houtsnijwerk?" raadde Martijn. "Fout! Helemaal fout!" lachte Dirk. Op dat moment ging achter hem bol en rood de maan op. "Een ballon!"
"Die heb ik op de kermis in Urma voor je gekocht," vertelde Dirk. "En er zit speciale lucht in, waardoor hij kan vliegen."
Voorzichtig pakte Martijn het touwtje vast. Hij was er stil van. Dirk streek Martijn door zijn haar. Toen klom hij weer op zijn slee.
Dolblij met zijn mooie ballon liep Martijn weg. Die middag sprokkelde hij geen hout. Hij zat op het hek om de schapenwei en keek naar zijn ballon. Hij kon zijn ogen er niet van afhouden. Zo rood als de jas van de kerstman en zo rond als zijn buik. En hij danste zo mooi in de wind! Als Martijn het touwtje los zou laten, zou hij tot in de hemel vliegen. Of naar de noordpool. Opeens begon Martijns hart sneller te kloppen. Misschien kon de ballon zijn wensen naar de kerstman brengen! Martijn sprong van het hek en liep naar huis. Daar scheurde hij voorzichtig een blaadje uit zijn schoolschrift. Hij schreef een lange brief:
Lieve kerstman, Ik heet Martijn en ik ben acht jaar. Ik heb een plaatje van u in een agenda gezien en ik heb een paar wensen. Wilt u alstublieft een lamp voor mijn moeder brengen? En ik zou graag warme laarzen willen hebben. Mijn schoenen zijn zo koud in de winter. En graag ook warme handschoenen. De mijne zijn zo dun geworden. Als ik maar één ding mag vragen, brengt u dan de lamp alstublieft. Ik hoop dat u mij kunt vinden. Ik woon in Strenca op de berg. Kom alstublieft! Uw Martijn.
Martijn vouwde de brief op en bond hem aan het touwtje van de ballon. Toen klom hij de berg achter het dorp op, helemaal tot de top.
Lang staarde Martijn in de verte. Waar zou de noordpool zijn? Moest hij zijn prachtige ballon nu echt laten gaan? Maar het was de enige manier om zijn brief bij de kerstman te krijgen. Martijn keek nog een keer of de knoopjes allemaal goed vast zaten. Toen drukte hij een kus op de dikke wang van de ballon en liet hem los.
Maar de koude bergwind blies niet naar het noorden. Hij kwam juist uit het noorden, en hij blies Martijns ballon naar het zuiden. Over bossen, bergen en dalen tot aan de zee. Aan de rand van een grote stad had de ballon niet genoeg kracht meer om verder te vliegen. Hij zweefde langs een dak naar beneden en kwam in een tuin terecht.
Even later kwam de oude Thijs uit zijn huisje. Hij zag de leeggelopen ballon. "Wat is dat voor rommel," bromde hij. Thijs was vaak brommerig sinds zijn vrouw gestorven was. Dat kwam doordat hij zich zo eenzaam voelde. Toen zag Thijs Martijns brief. Hij vouwde hem open en las hem. "Hij wil wat van de kerstman hebben," snoof de oude man. "Ha! Wat verbeeldt die verwende aap zich wel! Wensen heb ik ook!" Thijs verfrommelde de brief en gooide hem in de vuilnisbak.
Maar die nacht sliep Thijs niet goed. Hij moest steeds aan de kerstman denken. Hij had vroeger ook wensen gehad, kinderen, kleinkinderen - en toch was hij helemaal alleen. En die Martijn was misschien toch niet zo'n verwend kereltje. Laarzen, handschoenen en een lamp voor zijn moeder. Welk kind vroeg nou zulke dingen aan de kerstman?
Heel vroeg in de ochtend stond Thijs op. Hij haalde Martijns brief weer uit de vuilnisbak. Strenca. Waar lag dat eigenlijk?
Twee dagen later stond er een wonderlijke, oude man op het station van Urma. Hij had een rode jas aan en hij had een zak vol pakjes bij zich. Boven zijn hoofd danste een rode ballon. "Hoe kom ik in Strenca?" vroeg de wonderlijke oude man. "Daar kun je nu alleen met een paardenslee komen," antwoordde de stationschef. "Hé, Dirk, kom eens hier. Deze heer wil naar Strenca."
Een paar uur later werd er bij Martijn op de deur geklopt. En toen kwam de kerstman binnen. Echt, heus waar - de kerstman! Hij had met bont gevoerde laarzen en heerlijk warme wanten voor Martijn bij zich. En een lamp die veel licht gaf voor Martijns moeder. Fruit en snoepgoed. En de prachtige kerstballon had hij ook teruggebracht!
De kerstman bleef de hele nacht bij Martijn. Hij hield zijn hand vast tot hij in slaap gevallen was. Daarna praatte hij heel lang met Martijns moeder.
Toen het de volgende ochtend licht werd, laadden ze een bundel kleren, de nieuwe lamp en de naaimand op Dirks slee. Toen gingen ze naar het station van Urma.
Nu wonen Martijn en zijn moeder bij Thijs. Elke dag speelt Martijn na school in de tuin. De oude Thijs kan weer lachen en Martijn en zijn moeder noemen hem 'opa'.
Elk jaar als het Kerstmis wordt, kopen Martijn, zijn moeder en Thijs een rode ballon. Dan schrijven ze de kerstman een bedankbrief en binden hem aan het touwtje. Daarna laten ze de ballon vliegen - over dalen, bergen en bossen naar de noordpool.
ik stuur deze kerstkaart met fijne wensen naar heel bijzondere mensen wensen met bergen van geluk een goede gezondheid veel gezelligheid een heel jaar aan een stuk
met ballen en slingers versieren wij de boom het sparretje verandert in een kerstboom met sterretjes en klokjes een beetje engelenhaar dan de lichtjes en de kerstboom is klaar maar wacht eens... er ontbreekt nog iets aan wat dan...? laat je ogen eens naar boven gaan... oh ja een boom is niet af zondere iets aan de top er ontbreekt nog een piek bovenop