een kerstboom zo mooi van kleur de verse geur van een denneboom hij wordt heel mooi versiert dat gaan we meteen doen daarna de cadeautjes onder de kerstboom
aan elke tak hangt een kerstbal bovenop de kerstboom hangt een ster voor de kerstboom staat een kerststal en op 25 december is het zo ver
maar eerst de boom versieren slingers, lampen en ballen want we hebben wat te vieren met 25 december
Een directe verbeelding van het kerstverhaal vormen de kerststallen die met name in katholieke landen worden vervaardigd. Deze zijn van uiteenlopende materialen en grootte. Ook kerststallen met levende personen en dieren komen voor. De aanwezigheid van de os en de ezel in de stal heeft geen bijbelse oorsprong. Ze werden erbij geplaatst omwille van de zin uit het Oude Testament waar de profeet Jesaja zegt: De os en de ezel kennen beter hun Meester dan Israël. Die van de herders met hun schapen is wel op het evangelie gebaseerd, evenals als die van de drie Wijzen uit het oosten (zie ook Driekoningen & Mat. 2:1-18) . Het decor van het kerstverhaal is dikwijls aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. In Nederland en België betekent dat een winterse, barre omgeving. Overigens kan het in het Heilige Land ook sneeuwen en vriezen, hoewel het eerder zeldaam is.
dennenboom o dennenboom het wordt zachtjes aan weer tijd dat ik u van het zolder haal en u versier in vol ornaat zodat u straks te pronken staat met alle pracht en praal
Er was eens een knaap die geen liefje had. Het werd Kerstmis, en de andere jongens gingen allemaal naar het feest, maar hij bleef alleen thuis zitten. "Wat moet ik nou?" dacht hij. Hij pakte zijn beurs, ging een kaars kopen, haalde thuis zijn citer op en begaf zich naar het badhuisje, waar hij de kaars ontstak en op de kachel zette. Toen begon hij te spelen. Verzonken in droef gemijmer had hij zo een tijdje zitten tokkelen toen er plotseling een meisje het badhuisje binnentrad en begon te dansen. Vervolgens kwam ze naar de jongen toe en gaf hem een kus. Pas toen de klok middernacht sloeg verdween ze weer.
De volgende avond begaf de jongen zich opnieuw naar het badhuisje om daar op zijn citer te spelen. En wederom kwam het meisje binnen en danste voor hem en gaf hem een kus. De derde avond nodigde de jongen zijn oude petemoei uit en vroeg haar om raad. De wijze oude vrouw dacht diep na en raadde hem toen: "Hang een kruis om je hals, over je kiel heen, en als dat meisje nu weer komt en je een kus geeft, hang haar dan snel het kruis om haar hals." Toen het meisje die avond kwam en hem wilde kussen hing hij gauw het kruis om haar hals. Ze riep zacht iets uit het raam, en van buiten hoorde hij het geluid van andere meisjesstemmen... De jongen schrok zo dat hij bewusteloos neerzeeg.
De volgende morgen, toen hij ontwaakte, zag hij dat het meisje nog steeds bij hem zat. Hij liep naar huis, op de voet gevolgd door het meisje. Hij probeerde met haar te praten, maar ze kon geen woord uitbrengen. Meneer pastoor werd erbij geroepen en die las haar Gods woord voor. Dit gaf het met stomheid geslagen wicht op slag haar spraakvermogen terug, en ze vertelde waar ze vandaan kwam, dat ze geboren was op het slot en de dochter van de graaf was. "Wil je me begeleiden naar mijn vader?" vroeg ze de jongen.
Zo gingen ze samen op weg, met een paard en een krakkemikkige wagen, waarmee ze het slot niet mochten bereiken, want de wagen begaf het en stortte in elkaar en het paard was binnen de kortste keren bekaf. Ze vervolgden hun weg nu te voet, tot ze tenslotte bij het kasteel kwamen. Daar werden ze echter niet zomaar binnengelaten. "Heeft de graaf niet een lief kindje?" vroegen ze. "Dat klopt ja," luidde het antwoord. "Wij komen met nieuws over dat kind," zeiden ze, en toen werden ze bij de graaf gebracht.
De graaf vroeg: "Wat weten jullie van mijn kind?" - "Het enige wat we weten," zeiden ze, "is dat het kind eenentwintig jaar oud is, en dat het nooit gegroeid is en toch niet doodgaat. Dat is jullie kind namelijk helemaal niet, ik ben jullie dochter."
"Jij? Ons kind?" riep de graaf perplex uit. "Hoe kan dat nou?"
"Dat zit zo," legde het meisje uit, "ik ben ontvoerd door een heks die dat kind in mijn plaats in de wieg heeft gelegd. Ik ben nu al eenentwintig jaar bij haar."
Even was het stil. Toen vroeg het meisje de graaf: "Hebben jullie destijds niet een bal gegeven?"
"Dat klopt ja, ik herinner me dat bal nog als de dag van gisteren."
"En is er toen niet een zilveren lepel gestolen?"
"Dat is waar ook!" zei de graaf met toenemende verbazing.
"En wat hebben jullie toen met de huishoudster gedaan?"
"Die hebben we laten kastijden wegens diefstal."
"En een tijdje later, gaven jullie toen niet weer een bal? En is er bij die gelegenheid niet een zilveren beker gestolen?"
"Klopt," prevelde de graaf.
"Die huishoudster, dat was geen slecht mens," zei het meisje, "wij hebben toen die beker gestolen! Ik hoop dat het nu duidelijk is dat ik jullie dochter ben, en deze jongeman hier wil ik als echtgenoot."
"Waar heb je die arme sloeber in godsnaam opgeduikeld?" vroeg de graaf.
Het meisje vertelde: "Het was kerstavond en deze schat zat in het badhuisje op zijn citer te spelen. Toen vroeg ik of ik naar hem mocht kijken. Dat mocht. Ze stuurden me naar binnen om voor hem te dansen en ze bevalen me hem te kussen, want we wilden hem inpalmen. Maar deze snuiter was ons te slim af! Twee avonden achtereen bracht ik vrijblijvend met hem door. Maar de derde avond gooide die rakker me een kruis om mijn hals, en toen ben ik bij hem gebleven. De volgende morgen ben ik hem achternagelopen. Kortom, zo heeft hij mij uit de ban van die heksen verlost."
De graaf erkende het meisje als zijn dochter. "Maar wat moeten we nu beginnen met dat kindje dat al eenentwintig jaar bij ons is?" vroeg hij. "Er zit maar een ding op," sprak het meisje op gedecideerde toon. "Je moet een brandstapel laten bouwen en die aansteken en mij dan het kind geven!" Ze brachten haar het poppedeintje, dat zij met een fluks gebaar op een grote spa legde en met een boogje in het vuur wipte. De ontzette heksen krijsten uit het raam: "Verbrand ons kind niet!" Maar reeds sloegen de vlammen hoog op, de huid van het kindje barstte open en spatte van het lijfje af, en toen de vuurzee luwde bleek er van het heksenkind niets anders over te zijn gebleven dan een klomp elzenhout.
Het meisje liep naar haar aanstaande toe en toonde hem de houten stomp te midden der smeulende resten van de brandstapel, en de graaf zei tegen hem: "Het lijkt me dat jullie maar eens moesten gaan kijken hoe het met je huis is!" - "Maar ik heb niet eens paarden voor de reis erheen," antwoordde de jongeling. De graaf liet paarden en een gerieflijke reiskoets voor ze aanrukken en gaf hun bovendien ook nog een koetsier, en zo reden ze in ongekende luxe naar het huisje waar de jongeman gewoond had. Zijn povere hut maakte een armzalige indruk en de graaf sprak: "Over een maand staat hier een degelijk huis van steen!" Ze bouwden een mooi stenen huis voor hem, waar hij met zijn jonge bruid introk, en daar, in dat fraaie en deugdelijke bouwwerk, wonen ze nu nog.
Kerst is voor de meeste mensen een feest maar als je alleen en eenzaam bent in de kou dan mis je het meeste dat mensen niet aan je denken
Met Kerst hoor je toch blij te zijn als je alleen bent wil je toch geen pijn zelfs niet een heel klein beetje
Maar als je alleen bent in de donkere nacht en niemand die je ziet of aan je denkt dan denk je toch dat je de enige bent die niet lacht maar er zijn met Kerstmis veel eenzame mensen met verdriet.
Met Kerst zou iedereen blij horen te zijn Groot en klein
150 gram boter 150 gram lichtbruine basterdsuiker 3 eieren 150 gram zelfrijzend bakmeel 1 eetlepel koekkruiden 100 gram amandelen 150 gram rozijnen enkele druppels amandelessence boter om in te vetten bloem om te bestuiven 300 gram marsepein (kant en klaar) eiwit chocoladeblaadjes
bereiding:
Roer de boter met de suiker tot room en voeg een voor een de eieren toe. Meng zelfrijzend bakmeel en koekkruiden door elkaar en spatel deze in gedeelten erdoor. Hak de amandelen klein en voeg deze met de rozijnen en amandelessence toe. Vet een springvorm in met boter en bestuif deze met bloem. Giet het beslag erin en schuif de vorm in een voorverwarmde oven van 160 °C, stand 2-3. Bak de taart in 70-990 minuten gaar. De taart is gaar wanneer een droge naald er na het prikken er weer droog uit komt. Haal de taart ui de oven en laat deze op een rooster afkoelen. Rol de marsepein uit tot een grote ronde lap en leg deze als een tafelkleed over de taart. Plak met wat eiwit wat chocoladeblaadjes erop.
Candles are a gift of light, A tiny sun, a bit of star. No other dancer in the night Dances with such sheer delight, Little souls serene and bright, Each a glimpse of what we are Shining innocent and pure.
De Kerstman is weer in het land. Die lieve man heeft iets voor jullie in zijn hand. Het is niet zo groot maar ook niet al te klein. De Kerstman hoopt dat jullie er blij mee zullen zijn.
Sir Henry Cole zag er elk jaar met Kerstmis tegenop al zijn
familieleden, vrienden en kennissen handgeschreven brieven te sturen .
Omstreeks 1840 vroeg Cole aan de Britse schilder John Callcott Horsley, een kerstkaart voor hem te ontwerpen. Horsley leverde die
kerstkaart af in november 1843 en Cole liet met behulp van lithografie
duizend kerstkaarten drukken op stevig karton en daarna met de hand
inkleuren. De schatting is dat er van de gedrukte exemplaren van deze
kaart nog
slecht dertig intact zijn. De kaarten werden in 1843 voor één shilling
per stuk verkocht. In het midden van de negentiende eeuw was dit een
gemiddeld weekloon.
Sir Henry Cole, wiens familie op de kaart is afgebeeld, wilde met de
opbrengst van de kaartenverkopen de armen in Londen prettige kerstdagen
bezorgen. De kaart werd onder andere te koop aangeboden aan de lezers
van het tijdschrift Felix Summerly's Home Treasury. De afbeelding werd
niet door alle lezers gewaardeerd. Men vond het niet zo kies dat er ten
bate van de armen een welgestelde, proostende familie werd afgebeeld.
Ook vond men het niet netjes dat er kinderen op de prent zijn te zien
die wijn drinken.
In de jaren zestig van die eeuw werd een goedkopere manier ontdekt om
kleuren te drukken, waardoor het mogelijk werd kerstkaarten veel
goedkoper aan te bieden. Toen kwam er in 1870 een speciaal posttarief
voor kaarten: zegels van een halve penny. Nu werd men echt overspoeld
met kerstkaarten, waarvan er veel heel gedetailleerd waren ontworpen. Ze
werden zo populair en schonken zoveel plezier dat er onvermijdelijk
protesten tegen kwamen. Een boze brief aan The Times in 1877 noemde de
kerstkaarten ronduit 'een sociaal kwaad'. Ze waren echter niet meer te
stoppen en vandaag de dag worden er elk jaar in december miljarden
kerstkaarten verstuurd.
Antwerpen kerstmarkt en kerstshopping van 11/12 tot 02/01/2011
* Openingsparade op de Kaaien en Steenplein: zaterdag 11 december 2010, van 18 tot 19 uur * Kerstmarkt op Steenplein, Suikerrui, Grote Markt en Handschoenmarkt: van zaterdag 11 december 2010 tot zondag 2 januari 2011 * IJspiste op Steenplein: van zaterdag 11 december 2010 tot zondag 9 januari 2011 * Koopzondagen: zondag 12 en zondag 19 december 2010, van 10 tot 18 uur * Music For Life op de Groenplaats: zaterdag 18 tot en met vrijdag 24 december 2010 * Eindejaarsvuurwerk: vrijdag 31 december 2010 * Nieuwjaarsreceptie: zondag 9 januari 2011, van 11 tot 14 uur * Kerstboomverbranding op Linkeroever: zaterdag 15 januari 2011, 17 uur
Shopping in Antwerpen De Meir Keyserlei vormen de voornaamste winkelas in Antwerpen. Je vindt er meerdere overdekte galerijen, winkelketens en boetieks. Niet enkel om te winkelen maar ook om iets te eten of te drinken is er keuze te over.
Wandelroute Antwerpen: kerstmarkt, bezienswaardigheden en shopping Met deze wandelroute brengen we je langs alle kerstmarkten, de belangrijkste bezienswaardigheden en shoppingstraten.
Openbaar vervoer: met de trein naar Antwerpen is de goedkoopste manier, veilig en snel. De wandelroute start aan het Centraal Station. Terugkeren vanaf de Meir, de Groenplaats of het Frederik Van Edenplein op de linkeroever kan uitstekend met de ondergrondse tramlijnen.
Met de auto: hou er rekening mee dat de meeste parkings in de binnenstad tijdens de eindejaarsdagen volzet zijn. Ook vrij parkeren in de aanpalende straten is quasi onmogelijk. De vroege vogels kunnen terecht met hun auto ondergronds op het Astridplein voor het station, onder de Schouwburg op het theaterplein en aan de Scheldekaaien. Nog beter is om je wagen op de parkings op Linkeroever te plaatsen en het openbaar vervoer te nemen dat je op een paar minuten aan de overkant brengt.
Een
kerstboom is een naaldboom die traditioneel rond kerstmis in huis wordt
gehaald om versierd te worden met kaarsjes, ballen, slingers,
engelenhaar, uiteenlopende decoratieve figuren (engelen, rendieren,
pakjes... ) en eventueel een piek. De traditie van de kerstboom is
allengs uitgebreid tot verlichte en versierde bomen op pleinen en in
parken, straten en tuinen.
De
kerstboom gaat terug op een voor-christelijk, ook wel "heidens"
vruchtbaarheidssymbool. De groenblijvende boom vertegenwoordigt daarin
de vernieuwing van het leven.
In
veel gemeenten wordt een grote verlichte kerstboom neergezet, meestal
op een markt, plein of andere centrale plaats in de stad of het dorp.
Xavier Debaere zingt nog één keer Formidabele Kerstmis
Xavier Debaere zingt nog één keer 'Formidabele Kerstmis'
Om Formidabele Kerstmis te beluisteren klik op de foto
Tijdens het kerstconcert 'Formidabele Kerstmis' in Mechelen en Lier zingt Lucas Van Eynde nog één keer de kersthit die hij in 1993 als Xavier Debaere maakte.
Vele mensen herinneren de in Lier geboren acteur Lucas Van den Eynde als slager André Vangenechten uit 'Van vlees en bloed' of als Bucky Laplasse uit 'Het eiland'. Maar nog meer televisiekijkers zullen Van den Eynde vereenzelvigen met Xavier Debaere, de professionele afscheidnemer die in 1993 elke zondag de legendarische tv-show Morgen Maandag van Marc Uytterhoeven afsloot.
Xavier Debaere was een man met haar in een zijstreep, een truitje zonder mouwen of debardeur en veel te korte broek. Met een bloedserieus gezicht haalde Xavier Debaere allerlei spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen door elkaar. Tot zijn vaste uitdrukkingen behoorden 'Formidabel' en 'Dank u vriendelijk, dames en heren'.
"Eigenlijk had ik dat typetje als in 1990 gecreëerd voor het toneelstuk Wilde Lea. Ik speelde daarin een tweederangsartiest die nogal moeilijk uit zijn woorden kwam. Marc Uytterhoeven vroeg me om dat typetje uit te werken en er elke Morgen Maandag mee af te sluiten. Ik heb nooit vermoed dat het zo zou aanslaan. Ik sloot de show ook altijd met een liedje af waarin ik over de gebeurtenissen uit het programma en over de actualiteit van de voorbije dagen zong. Voor een van de laatste afleveringen maakte ik met de mannen van Kommil Foo het liedje Formidabele Kerstmis. Dat heb ik sindsdien nog maar én keer gezongen, namelijk in 2003 ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Vlaamse televisie."
Deze maand kruipt Lucas Van den Eynde nog één keer in de huid van Xavier Debaere. Dat gebeurt tijdens het kerstconcert Formidabele Kerstmis, dat hij samen met Connie Neefs in Mechelen (uitverkocht), Male (19 december) en Lier (21-23 december) brengt. Hij zingt er nog één keer zijn kersthit uit 1993.
"Maar ik verkleed me echt niet als Xavier Debaere, hoor, hoewel dat debardeureke nog altijd in mijn kast hangt. Het is een relikwie, hé." (br.gva)
Tickets kerstconcert: 03-488.06.79 en www.lierscultuurcentrum.be
* Afrikaans: Geseende Kerfees en 'n gelukkige nuwe jaar * Baskisch: Gabon Zoriontsuak eta urte berri on * Deens: God jul og godt nytår * Duits: Fröhliche Weihnachten und ein glückliches Neues Jahr * Engels: Merry Christmas & a happy New Year * Ests: Häid jõule ja Head uut aastat * Fins: Hyvää Joulua ja Onnellista Uutta Vuotta * Frans: Joyeux Noël et Bonne Année * Italiaans: Buon Natale e Felice Anno Nuovo * Nieuwgrieks (Ελληνικά): Καλά Χριστούγεννα και ευτυχισμένος ο Καινούριος Χρόνος * Pools: Wesołych Świąt i Szczęsliwego Nowego Roku * Portugees: Boas Festas e um feliz Ano novo * Russisch: С Новым годом и с Рождеством Христовым! * Spaans: Feliz Navidad y Próspero Año Nuevo * Vietnamees: Chúc mừng Giáng Sinh * Zweeds: God Jul och Gott Nytt År
De zak van Sinterklaas, Sinterklaas, Sinterklaas, De zak van Sinterklaas, o jongens, jongens het is zo`n baas! Daar stopt hij, daar stopt hij, daar stopt hij blij van zin. De hele, de hele, de hele wereld in! De zak van Sinterklaas, Sinterklaas, Sinterklaas, De zak van Sinterklaas, o jongens, jongens het is zo`n baas!
Hij is voor groot en klein, groot en klein, groot en klein, Hij is voor groot en klein voorzien van taai en marsepein. En bergen, en bergen, En bergen suikergoed, Zo lekker, zo lekker, Zo lekker en zo zoet. Hij is voor groot en klein, groot en klein, groot en klein, Hij is voor groot en klein voorzien van taai en marsepein.
Maar onder in die zak, in die zak, in die zak, Maar onder in die zak daar ligt het hele grote pak, Voor het lieve, voor het zoete, voor het lieve zoete kind. Zeg was jij, zeg was jij, dit jaar gehoorzaam vrind? Maar onder in die zak, in die zak, in die zak, Maar onder in die zak daar ligt het hele grote pak.
Het Sinterklaasfeest wordt in verschillende vormen in heel Europa gevierd van Frankrijk tot Bulgarije en van Italië tot Oekraïne. In het Noord-Franse Lotharingen wordt het Sinterklaasfeest gevierd op 6 december. Sint Nicolaas is de beschermheilige van deze streek. De hulp van Sinterklaas heet Père Fouettard (de zweepvader) en is een roodharige man met een woeste rode baard en een grote mantel met hoofdkap. Père Fouettard heeft drie kinderen afgeslacht en Sinterklaas heeft deze kinderen weer tot leven gebracht, waarna Père Fouettard de hulp van Sinterklaas werd. Père Fouettard strafte stoute kinderen met de zweep (tegenwoordig geeft hij in dat geval een zweepje aan het kind).
Père Fouettard (de zweepvader)
In het Duitstalige deel van Zwitserland heet hij St. Nikolaus of Samichlaus of Santiglaus en zit hij op een ezel. De hulp heet Schmutzli. Er worden rijmpjes opgezegd in plaats van liedjes gezongen en hij komt niet uit Spanje, maar uit het bos. In Oostenrijk viert men het feest van Nicolo, z'n helpers heten krampussen en zien eruit als duivels.
In de Duitse stad Bremen vieren de kinderen op 6 december het feest van Sünnerklaas. Een Zwarte Piet is er niet bij. De kinderen lopen van winkel tot winkel, waarbij ze liedjes zingen en rijmpjes opzeggen. Daarvoor krijgen ze cadeautjes. Vroeger waren deze liedjes in het Nederduits, maar sinds de jaren 60 van de vorige eeuw verdween deze traditie en zongen ze voortaan in het Duits.
De manier waarop Sinterklaas aankomt, verschilt in de verschillende landen. Maar het is bijna altijd in een of andere vorm van een processie van een heilige, zoals die bekend is uit het katholieke geloof. De oudste intocht per boot is die van Bari, die sinds 1087 jaarlijks plaatsvindt. In de Duitse gemeente Blomberg is Sinterklaas sinds 1965 al een begrip. Deze zogenaamde Blombergse Sinterklaas is overgewaaid uit Nederland. In de grensgebieden wordt op sommige plekken ook het Sinterklaasfeest gevierd.
In de jaren vijftig van de 19de eeuw verschenen kleurrijke prentenboeken over Sinterklaas. De in Amsterdam geboren dominee C. van Schaick publiceerde in 1852 zijn 'Sint Nikolaas-vertellingen voor de jeugd'. Dat de zwarte knecht in die tijd een nieuwe vinding moet zijn geweest blijkt uit het feit dat hij in het boek van Van Schaick ontbreekt en Sinterklaas alles alleen moet doen. De Sint is in deze uitgave overigens niet te beroerd om de bestraffing van stoute kinderen hoogstpersoonlijk ter hand te nemen. Het straffen van kinderen werd later steeds meer overgelaten aan Zwarte Piet, die daardoor zijn goedmoedige imago steeds meer verloor. Bij Schenkman beschikt hij nog niet over een knecht om dat soort vervelende karweitjes op te knappen.
Het was een strenge, gure en wrede winter. De mensen verstopten zich in hun warme huizen, en gingen zo min mogelijk naar buiten, waar de ijskoude wind hen in het gezicht blies. Zelfs de dikste jassen hielden de snerpende kou niet tegen.
Koning Winter stond tevreden voor het grote raam van zijn paleis, dat geheel van ijs was gebouwd op de noordelijke kust van de Poolzee. Hij had zojuist zijn neven, Regen, Hagel en Sneeuw, bevolen mee te gaan met zijn oudste zoon, de Noordenwind, op een tocht naar de gematigde luchtstreek, en bedacht dat het geen gek idee zou zijn als hij zelf ook eens een ommetje ging maken.
Hij liet zijn vier poolberen voor zijn wagen spannen en reed zo ver zuidelijk als hij maar durfde, en keek intussen tevreden naar het werk dat zijn zoon en zijn neven hadden verricht.
Alle planten waren verdwenen, en de grond was bedekt met een dikke laag sneeuw, even mollig om te zien als zijn eigen witte berenpels. "Laten nu de bloemen maar eens proberen om hun kopjes op te steken uit die sneeuwlaag," zei Koning Winter bij zichzelf. "Nee, nee, ze moeten er de hele lange winter onder blijven, en wie weet, lukt het de Lentefee dit keer niet om de bloemen in het voorjaar tot leven te brengen."
Koning Winter reed langzaam terug naar zijn paleis, genietend van de stille witte wereld om hem heen.
De Noordenwind was teruggekomen van zijn lange reis. Hij voelde zich leeg en verdrietig. Die nacht had hij iets vreselijks meegemaakt: een hevige sneeuwval had een heel dorpje in de bergen bedolven. Er was maar één levend wezen aan de dood ontsnapt, een klein hummeltje, met haar als gesponnen vlas en ogen als blauwe bloemen. De Noordenwind had het kleine, bange, huilende schepseltje in zijn armen genomen en meegedragen door de bossen en over de bergen tot in het paleis van Koning Winter aan de Noordpool.
Nooit eerder was er zo iets gebeurd. Nooit eerder was het stemmetje van een huilend kind tot de Noordenwind doorgedrongen. Zijn hart klopte snel; het was een nieuw en wonderlijk gevoel, dat hem onrustig maakte.
Hij liep naar de grote zaal, waar Koning Winter op zijn troon zat. Naast hem zat zijn neef, de Sneeuwstorm. De Noordenwind voegde zich bij hen, ging in zijn diepe armstoel zitten en verzonk in gepeins. Langzamerhand werd hij kalmer.
Het was koel in de zaal. Geen vuurtje flikkerde in de haard, geen lampje brandde gezellig, maar de maan scheen met haar bleke licht door de hoge ramen naar binnen en deed de ijskristallen tegen de wanden glinsteren als zilver en juweel. De Noordenwind scheen alles behalve vrolijke gedachten te hebben, want hij zuchtte een paar maal diep. Toen hij zag dat Koning Winter en zijn neef de Sneeuwstorm in slaap waren gevallen, stond hij op en verliet zachtjes de zaal. In de voorhal van het paleis lag een stapel zachte pelzen. De Noordenwind legde er voorzichtig een aantal opzij tot hij het pakje gevonden had dat hij zocht. Voorzichtig tilde hij het op. Toen pakte hij een paar lange repen rendiervel, en voorzichtig bond hij het pakje hiermee aan zichzelf vast. In het pakje lag het kleine meisje, dat hij de naam 'Vlasbloem' gegeven had.
De Noordenwind begreep wel, dat hij het kleine meisje onmogelijk bij zich kon houden in het rijk van zijn vader, Koning Winter. Opdat niemand het kleine wezentje zou zien, had hij haar zolang in de voorhal tussen de warme pelzen gelegd.
En nu, nu had hij een oplossing gevonden voor het tere wezentje dat hij veilig tegen zich had aangebonden.
Met een enorme snelheid gleed de Noordenwind in zuidelijke richting langs de grond, en hij stopte niet, voordat hij bij een kleine rivier was gekomen die door een donker bos stroomde. Hij was nu minstens tweeduizend kilometer van het paleis van Koning Winter vandaan, en kon dus eventjes rusten. Hij hijgde van inspanning. Voorzichtig trok hij een slip weg van de pels waarin Vlasbloem gewikkeld was en keek naar het slapende kind. Plotseling werd het hart van de Noordenwind week, en hij verlangde het lieve kleine ding te kussen, maar hij wist dat zij het zou besterven van de schrik als hij het waagde. Daarom deed hij het niet, maar dekte haar weer lekker toe, en ging toen het pijnbos in. In het midden van dit bos hield hij stil en liet een schril gefluit horen, dat beantwoord werd door een zwakker gefluit in de verte. Onmiddellijk kwam er een kleine donkere man, gekleed in blauw fluweel, uit de duisternis van het bos te voorschijn, hij nam de baret met de grote paarse veer van zijn donkere krullen, maakte een buiging voor de Noordenwind en zei: "Wat kan ik voor u doen, Noordenwind?" - "Ik wou je meester spreken, de goede Sint Nicolaas. Is hij thuis?" - "Zeker, hij is thuis. Welke boodschap moet ik hem brengen?" - "Zeg hem dat de Noordenwind, de zoon van Koning Winter, hem graag wil spreken en hier op hem wacht." De knecht verdween en keerde kort daarna terug. "Mijn meester, Sint Nicolaas, nodigt u uit om bij hem binnen te komen, maar hij verzoekt u heel vriendelijk te zijn, en te denken aan zijn zachtmoedige hofgebruiken."
"Die boodschap was niet nodig," zei de Noordenwind, "want ik kom met en voor iets héél liefs. Nooit was ik vreedzamer gestemd dan op dit ogenblik..."
"Het spijt me," zei de donkere knecht zacht, "u heeft de Heilige Meester wel eens een ander beeld van uzelf gegeven... Wilt u mij volgen?" De Noordenwind klemde de kleine Vlasbloem met een teder gebaar tegen zich aan, toen hij achter de knecht aan door het bos liep. Plotseling stonden ze op een open vlakte; het maanlicht toverde schaduwen op het paleis dat voor hen lag. "Kom maar, volg me," zei de donkere knecht.
Even later stond de Noordenwind op de binnenplaats van het paleis. Een lange, brede trap leidde naar een verblijf dat op een soort keuken leek. Het zag er gastvrij, gezellig en zindelijk uit. In de houten schoorsteenrand stond met grote, duidelijke letters de uitnodiging gesneden: "Welkom zijn de hongerenden." De stenen vloer was met wit zand bestrooid, en de tafels en stoelen waren van eikenhout, zwart van ouderdom, evenals de dwarsbalken van de zolder, waarin allerlei figuren en spreuken waren uitgesneden.
In een grote zetel bij de haard zat een oude man in een donkerrode fluwelen mantel. Zijn volle witte baard hing golvend naar beneden. Zijn ogen fonkelden in zijn vriendelijke gezicht.
"Dag Noordenwind," zei hij glimlachend, terwijl hij zijn mantel wat dichter om zich heen trok. "Wat brengt jou ertoe om mijn vreedzame woning te betreden? Kom je namens Koning Winter of namens jezelf? Ach, het doet er ook niet toe, je bent welkom...!" Hij draaide zich half om naar zijn knecht. "Zeg, Piet, leg nog eens wat hout op het vuur en pook het maar flink op... 't Is altijd zo koud als de Noordenwind in de buurt is..."
Zwarte Piet deed snel wat hem bevolen was, terwijl de Noordenwind verontschuldigend zijn schouders ophaalde. Sint Nicolaas knikte vriendelijk naar hem. Dit gaf de Noordenwind moed om zijn pakje los te maken, en Vlasbloem, die nog altijd sliep, uit de zachte pels te voorschijn te halen. Hij vertelde de Sint hoe hij haar gevonden had. "Het is een vreemde boodschap die ik moet doen, goede Sint," zei hij zacht. "Het leed van dit kind heeft mij voor het eerst van mijn leven weekhartig gemaakt. Weet u, Sint, ik ben niet altijd zo koud en guur... Ik ben u dikwijls achternagegaan, als u met uw liefdevolle hart de kinderen blij ging maken met geschenken... Ja, ik heb u altijd in stilte bewonderd. Daarom ben ik ook nu naar u toegekomen om uw hulp te vragen voor dit kindje... Kom, Vlasbloemetje, word eens wakker," vervolgde hij en drukte zijn lippen heel zachtjes op de dichte oogjes van het kind, dat nu wakker werd, haar bloemenoogjes uitwreef met haar rosé knuistjes, en verwonderd om zich heen keek. Sint Nicolaas streek nadenkend over zijn baard: "Wat een trieste geschiedenis, Noordenwind," sprak hij, "maar we vinden er vast wel een oplossing voor."
Hij stak zijn hand uit om het kind te strelen. Tot zijn grote verrassing was Vlasbloem helemaal niet bang voor hem, en strekte beide armpjes naar hem uit. Hij nam het kind op schoot, en glimlachte toen het de armpjes om zijn hals sloeg en hem kuste.
De Noordenwind zuchtte opgelucht. "Gelukkig, ze is hier graag, ze is hier goed, ik laat haar dan nu maar hier... Vaarwel Sint Nicolaas! Ik ga..." De Sint maakte een klein gebaar, maar de Noordenwind verontschuldigde zich: "Nee, nee, ik heb geen tijd om te blijven. Koning Winter zal mij missen als hij wakker wordt... Ik moet nu gaan, vaarwel!"
't Was vijf december, Sint Nicolaasavond... In het huis van de boswachter heerste deze keer geen vrolijke stemming. Droevig zat de vrouw bij haar spinnewiel, treurend om haar kind, haar enig kind, dat kort geleden gestorven was.
"Kom aan moedertje," zei haar man, "houd nu eens even op met spinnen en kom eens bij het haardvuur zitten..."
"Och Jan, hoe kan ik dat nu doen?" vroeg de vrouw met een vriendelijk, maar droevig lachje. Toch stond ze op van haar spinnewiel en liep langzaam naar de andere kamer.
"Kom nu, je mag niet langer zo verdrietig zijn! Ons kleintje is nu immers van alle pijn en lijden verlost; laten we proberen een beetje vrolijk te zijn op Sint Nicolaasavond. Al was het maar om onze kleine vriend Olaf, vind je niet? Ach, hij is zo flink en sterk en jong. Toe, maak het een beetje gezellig vanavond, om hem een plezier te doen... Hij zal zo dadelijk wel komen, denk ik. Ach, hij is zo'n heerlijke, trouwe vriend voor twee zulke eenzame mensen als wij..."
"Je hebt gelijk, Jan," zei zijn vrouw, haar ogen afdrogend. "Voor Olaf zal ik het gezellig maken en wat speculaas bakken." Ze begon de kamer wat op te ruimen en nam uit een oude kast met mooi koperen beslag de mooie porseleinen kopjes, die ze niet meer te voorschijn had gehaald sinds de laatste Sint Nicolaasavond, die ze nog samen met hun kindje hadden doorgebracht.
Heel eenzaam en bedroefd zouden deze twee mensen het hebben gehad, als Olaf, de zoon van hun buren, er niet was geweest. Als hij zingend van zijn werk terugkwam, weergalmde het bos van zijn jonge, frisse stem en de boswachter zei, dat zijn werk hem altijd lichter viel als hij Olafs stem hoorde. En, toen hij eens uit een boom was gevallen en zijn been had gebroken, was het Olaf geweest, die hem op zijn sterke jonge schouders naar huis had gedragen. Geen wonder, dat ook zijn vrouw veel van de lieve jongen hield.
Dikwijls kwam hij hen 's avonds gezelschap houden en altijd wist hij zoveel liedjes, verhalen en grapjes, dat hij de langste winteravond kort maakte. Nee, 't was niet meer dan billijk dat zij om Olaf even hun verdriet probeerden te vergeten, al was 't alleen maar voor deze avond. En zo haalde de goede vrouw haar bakspulletjes te voorschijn, kneedde met bekwame vingers het speculaasdeeg, legde haar mooiste tafelkleed op tafel, en zette er haar beste porselein op. "Daar komt Olaf al," riep de boswachter van beneden. "Ja, ja, ik kom, ik ben er al," riep zijn vrouw terug. "Ik zie hem al. Maar wat draagt hij daar? Zeker iets, dat hij onderweg heeft opgeraapt." - "Ik draag een Sint Nicolaasgeschenk voor u," zei Olaf lachend, met zijn heldere stem. "Kom, laten we naar binnen gaan, dan zult u wel zien, wat het is!"
Vlasbloemetje was, nadat de Noordenwind haar bij Sint Nicolaas had gebracht, een hele tijd bij de Goedheiligman gebleven. In die week had ze al de hoekjes en gaatjes van zijn paleis doorsnuffeld. Ze had gezien hoe zijn Zwarte Pieten bezig waren alle soorten speelgoed te maken dat er maar op de wereld te bedenken was. Ze had staan kijken bij een paar Pieten die de poppen aankleedden; ze had op de houten paardjes gereden; ze had op de blikken trompetjes geblazen en op de trommels geslagen, totdat Sint Nicolaas watjes in zijn oren had gestopt, zo'n lawaai maakte het kleine ding. Het was allemaal heerlijk, vonden de Pieten en zij moesten er steeds weer om lachen. Vlasbloem mocht, wat hen betrof, het hele paleis ondersteboven trommelen en blazen, zo lief vonden ze haar. Toen kwam de Noordenwind even langs, om te kijken hoe zijn kleine beschermelinge het maakte. Hij schudde ernstig zijn hoofd en zei tegen de Hoofdpiet dat de Pieten druk bezig waren om zijn Vlasbloem erg te verwennen. Maar de Hoofdpiet lachte net zo hard als de andere Pieten, en zei dat het meisje precies mocht doen wat ze wilde.
Op een keer kwam Vlasbloem eens in de keuken, terwijl alle Pieten daar erg druk bezig waren om pepernoten en speculaaspoppen te maken. Het hummeltje at wel drie speculaaspoppen, handenvol pepernoten en twee suikerbeesten. Ze werd ziek; haar hoofdje klopte, haar maagje begon te draaien, en ze werd in haar bed gelegd met warme kruiken. Juist op dat ogenblik kwam de Noordenwind weer langs om naar zijn Vlasbloemetje te komen kijken. Weer schudde hij ernstig zijn hoofd, toen de Hoofdpiet hem vertelde wat er was gebeurd. De Noordenwind ging naar Sint Nicolaas, en sprak met hem. "Uw Zwarte Pieten verwennen het kleine meisje teveel. Vandaag heeft ze zoveel gesnoept, dat ze nu ziek in haar bedje ligt. Zou het niet beter zijn als ze bij eenvoudige, lieve mensen opgroeide, zodat ze gezelligheid, warmte en geborgenheid krijgt?"
"Tja," zei Sint Nicolaas, "misschien heb je gelijk..." Hij streek een paar maal over zijn baard. "Weet je, Noordenwind, ik ken een paar beste mensen, die haar zullen liefhebben en waarderen. Ik denk dat ons Vlasbloemetje bij deze mensen een heel fijn leven zal krijgen."
De dag vóór het Sint Nicolaasfeest werd het meisje door de Hoofdpiet in de armen van Olaf gelegd. "Olaf," zei de Hoofdpiet, terwijl hij met moeite zijn ogen droog hield, "ik heb hier het mooiste Sint Nicolaasgeschenk dat je maar kunt bedenken. Het is voor de boswachter en zijn vrouw." Hierna draaide hij zich om en verdween in het donker. Vlasbloem sliep, toen Olaf aanklopte bij de kleine boswachterswoning. "Kijk, mevrouw Goedhart, kijk nu toch eens wat deze avond u brengt! De knecht van Sint Nicolaas heeft gevraagd of u voor dit kleine meisje wilt zorgen. Hij had het over een Sint Nicolaasgeschenk..."
"Och Jan, kijk toch eens, een meisje, een klein lief meisje..." riep de vrouw, en tranen van blijdschap stroomden haar over de wangen.
"Moedertje," zei haar man, "we zullen van dit kind houden en voor haar zorgen alsof het ons eigen kleintje is..." Hij streelde Vlasbloem over haar wangetje. "Kom, kleine meid, vertel ons eens wie je bent, en waar je vandaan komt?"
Nu vertelde het meisje dat ze bij Sint Nicolaas had gelogeerd, en de boswachter en zijn vrouw luisterden vol verbazing. Hoe heerlijk Vlasbloem het ook had gehad bij Sint Nicolaas en de Zwarte Pieten, ze vond het nu toch ook weer prettig te wonen bij mensen van haar eigen soort. En het allerfijnst vond ze het om het lieve woord 'moeder' weer te kunnen zeggen...
Het werd een heerlijke Sint Nicolaasavond - de eerste van een hele reeks heerlijke Sint Nicolaasavonden, want Vlasbloem werd een lieve dochter voor de goede mensen, die haar een tehuis hadden gegeven. Zij en Olaf leefden als broer en zuster, en in heel de omtrek waren die twee bekend en bemind, omdat ze zo goed waren voor de armen en ongelukkigen, vooral als het tegen Sint Nicolaas liep.
Koning Winter regeert nog altijd in zijn paleis aan de Noordpoolzee, koel en ijzig.
Maar de Noordenwind brengt menig gezellig uurtje door met de oude Sint Nicolaas en zijn vrolijke Zwarte Pieten. Dan zit hij graag in een gezellig hoekje, en vertelt hun van Vlasbloem, en hoe ze opgroeit. Hij houdt nog altijd zielsveel van zijn vondelingetje. Nu en dan sluipt hij 's avonds naar het huisje in het bos en kijkt eens hoe ze het maakt. Maar Vlasbloem weet niet eens, dat het koele briesje aan het eind van een warme dag een bewijs is van de trouwe gehechtheid van de Noordenwind aan zijn lieveling...
* * * Sinterklaasverhaal van Nienke van Hichtum * * *