1. Wie?: De bestuurders van auto(ook vrachtwagen, autobus)
2. Waar?: - In een zone met beperkte parkeertijd( blauwe zone)
- Op plaatsen met borden E5,E7 ofE9a tot g aangevuld met een onderbord met een afgebeeld parkeerschijf
3. Reglement: - Op een werkdag (zaterdag inbegrepen)
- Van 0900 tot 1800 uur - Maximum parkeerduur: twee uur (tenzij anders aangegeven)
4. Hoe?: - Op de binnenzijde van de vooruit plaatsen - De aanduiding van het uur of van het halfuur volgend op de aankomst doen verschijnen Opmerking: de bewonerskaart en de speciale kaart voor gehandicapten mogen de parkeerschijf vervangen.
5. Opmerkingen/ - Bij het verstrijken van de parkeerduur: parkeerplaats verlaten - Verboden onjuiste gegevens op de schijfaan te brengen - Gegevens op de schijf: niet wijzigen voordat het voertuig de parkeerplaats heeft verlaten
6. Niet verplicht: - Voertuig geparkeerd voor de inrij van een eigendom - Aanhangwagen, oplegger, caravan.
1. buiten de bebouwde kom een vrachtwagen van meer dan 3,5T op een openbare weg waarvan de rijbaan twee rijstroken in de gevolgde rijrichting omvat: een brommer, een bromfiets, een voertuig met meer dan 2 wielen of een gespan niet mag inhalenbehalve tussen de borden F107 en 109.
2. niettegenstaande alle spiegels die een vrachtwagen gebruikt: de blinde hoek aan de rechterzijde niet helemaal uitgeschakeld is. Zorg altijd dat u de vrachtwagen- bestuurder in zijn spiegel ziet. Dan kan de bestuurder U ook zien.
3. bij een richtingverandering de achterzijde van een vrachtwagen of een aanhang- wagenuitzwenkt. Ze kan een zijdelingse beweging van tenminste 1m maken. Wees dan aandachtig, houd de achterzijde van het voertuig in her oog en blijf op afstand.
4. buiten de bebouwde kom de voertuigen met meer dan 7,5T of langer dan 7m onderling een afstand van ten minste 50m moeten houden.
5. een bestuurder van 18 jaar, met een getuigschrift van vakbekwaamheid een vrachtwagen met meer dan 7,5T mag rijden.
6. de vrachtwagen met heringesneden of heropgegoten banden mag rijden. Dit is verboden voor personenwagens.
7.het blustoestel mag niet ouder zijn dan 6jaar .Het moet op een opvallende en gemakkelijk te bereiken plaats.
8. een snelheidsbegrenzer verplicht is op de vrachtwagens met meer dan 3,5T. Ze beperkthun snelheid tot 90km/u.
9. een vrachtwagen 3 à 4 remsystemen heeft: - bedrijfrem: luchtdruk - retarder: hydraulisch of electrisch - lastafhankelijke remkrachtverdeler - ABS: antiblokkeringssysteem: verhindert de neiging tot blokkering van de wielen zodat het voertuig zijn stabiliteitbehoudt en controleerbaar.blijft. - antislipregeling: verhindert het doorslippen van de aangedreven wielen bij het optrekken en bij het rijden op een glad wegdek = betere stabiliteit
De bestuurder van een pechvoertuig (na een ongeval of bij defect) die stopt op een autoweg :
moet een retro-reflecterende veiligheidsvest dragen,
zodra hij zijn voertuig verlaat
teneinde de nodige maatregelen te treffen om de veiligheidvan het wegverkeer te waarborgen (vier pinkerslichten en gevaar- driehoek) Deze verplichting geldt alleen voor de bestuurder , zowel overdag als s nachts.
De passagiers nemen bij voorkeur plaats achter de vangrail en dragen zo mogelijk eveneenseen retro-reflecterende veiligheidsvest.
a. de (+) pool van de slechte accu met de (+) pool van de hulpaccu b. de (-) pool van de hulpaccu aan het koetswerk van het voertuig met slechte accu c. start de motor van het voertuig met hulpaccu d. start vervolgens de motor van het voertuig met
de lege accu
4. Opmerking: de pluspool (+) is dikker dan de minpool
Het naderen van een oversteekplaats voor voetgangers
-zebrapad-
1. Aankondiging a. Borden - A21: -gevaarsbord: staat rechts van de baan - op ongeveer 150m voor de gevaarlijke plaats
- F49: -duidt de plaats van het zebrapad aan
b.Wegmarkering:
-wordt afgebakend door evenwijdig met de as van de rijbaan getrokken witte banden. 2.Onze houding. a. de bestuurder(fietser,bromfietser,motorrijder,auto, vrachtwagen,bus) mag een oversteekplaats voor voetgangers slechts met matige snelheid naderen. b. de bestuurder moet voorrang verlenen aan voet- gangers (ook personen met een handicap) die zich erop bevinden of op het punt staan (aan linker- of rechterkant van de weg) zich erop te begeven. (ook bij links of rechtsafslaan) c. het is verboden een bestuurder (brommer,motorrijder of een voertuig met meer dan 2 wielen) in te halen die een zebrapad nadert of ervoor stopt(plaats waar het verkeer niet wordt geregeld door een politieagent of door verkeerslichten) Het zicht naar voor is belemmerd. 3.Opmerkingen a. Voetgangers zijn in t donker en bij regenweer niet altijdgoed zichtbaar al denken zij van wel (zij zien jou wel) Bij duisternis extra aandachtig zijn want de voet- gangers dragen zelden opvallend kledij. b.Wij moeten de voetgangers respecteren. Wij zijn ook regelmatig voetgangers.
Welke voornaamste onderdelen van de wagen beïnvloeden je remafstand ?
De remafstand kan langer zijn als zekere onderdelen van de wagen versleten en niet goed onderhouden zijn. 1. De banden: (tubless: zonder binnenband) :enig contact met het wegdek - slijtage: groeven minder dan 1,6mm - spanning: te laag of te hoog - uitlijning: niet korrekt - Bij koud weer : rubber wordt harder=minder grip (eventueelwinterbanden gebruiken) want het raakvlak verkleint (temperatuur minder dan 7graden) Gevolgen:- risicos op watergladheid groter - minder grip op het wegdek - slijtage groter - verbruik neemt toe - warmt sneller op - risico groter op klapband - slechte wegligging en rijcomfort
2. De schokdempers en de vering: (zorgen ervoor dat de banden maximaal in contact blijven met het wegdek) Slechte werkende of versleten : -lekkage - koetswerk na een druk op een hoek van het koetswerk deinend naar omhoog komt Gevolgen: - de wielen springen van het wegdek - de wegligging wordt slechter - als men remt, blokkeert een omhoog gesprongen wiel onmiddellijk en het zal de auto scheeftrekken als het opnieuw in contact met het wegdek komt - trillingen in het stuur
3. De remmen: (moeten in goede staat zijn) - rem- bokken en schoenen versleten(slechte contact met remschijven of remschoenen) - te weinig remvloeistof in het reservoir - lucht of water in de remleidingen - te veel speling op de rempedaal - remleiding in slechte staat - remschijf slecht geventileerd Gevolgen:- slechte werking van de remmen zal een langere remafstand veroorzaken.
4. De stoplichten Gloeilampen (een gloeidraad die licht opwekt) geven hun maximale lichtsterkte pas na ongeveer 200milliseconden terwijl led-verlichting (stroom door een transistor ontstaat licht) na amper 1millisecond. Wie een voertuig met led-verlichting volgt kan sneller reageren op een noodstop. Bij 120 km/uur betekent dat men over 6,60m meer remafstand tot het voertuig beschikt
5. Rijgedrag: Alert zijn en anticiperen (iets doen) op een mogelijk gevaar:
Wat doen bij een verkeersongeval (verplichtingen) ? 3.Eerste hulp ..EHBO
1.Men is verplicht de gewonden te hulp te komen 2. Het is belangrijk de bevoegde hulpdiensten via Tfnr: 100,112,praatpaal zo snel mogelijk te waarschuwen . Te vermelden: -de aard en de plaats van het ongeval - het aantal slachtoffers en bijkomende informatie: - er zitten personen gekneld in de wrakstukken - de gewonde reageert niet meer - er zijn voertuigen met giftige stoffen bij betrokken .. 3. Slachtoffer(s) uit de wagen halen: - als er brand of brandgevaar is - op een drukke weg (snachts of bij mistig weer) - naar een veilige plaats brengen (indien absoluut nodig) maar: een slachtoffer van een ongeval kan men beter niet verplaatsen 4. Reacties: - het slachtoffer met een deken of een jas dekken - geen drinken aan een gewonde geven - de helm van een motorrijder niet afnemen - kleren die vuur hebben gevat : met een deken afdekken of hem in het zand rollen - slachtoffer bloedt uit een wonde: - dichtdrukken met een steriele verband, een zuivere zakdoek of handdoek om bloedverlies te beperken - Ademhalingsmoelijkheden: - kledingstukken losmaken - kijken of er geen voorwerpen de mondholte afsluiten - het hoofd voorzichtig achterover kantelen(hals ondersteunen met een hand) - Slachtoffer ademt niet meer: - mond-op-mond beademing toepassen tot de persoon zelf weer ademt - Als het hart stilstaat: - Onmiddellijk methartmassage (2x) samen met kunstmatige ademhaling(15x). Iemand anders kan helpen of overnemen 5.In afwachting van de komst van de ziekenwagen en politie: - slachtoffer blijven controleren - veiligheid van de plaats - doorgang vrij voor de ziekenwagen 6. Cursus over eerste hulp (EHBO) bij het rode kruis kan iedereen volgen 7. Zorg eerst voor je veiligheid tijdens je optreden
Wat doen bij een verkeersongeval ? (verplichtingen)
2. Met lichamelijk letsel ( gewonden en doden ) a. ter plaatse blijven (niet wegvluchten) , uw naam en adres achterlaten om de hulp- en politiediensten te gaan waarschuwen b. de nodige maatregelen nemen om de veiligheid van het verkeer te verzekeren ttz. beletten dat er wordt gerookt in de omgeving van het voertuig (brandstoflek) -men mag de voertuigen laten staan op de plaats waar ze na de botsing staan - de voertuigen ook verplaatsen , zelfs voor de komst van de politie( op een autosnelweg bij nacht of mist om nieuwe ongevallen tevoorkomen) - als de voertuigen voor de weggebruikers een hindernis vormen: - veiligheidsvestje aantrekken bij verlaten van het voertuig - alle richtingsaanwijzers aanzetten - de gevarendriehoek gaan plaatsen c. de gewonden te hulp komen en de eerste hulp toedienen ( verbandetui ) d. de hulpdiensten waarschuwen via Tf nr: 100 of 112.De politie moet ook ter plaatse komen om de nodige vaststellingen te doen . Als de politie niet binnen een redelijke tijd kan bereikt worden, moet men het ongeval binnen de 24 uur gaan aangeven. e. het aanrijdingsformulier invullen.
Wat doen bij eenverkeersongeval? ( verplichtingen )
1. Met stoffelijke schade(blikschade ) ( kalm blijven) a. men moet terplaatse blijven voor de vaststellingen
b. de veiligheid van het verkeer verzekeren om verdere ongevallen te voorkomen: - de vier pinkers aansteken - indien mogelijk de voertuigen onmiddellijk verplaatsen ( na de stand van de autos met krijt af te tekenen of een foto van de plaats van het ongeval te nemen) waar stilstaan en parkeren toegelaten is. - als verzetten niet mogelijk is: - retro-reflecterend veiligheidsvest aantrekken van zodra men het voertuig verlaat ( bestuurder) - de gevarendriehoek gaan plaatsen = zichtbaar vanop 50m door de naderende bestuurders: Afstanden:- 100m op autosnelwegen - 30m elders c. samen met de andere betrokkene(n) de nodige vaststellingen doen door het invullen van het aanrijdingsformulier : - documenten van de tegenpartij controleren - vooraleer handtekening zetten formulier nog eens goed nazien. d. een beroep op de politie is niet verplicht tenzij geen akkoord tussen de partijen tot stand komt of wanneer een van de chauffeurs: - dronken is - de voertuigdocumenten niet in orde zijn - heeft geen identiteitskaart of rijbewijs - bij vluchtmisdrijf plegen e. exemplaar van het aanrijdingsformulieraan de verzekeraar laten geworden.
1.Wanneer: bij hevige regen = regen ligt op het wegdek
2.Oorzaken: - de groeven in het loopvlak zijn niet meer diep genoeg door de slijtage van de band - een te lage bandenspanning - te snel rijden
3.Verschijnsel: Aquaplanning treedt op als er meer water onder de band is dan hetgeen door de dunne groeven in het loopvlak van de band kan worden afgevoerd (water aan de kant duwen). Er ontstaat dan een laagje water tussen de band en het wegdek Daardoor heeft de band geen contact meer met het wegdek. Remmen en sturen is niet meer mogelijk. De wagen glijdt en zweeft over het water.
4.Reactie:niet in paniek raken ( niet remmen ) - het gaspedaal loslaten - de koppelingspedaal induwen - stuur in de goede richting houden De wielen van de wagen zullen geleidelijk aan opnieuw in contact met de rijbaan komen. Niet te bruusk aan het stuur trekken.
5.Anticiperen: op een weg waar watergladheid mogelijk is: - snelheid aanpassen: trager rijden - naast de diepe sporen in het wegdek rijden - voldoende afstand houden Controle : - de banden profieldiepte: min 3 mm - bandenspanning: korrekte - ophanging: schokdempers in goede staat
Voorrangsregels aan een smalle doorgang voor bestuurders die dezelfde richting volgen
1.Wegversmalling: zonder signalisatie noch wegmarkering Als twee bestuurders naast elkaar de wegversmalling naderen geldt de voorrang van rechts. De bestuurder die rijdt langs de rechter rand heeft voorrang van doorgang op de bestuurder die links van hem rijdt.
2.Wegversmalling: met signalisatie (F97) en wegmarkering ( pijlen die een rijstrookvermindering aankondigen )
Als de bestuurders naast elkaar, ieder in een rijstrook rijden, geldt de regel voorrang aan rechts NIET. Om de doorgang in te rijden moet de bestuurder rechts van rijstrook wisselen, dus voert hij een maneuver uit. In dat geval moet de bestuurder rechts voorrang verlenen aan de bestuurder links van hem, want wie een maneuver uitvoert ( van rijstrook wisselen ) moet altijd voorrang verlenen aan de andere
1.bij het oprijden van een rotonde : (verkeer in één richting rond een middeleiland) a) signalisatie: - op de rotonde: bord D5 ( verplicht rondgaand verkeer) - de toegangswegen : B1 omgekeerde driehoek :voorrang verlenen : B5 stopbord : stoppen en voorrang verlenen b) regel: de bestuurder op de rotonde heeft voorrang op de bestuurders die de rotonde willen oprijden
c) andere richtlijnen op een rotonde -gebruik van de richtingsaanwijzers -bij het oprijden : niet -bij het verlaten : wel ( let op fietspad ) - plaats op de rotonde (eventueel met rijstroken of fietspad ) - de bestuurder moet niet zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan rijden - hij mag de rijstrook volgen die het best aan zijn bestemming beantwoordt - van rijstrook veranderen is een maneuver = voorrang verlenen aan de andere bestuurders en pinkers gebruiken - bij het verlaten voorrang verlenen aan de fietsers en bromfietsers op het fietspad d) opm: op een plein: waar men in alle richtingen mag en kan overrijden en eventueel met een middeneiland waarop een bord D1 (verplichting de door de pijl aangegeven richting te volgen)
en zonder verkeersborden op de toegangswegen: blijft de regel rechts heeft voorrang gelden regel:- de bestuurder die het plein wil oprijden heeft voorrang op het verkeer dat op het plein rijdt - op het plein zelf geldt de voorrang van rechts voor alle D5 bestuurders onder elkaar D1 D7 B1 B5
Elkebestuurder moet voorrang verlenen aan de bestuurder die van rechts komt;
1.Nieuw: de bestuurder die stopt, om aan een weggebruiker op een trottoir of een fietspad( uit beide richtingen ) voorrang te verlenen, en terug vertrekt behoudt zijn voorrang.
2. Definitie van een bestuurder is iemand die een voertuig ( Vb: fiets, bromfiets, motorfiets, auto, vrachtwagen, bus, tram ) bestuurt of trek- of rijdieren geleidt ( boerenkar met paard, ruiter ) 3. Bord b17 betekent:
Kruispunt waar de regel rechts heeft voorrang geldt
4. rechts heeft voorrang geldt :op kruispunten en op pleinen : - waarop het verkeer niet door een politieagent wordt geregeld of - zonder- verkeerslichten - verkeerborden : op de toegangswegen
5. Belangrijk: ik heb voorrang als de andere bestuurder mij voorrang verleent ( dat is geen recht )
1.Het gebuik van alkohol of drugs heeft een sterke invloed op het rijgedrag. Twee glazen bier of wijn, in èèn uur gedronken, kunnen al een strafbare alkoholgehalte (0,22mg per liter uitgeademde lucht of 0,5gr per liter bloed) geven.Dit verhoogt het risico een verkeersongeval te veroorzaken. Een voertuig besturen onder invloed van drugs is ook strafbaar.
2. Met teveel alkohol- of druggebruik is men tijdelijk lichamelijk ongeschikt om te sturen.
3. De gevolgen van alkohol- of druggebruik:
- kleine hoeveelheden maken het autorijden immers schijnbaar gemak- kelijker (door de euforie die door de alkohol wordt opgewekt) en men gaat sneller rijden. - vanaf 0,22mg: -wordt men agressiver - de waarnemingsvermogen vermindert vooral in het donker - de reactietijd wordt langer - de handelingen worden minder goed secuur en zij kunnen minder goed gecoördineerd(de remafstand wordt langer) - men slingert op de weg - de hindernissen en de bochten lijken verder te staan dan ze in de werkelijkheid zijn - men anticipeert niet meer en de snelheid wordt niet aangepast aan de omstandigheden (men neemt de bochten te snel) - men is sterk verblind door de lichten van een tegenligger
4. Rij nooit als u gedronken hebt of drugs gebruikt hebt of vermoeid bent. 5. Een dronken bestuurder is een moordenaar op vrije voet.
1.Reglement: a) alleinzittenden van een auto moeten de veiligheidsgordel dragen op de plaatsen die ermee uitgerust zijn zowelvoorin als achterin.
b) kinderenkleiner dan1,35m gebruiken een bevestigingssysteem (een kinderzitje of zitkussen) dat aangepast isaan de leeftijd, het gewicht en de lengte.
c) Let op: in een auto met een airbag in het dashboard mag men nooit een kinderstoeltje achterstevoren op de voorstoelplaatsen, tenzij de airbag uitgechakeld.
2.De gordel voorkomt dat je uit de wagen wordtgeslingerd ( ook bij lage en middelmatige snelheden)
3.De airbag heeft slechts zin in combinatie met de gordel. Hij vervangt de gordelniet. Samen met de gordel, die het lichaam in de zetelvasthoudt, vangt het luchtkussen de bewegingvanhoofdenbovenlichaamop bij een botsing.Niette dicht dan bij hetstuur zitten.
1.Eerst voldoende afstand houden tot je voorligger (snelheid/2 in m) want dit laat je toe op een grotere afstand vóór je te zien en je gezichtveld is veel breder. Vermijd te staren.
2.Je moet zien wat er gebeurt vóór je voorligger en mogelijk nog verder.
3.Op die manier zal je kunnen anticiperen en voorzien wat er zou kunnen gebeuren in het verkeer.
4.Een plotse vertraging vóór je voorligger zal je tijdig opmerken op dezelfde tijd als je voorligger(s) engeef je meer tijd en ruimte om te reageren (eventueel uitwijken)
5.Volg je een vrachtwagen: probeer langs de zijkanten van het voertuig te kijkenof achter een personenauto: kijk door zijn achterruit en voorruit wat er voor hem gebeurt.
6.Kijk eveneens regelmatig in je achteruitkijkspiegels want dit zal een invloed hebben op je remtechniek bij een plotse snelheidsverandering.
7.Vergeet ook niet tijdens het rijden een vluchtweg te voorzien om eventueel een hindernis te vermijden.
1.De regel: Vooraleer een bestuurder : een zijdelingse verplaatsing of een verandering van richtinguitvoert, moet hij zijn voornemen op tijd kenbaar maken met de richtingaanwijzer ( dezeverplichting goed naleven)
2.Een zijdelingse verplaatsing Vb: - een uitwijking naar links om: - een bestuurder in te halen( fietser, motorfiets, bromfiets, auto, ..) - een vaste hindernis of een stilstaand of geparkeerd voertuig voorbij te rijden - van rijstrook of file te veranderen - links gaan parkeren Vb: - een uitwijking naar rechts om: - na een inhaalmanoeuver zijn plaats rechts terug in te nemen - van rijstrook of file veranderen - rechts te gaan parkeren
3.Een richtingverandering
Vb: - op een kruispunt links of rechts afslaan - het voertuig aan de linkerzijde van de weg opstellen - terug te keren - een parkeerplaats oprijden of verlaten - een rotonde verlaten( met bord D5 aangeduid) - een autosnelweg verlaten
4. Hoe gebruikt men de pinkers? a) Bij een zijdelingse verplaatsing - vooraf en op tijd kenbaar maken met de richtingaanwijzers (± 50m) - de pinkers blijven branden gedurende de hele uitwijking naar links of naar rechts tot men opnieuw rechtdoor rijdt - pinkers afzetten zodra de verplaatsing uitgevoerd is b) Bij een richtingverandering - de pinkers tijdig aanzetten op ongeveer 100m van het kruispunt - de pinkers blijven branden gedurende gans de richtingverandering - de pinkers afzetten zodra men afgedraaid is en men op de ingeslagen weg begint te rijden 5. Belangrijk - Tijdig de richtingaanwijzers aanzetten(±100m) bij iedere uitwijking of richtingverandering dan goed in de achteruitkijkspiegels kijken en even over de linker- of rechterschouder omkijken - de ontstoken richtingaanwijzer alleen geeft geen enkel recht (zeker niet bij het oprijden van een autosnelweg)
1. Door: - de wagen regelmatig te laten onderhouden en afstellen - de bandenspanning maandelijks te controleren. De juiste spanning staat in het technisch boek van de wagen - met geen onnodige ballast te rijden : maak de kofferruimte leeg - na gebuik van de skiboxen of bagagedragers te verwijderen.Plaats fietsen op rek achteraan het voertuig (niet op het dak) - niet met open ruiten te rijden - niet te blijven rijden met winterbanden (op tijd verwisselen) - voor korte afstanden de wagen zo weinig mogelijk te gebruiken want de motor komt dan niet op bedrijfstemperatuur (fiets gebruiken) - op je rijstijl te letten: - geen sportieve rijstijl ttz. hoge snelheden, voortdurend acceleren en plots afremmen - start de wagen zonder gas te geven - rijd kalm tot de bedrijfstemperatuur bereikt is ( gelijkmatig snelheid) - laat de motor niet stationnair draaien. Leg de motor stil bij korte stop (een gesloten overweg) - na het stoppen rijd kalm weg ( rood verkeerslicht, .........) -schakel zo snel mogelijk naar een hogere versnelling ( voor diesel: 2000 toeren/min en benzinemotoren max 2500 toeren/min) - anticiperen in het verkeer : ver vooruit kijken, voldoende afstand tot je voorligger houden, tijdig gas lossen, laat de wagen in zijn versnelling uitrollen, als het toerental laag genoeg is naar een lagere versnelling schakelen - parkeer de wagen in de juiste richting = geen manoeuvres uitvoeren met een koude motor 2. De elektrische verbruikers zoals achterruit, verwarming, airco, uit te schakelen als ze niet meer nodig zijn 3. Op deze manier zal je het milieu een grote dienst bewijzen want er zal minder schadelijke stoffen in de atmosfeer vrijkomen. Eco-driving is de modernste manier van autorijden. Men zal minder:-CO2 koolstofdioxide die zorgt voor de opwarming van de aarde - NOx stikstofoxide en KWS koolwaterstof die aanleiding geven tot hoge ozonconcentratie uitstoten die nadelig zijn voor onze gezondheid
1. Een gevarendriehoek is verplicht in een auto 2. Hij moet geplaatst worden: - in de richting van het naderend verkeer - op een autosnelweg: op ten minste 100m een gewone weg: " " 30 m een autoweg: " " 30 m - binnen de bebouwde kom : eventueel op een kleinere afstand 3. Wanneer moet hij opgesteld worden? bij: - een defect op de openbare weg - een verkeersongeval om de veiligheid van het verkeer te verzekeren 4. Niet vergeten Bij het verlaten van je wagen , als bestuurder, op autosnelweg of autoweg moet je een Retro-reflecterende veiligheidsvestje dragen om de gevarendriehoek te gaan plaatsen of om hulp te bieden
1. Prioritaire voertuigen: politie, ziekenwagen, brandweer...... zijn uitgerust met blauwe knipperlichten. Ze worden gebruikt als het prioritaire voertuig een dringende opdracht uitvoert. Tegelijkertijd gebruikt het voertuig dikwijls ook een speciaal geluidtoestel (sirene)
2. Op kruispunt met verkeerslichten mogen de prioritaire voertuigen het rood licht voor- rijden na te hebben gestopt.
3. Hoe moeten we reageren bij het zien van de blauwe knipperlichten of het horen van het geluidstoestel? a. Het prioritaire voertuig nadert achter u of wil u inhalen reactie: - rustig zo ver mogelijk naar rechts uitwijken - indien nodig tot op een fietspad, trottoir of tramsporen zonder weggebruikers in gevaar te brengen. - eerst in de spiegels kijken dan pas bewegen. Veroorzaak geen ongeval - bij druk verkeer even stilstaan b. Het prioritaire voertuig nadert een kuispunt reactie: - vertragen, wachten om het kruispunt op te rijden - doorgang vrijmaken - voorrang verlenen - wees voorzichten want een leven is mischien op het spel - het verkeer niet belemmeren.