Zolang ik niet wordt opgehokt wegens 'vogelgriep' Zolang ik niet de kogel krijg wegens een dominoeffect. Zolang tjilp ik hier vrij en vrank mijn hoogste lied. Mijn verhaal is persoonlijk! Laat het ook zo!
100% 150% 200% Vergroot hier de tekst Of druk op ctrl en het = teken van uw toetsenbord
Over mijzelf
Ik ben Lulu, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Huismusje.
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Vrouw des huizes.
Ik ben geboren op 21/04/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: o.a. Muziek- Lezen (detectieve)-Dagtrips- Computeren-Shoppen .
Ik heb 1 zoon, 1 dochter en 1 kleindochter.
Ik bekijk het leven realistisch en kordaat. Maar nooit kortzichtig
Alle geweld is zinloos, niet?
Zet daarom dit teken ook op uw blog?
Zoonlief aan 't werk op mijn oude pc
Dochterlief
DE ZES ANTI-STRESS REGELS!
1) Hou van je bed als van jezelf! 2) Rust overdag goed uit zodat je 's nachts goed kan slapen! 3) Doe zo weinig mogelijk, laat anderen het doen! 4) Als je plots de drang voelt opkomen om te werken, ga dan zitten en wacht tot het overgaat! 5) Doe zeker vandaag niet wat morgen ook kan! 6) As je iemand ziet rusten, help hem daarmee!
Heb een huis vol planten.
O.a.deze die prachtig in bloei staat.
huismusje (2 JAAR)
huismusje in Rivierenhof.
Met pleeg-ma aan zee. (De enige foto van ons beide samen.)
MIJN BLOEMENTUINTJE.
HET GELUKKIGE GEZINNETJE! ZO ZIEN JULLIE ZOONLIEF OOK EENS LANGS DE VOORKANT.
De nacht.
En dan is daar de nacht.
Het duister als een warme mantel
Omhuld je gekwetste hart.
Je wandelt door vergetelheid.
Weg van pijn en smart.
Om dan weer te ontwaken,
met bezinning moed en kracht.
Je leeft de dag stil en gelaten.
Want je weet
straks is daar de nacht.
IK HEB GEEN SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK DEED! ENKEL SPIJT VAN DE DINGEN DIE IK NALIET TE DOEN!
19-10-2010
HOGE HAKKEN
Ik schreef hier mijn verhaal over de kommer en kwel
die ik beleefde bij mijn pleegouders. Ik heb ook geschreven dat ik daar al
jaren klaar mee ben en de pijn nog maar heel latent aanwezig is. Sommige dingen vergeet je nu eenmaal nooit!
Maar er zijn ook enkele leuke herinneringen en die heb ik veelal te danken aan mijn pleegvader. Ondanks alles hadden wij samen toch een band en heb ik van hem gehouden. En hij van mij. op zijn manier dan. Bewijze de
volgende anekdote.
Het was de periode van de naaldhak. Hoe fijner en
hoger de hak, hoe beter. Althans voor ons modebewuste jonge vrouwen. En vanaf het moment dat ik oud genoeg was om ze met goed fatsoen te kunnen dragen liep ik rond op die stilettos. Ik droeg ze zelfs tijdens de werkuren. Alle wijze raad en waarschuwingen voor een slechte rug en mismaakte voeten op mijn oude dag ten spijt. Zonder moeite, geen enkel probleem. Of toch eén probleem! Ik leef namelijk op grote voet. Letterlijk! Schoenmaat 40. Vandaag is dat geen enkel probleem meer want je vind nu zelfs damesschoenen in maatje 42, maar dat was in de jaren ´60 niet zo. In feite heb ik maatje 40 ½, maar dat was al helemaal zoeken naar een speld in een hooiberg destijds. Mijn budget was er immers niet op gericht om in super-de-luxe schoenwinkels te kopen.
Die modieuze schoenen bezaten bovendien ook een smalle tip. Voor de
kleine voet heel elegant. Aan mijn voeten echter leken het wel overzetboten!
Dus kocht ik ze tegen beter weten in steevast een maatje kleiner dan vereist.
En hierbij kwam pa mij ter hulp
Omdat elk nieuw paar schoenen kwam met grote en pijnlijke blaren waarbij het bloed vaak letterlijk in mijn schoenen stond , kwam hij met een idee. Hij zou die schoenen voor mij wel
uitlopen. Zelf had hij schoenmaat 41. Kleine schoenmaat voor een man, maar hij
was dan ook klein en tenger van gestalte.
Zogezegd zo gedaan dus. En zo gebeurde het dat pa in huis met een dik paar
sokken aan zijn voeten op hoge hakken rondliep. Een hilarisch zicht was dat,
want lopen is een groot woord. Het was eerder strompelen dat hij deed. Een heel komisch en hilarisch zicht was dat, een slapstick gelijk.
Maar allengs begon hij er beter en beter mee uit de voeten te kunnen. Zo goed
zelfs, dat hij vaak niet eens meer besefte dat hij ze aanhad.
Op een dag kocht ik weer een nieuw paar hoge hakken. Mooie
witte zomerpumps met open teen en op de neus als versiering een gouden gesp met
glitter steentjes. En pa was weer bereid om me pijn en smarten te besparen.
Mijn pleegmoeder staat in de keuken te koken wanneer ze plots tot de ontdekking
komt dat ze iets nodig heeft van de winkel v. Pa als goede huisvader schiet meteen in
actie en gaat naar de kruidenier op de hoek van onze straat om het benodigde te
halen. Op mijn hoge hakken! Hij had het niet eens in de gaten! De buren
evenwel : -))
Pas toen hij al bijna halverwege de straat was begonnen de rare blikken van de mensen hem op te vallen en viel zijn frank. Op dat moment voelde pa de wereld onder zijn (mijn) hoge hakken
wegzinken, want hij besefte terdege dat dit voorval hem voor jaren tot lijdend
voorwerp zou markeren op iedere gezellige bijeenkomst.
Ik heb nog vele jaren, en nu nog trouwens, op naaldhakken gelopen. Met de jaren
werd het wel makkelijker om de juiste schoenmaat te vinden. En
gelukkig maar, want pa heeft sinds die memorabele dag nooit meer mijn schoenen
willen uitlopen.
Verleden jaar nog wees hij met een guitige blik naar mijn hoge hakken en
vertelde plagend dat die hem jarenlang nachtmerries hadden bezorgd.
Ik kon hem gelukkig laten weten dat zijn moeite niet tevergeefs was geweest. Want
telkens pa mijn schoenen had uitgelopen pasten ze als gegoten en was ik blaren
vrij.
Ik heb menige leuke dansavond aan hem te danken.
Een begenadigde kunstenaar en
goede vriend werd geïnspireerd door mijn badpakverhaal.
Hij vereeuwigde mij dan ook meteen tot museumstuk.
Ik wou het jullie niet onthouden.
Dit is het resultaat!
Geef toe, met zo'n vriend ben je overmatig gelukkig, toch!
Van alle sprookjes die ik gelezen en voorgelezen heb vind ik onderstaand het mooiste. Het is het enige sprookje dat mij steeds weer tot in het diepst van mijn hart ontroerd. Het is ook het enige sprookje waar ik voeling mee heb, maar dat zal wel liggen aan mijn trieste jeugd. En zoals ik mijn trieste jeugdjaren van mij afschrijf, zo wil ik ook dit sprookje met jullie delen.
Het meisje met de zwavelstokjes
Hans Christian Andersen
Het was afschuwelijk koud, het sneeuwde en het begon donker te worden. Het was ook de laatste avond van het jaar, oudejaarsavond. In die kou en in dat donker liep er op straat een arm, klein meisje, zonder muts en op blote voeten. Ze had wel pantoffels aangehad toen ze van huis ging, maar dat hielp niet veel: het waren heel grote pantoffels, haar moeder had ze het laatst gedragen, zo groot waren ze, en het meisje had ze bij het oversteken verloren, toen er twee rijtuigen vreselijk hard voorbijvlogen. De ene pantoffel was niet te vinden en met de andere ging er een jongen vandoor: hij zei dat hij hem als wieg kon gebruiken als hij later kinderen kreeg. Daar liep dat meisje dus op haar blote voetjes, die rood en blauw zagen van de kou. In een oud schort had ze een heleboel zwavelstokjes en één bosje hield ze in haar hand. Niemand had nog iets van haar gekocht, de hele dag niet. Niemand had haar ook maar een stuivertje gegeven. Hongerig en koud liep ze daar en ze zag er zo zielig uit, dat arme stakkerdje! De sneeuwvlokken vielen in haar lange, blonde haar, dat zo mooi in haar nek krulde, maar aan dat soort dingen dacht ze echt niet. Uit alle ramen scheen licht naar buiten en het rook overal zo lekker naar gebraden gans; het was immers oudejaarsavond en daar dacht ze wel aan.
In een hoekje tussen twee huizen, waarvan het ene een beetje vooruitstak, ging ze in elkaar gedoken zitten. Haar beentjes trok ze onder zich op, maar ze kreeg het nog kouder, en naar huis durfde ze niet, want ze had geen zwavelstokjes verkocht en ook geen stuivertje gekregen. Haar vader zou haar slaan en thuis was het trouwens ook koud. Ze woonden vlak onder het dak en daar blies de wind doorheen, ook al waren de ergste kieren met stro en oude lappen dichtgestopt. Ze had bijna geen gevoel meer in haar handjes van de kou. O, wat zou een zwavelstokje lekker warm zijn! Zou ze er eentje uit het bosje durven trekken en het tegen de muur afstrijken om haar handen te warmen? Ze trok er een uit. "Ritsss..." Wat vlamde dat, wat brandde dat! Het gaf een warm, helder vlammetje, net een kaarsje, toen ze haar handen eromheen hield. Een wonderlijk licht gaf het. Het meisje dacht dat ze voor een grote, ijzeren kachel zat met glimmende koperen ballen en een koperen trommel. Het vuur brandde zo heerlijk, het was zo lekker warm. Maar wat was dat? Het meisje strekte haar voetjes al uit om die ook te warmen - toen ging de vlam uit, de kachel verdween - en zij zat met een stompje van het afgebrande zwavelstokje in haar hand.
Ze stak er nog een aan. Het brandde, het gaf licht en waar het schijnsel op de muur viel, werd die doorzichtig, net als een sluier. Ze keek zo de kamer in, waar de tafel gedekt was met een spierwit tafelkleed, met het fijnste porselein. De gebraden gans, gevuld met pruimen en appeltjes, stond heerlijk te dampen. En wat het allerheerlijkst was, de gans sprong van de schaal en waggelde met een vork en mes in zijn rug over de grond. Hij kwam recht op het arme meisje af; toen ging het zwavelstokje uit en was alleen de dichte, koude muur er nog.
Ze stak er nog een aan. Toen zat ze onder de mooiste kerstboom, nog groter en nog rijker versierd dan de boom die ze door de glazen deur bij de rijke koopman had gezien, vorig jaar met Kerstmis. Er brandden wel duizend kaarsjes aan de groene takken, en gekleurde prentjes, zoals je die in etalages ziet, keken haar aan. Het meisje strekte haar beide handen uit - toen ging het zwavelstokje uit, de vele kerstkaarsjes gingen de lucht in en veranderden in sterren, zag ze. Eentje viel er en liet een lange streep van vuur achter aan de hemel. "Nu gaat er iemand dood," zei het meisje. Want haar oude grootmoeder, de enige die lief voor haar was geweest, maar die nu dood was, had gezegd: Als er een ster valt, gaat er een zieltje naar God."
Ze streek weer een zwavelstokje af tegen de muur, het gaf licht en in het schijnsel stond haar oma, heel duidelijk, heel stralend, heel vriendelijk en lief. "Oma!" riep het meisje. "O, neem me mee! Ik weet dat je weg bent, als het zwavelstokje uitgaat. Weg, net als de warme kachel, de gebraden gans en die prachtige, grote kerstboom." Haastig streek ze de rest van de zwavelstokjes uit het bosje af, want ze wilde oma vasthouden. De zwavelstokjes gaven zoveel licht dat het klaarlichte dag leek. Oma had er nog nooit zo mooi en zo groot uitgezien. Ze nam het kleine meisje op haar arm en ze vlogen, stralend en blij, heel, heel hoog. Er was geen kou, geen honger, geen angst - ze waren bij God. Maar in het hoekje bij het huis zat in de koude wintermorgen het kleine meisje met de rode wangen, met een glimlach om haar mond - dood, doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
Het werd nieuwjaarsochtend en de kleine dode zat daar met haar zwavelstokjes, waarvan een bosje bijna was opgebrand. Ze heeft zich willen warmen, zeiden ze. Niemand wist wat voor moois ze had gezien, hoe stralend ze met oma de vreugde van het nieuwe jaar was ingegaan.
EINDE
Categorie:DIVERSEN
EEN MENS VAN GOEDE WIL
Vrede op aarde aan alle mensen van
goede wil!
Is er een mooiere kerstwens te bedenken?
Maar wat betekent het, "Een mens van goede wil zijn?"
Mag je dan tegen de stroom invaren? Mag je, mensen die haat en nijd spreken en
ademen, tegenspreken
Of betekent dit dat je iedereen naar de mond moet praten, over jezelf moet
laten lopen en kruipen voor hen die een grote muil opzetten?
Voor mij is een mens van goede wil
iemand die kan vergeven en vergeten. Iemand die zijn fouten kan toegeven en
niet te beroerd is om zijn excuses aan te bieden.
Iemand die zonder zichzelf te moeten verloochenen, onbevangen en met een open geest,
naar anderen kan kijken, zonder vooroordelen
Iemand met luisterbereidheid en relativeringsvermogen.
Iemand die durft en kan lachen met zijn eigen tekortkomingen en niet die van
een ander op de voorgrond zet om zichzelf achter weg te steken.
Iemand die zorgt en verzorgt, of het nu voor mens of dier is.
Iemand die zonder achterbaksheid, lafheid, leugens, bedrog en pesterijen, toch
voor zichzelf, maar vooral voor een zwakkere durft opkomen.
Dat is volgens mij een mens van goede wil!
EN AAN AL DIE MENSEN VAN GOEDE WIL WENS IK EEN VROLIJK KERSTFEEST!
Een herdershond had een baas die niet goed voor hem
was want hij liet hem hongerlijden. Toen hij het niet langer bij hem kon
uithouden, liep hij heel treurig weg. Op de grote weg ontmoette hij een mus die
sprak: Broeder hond, waarom ben je zo bedroefd? - De hond antwoordde: Ik heb
honger en ik heb niets te eten. Toen sprak de mus: Broederlief, kom mee naar
de stad dan zal ik zorgen dat je je buik vol kunt eten. Zo gingen ze samen
naar de stad en toen ze voor een slagerswinkel kwamen, zei de mus tegen de
hond: Blijf daar staan dan zal ik een stuk vlees voor je pikken. Hij streek
neer op de toonbank, keek rond of niemand het zag en pikte, trok en rukte net
zo lang aan een stuk vlees dat aan de kant lag, tot het naar beneden viel. Toen
pakte de hond het beet, kroop in een hoekje en at het op. Kom nu mee naar een
andere winkel, zei de mus, dan zal ik nog een stuk voor je naar beneden
halen, zodat je genoeg hebt. Toen de hond ook het tweede stuk verorberd had,
vroeg de mus: Broeder hond ben je nu verzadigd? - Ja, vlees heb ik genoeg
gehad, antwoordde hij, maar ik heb nog geen brood gekregen. De mus zei: Ook
dat zal je hebben, kon maar mee. Hij bracht hem naar een bakkerswinkel en
pikte tegen een paar broodjes tot ze op de grond rolden en toen de hond nog
meer wilde hebben, bracht hij hem naar een andere bakkerij en haalde nog meer
brood naar beneden. Toen dat op was zei de mus: Broeder hond, heb je nu
genoeg? - Ja, antwoordde de hond, laat ons nu samen wat buiten de stad gaan
wandelen.
Toen liepen ze samen de grote weg op. Maar het was warm weer en toen ze een
eindje gelopen hadden, zei de hond: Ik ben moe en ik zou graag willen slapen.
- Ga jij maar slapen, antwoordde de mus, dan ga ik intussen op een takje
zitten. De hond ging dus op de weg liggen en viel vast in slaap. Terwijl hij
daar lag te slapen kwam er een voerman aanrijden met een wagen met drie
paarden, waarop twee vaten wijn waren geladen. De mus zag echter dat hij niet
wilde uitwijken maar in het karrenspoor bleef rijden waarin de hond lag; hij
riep: Voerman, doe dat niet, of ik maak je arm. Maar de voerman bromde voor
zich heen: Jij zult mij niet arm maken, knalde met zijn zweep en joeg de
wagen over de hond, zodat de wielen hem doodden. Nu riep de mus: Jij hebt mijn
broeder hond doodgereden, dat zal je kar en paard kosten. - Jawel, kar en
paard, zei de voerman, wat zou jij mij nu voor schade kunnen berokkenen? en
hij reed verder. Maar de mus kroop onder het wagenzeil en pikte net zolang aan
een spongat tot hij de spon los had. Toen liep alle wijn eruit zonder dat de
voerman het merkte. En toen hij eens even omkeek zag hij dat er iets uit de
wagen druppelde, onderzocht de vaten en zag dat er één leeg was: Ach, ik
arme! riep hij uit. Nog niet arm genoeg, zei de mus en vloog op het hoofd
van het ene paard en pikte hem zijn ogen uit. Toen de voerman dat zag pakte hij
zijn bijl en wilde de mus raken maar de mus vloog op en de voerman trof zijn
paard op het hoofd zodat het dood neerviel. Ach, ik arme! riep hij uit. Nog
niet arm genoeg, zei de mus, en toen de voerman met de twee paarden verder
reed, kroop de mus weer onder het zeil en pikte ook de spon uit het tweede vat
los, zodat alle wijn eruit gutste. Toen de voerman dat merkte riep hij weer:
Ach, ik arme! maar de mus antwoordde: Nog niet arm genoeg en hij vloog op
het hoofd van het tweede paard en pikte hem zijn ogen uit. De voerman holde
erheen, haalde uit met zijn bijl, maar de mus vloog op en toen trof de slag het
paard zodat het neerviel. Ach, ik arme! - Nog niet arm genoeg, zei de mus
en ging ook op het hoofd van het derde paard zitten en pikte naar zijn ogen. In
zijn drift sloeg de voerman in het wilde weg op de mus los, raakte hem echter
niet maar sloeg ook zijn derde paard dood. Ach, ik arme! riep hij uit. Nog
niet arm genoeg, antwoordde de mus, nu ga ik je thuis arm maken, en hij
vloog weg.
De voerman moest de wagen laten staan en ging vol van ergernis en boosheid naar
huis. Ach, sprak hij tot zijn vrouw, wat heb ik een tegenspoed gehad. De
wijn is uit de vaten gelopen en de paarden zijn alle drie dood. - Ach man,
antwoordde zij, en wat voor een boze vogel is er in ons huis gekomen! Hij
heeft alle vogels van de wereld bij elkaar gehaald en die zijn boven op onze
tarwe neergestreken en eten alles op. Toen klom hij naar boven en daar zaten
duizenden en duizenden vogels op de zolder die de tarwe hadden opgegeten en de
mus zat midden tussen hen in. Toen riep de voerman uit: Ach, ik arme! - Nog
niet arm genoeg, antwoordde de mus, voerman, het kost je nog je leven ook,
en hij vloog naar buiten.
Nu had de voerman al zijn goed verloren; hij liep naar beneden, naar de
woonkamer, ging achter de kachel zitten en was heel boos en gifnijdig. Maar de
mus zat buiten voor het venster en riep: Voerman, het kost je je leven! Toen
greep de voerman zijn bijl en wierp die naar de mus: maar hij sloeg alleen de
ruiten kapot, de mus raakte hij niet. Nu wipte de mus naar binnen, ging op de
kachel zitten en riep: Voerman, het kost je je leven. Helemaal dol en blind
van woede, slaat hij de kachel in stukken en vernielt vervolgens zijn hele
huisraad, telkens als de mus van de ene plek naar een volgende vliegt: het
spiegeltje, de banken, de tafel en tenslotte de muren van zijn huis, maar hij
kon de mus niet raken. Maar eindelijk vangt hij hem toch met zijn hand. Toen
sprak zijn vrouw: Zal ik hem doodslaan? - Nee, riep hij uit, dat zou te
mild zijn. Die moet een veel gruwelijker dood sterven, ik zal hem verslinden,
en hij pakt hem beet en verslindt hem in zijn geheel. Maar nu begint de mus in
zijn buik te fladderen, fladdert weer naar boven, tot in de mond van de man -
dan steekt hij zijn kop naar buiten en roept: Voerman, het kost je toch je
leven. De voerman reikt zijn vrouw de bijl aan en spreekt: Vrouw, sla de
vogel in mijn mond dood. De vrouw slaat toe, maar zij mist en slaat de voerman
precies op zijn hoofd, zodat hij dood neervalt. Maar de mus vliegt op en gaat
er vandoor.
EINDE
De gebroeders Grimm
Categorie:DIVERSEN
31-12-2010
GELUKKIG NIEUWJAAR!
IK WENS AAN IEDEREEN EEN GELUKKIG NIEUWJAAR!
In de map van het verleden
bergen we alle nare dingen op.
Niets was vergeefs op nutteloos
Of het dal was of top Kende we ziekte, pijn of tranen. We gaan met kracht en nieuwe moed
Een beetje grijzer en wijzer
Het nieuwe jaar tegemoet.
IK KWAM TOT HIER EN ZAG. IK ZOCHT IETS ANDERS MAAR GEEN STERVELING VINDT. OOK NIET AAN HET EINDE VAN ZIJN TOCHT DE DINGEN DIE HIJ DROOMDE ALS KIND. (P.N.van Eyck)