Een gedicht van Karel De Pelsemaeker
DE HERFSTDAGEN
Nog rustig deinen op een late ademtocht van de zomer, het avondrood van oktober zet de valavond in, kijk, hoe de laatste rozen nog de tuinen opbeuren, en een merel in het gebladerte hevig tsjinkt.
En beneden, heel dichtbij, dat beekje met haar zacht gemurmel... een nooit vervelend lied, zo broos, vol heimwee, een aardig en vredig genot. De wereld is overdag zo bevangend niet.
Geluid dat nog een echo vond, stierf uit De bries, de wolken, alles verzacht, ten volle nacht en zachter, de wereld lijkt vaak te hebben.
... En ik voel, hoe nu dat zachte hart, dat al een tijd vermoeid is, steeds maar sneller klopt en luider, altijd luider, en nog niet slapen wil.
|