Een eeuwige kosmos drijvend op vergankelijkheid?
Toch effen vertellen wat me gisteren overkwam.
Stond rustig aan de bushalte me zelf te koesteren in de zon, en daar klawieterde een dikke mier voor mijn voeten over de tegels, naar
Mijn eerste impuls was er een zware voet op te ploffen. Niemand immers zou dat beestje gemist hebben ! Ook in zijn mierenkolonie niet !
En dan braken de vruchtvliezen : In de kosmos wordt nooit iemand gemist. De kosmos heeft met geen enkel Zelf enig respijt ! En er in heel die kosmos is geen particulier die niet vergankelijk is. Alle individuen zijn op zich vergankelijk. Ze leggen alle het loodje, de ene wat vroeger dan de andere : voor een ster duurt het wat langer dan voor die mier. Maar het geheel duurt ! DUURT. Het geheel is niet vergankelijk. Hoe kan dat, dat een geheel kan blijven duren, als het maar de resultante is van enkel in se vergankelijke zijnden? Die mierenkolonie blijft ! Mieren bestaan al miljoenen jaren. Al is elk diertje in elke kolonie, als individu, maar een heel kort leven beschoren !
Van die kosmos distantiëren wij ons ! Want, wij mensen, wij eisen « permanentie » op ! Wij, mensen, wij willen als individu, als Zelf blijven. En niet restloos opgaan in dat geheel. Wij willen « permanentie » doen ! En blijven doen ! Wij aanvaarden niet het lot van alle andere vergankelijke zijnden in de kosmos te delen.
Een neven vraag schoot als een zijscheut mee omhoog : zou het verschil in duur van bestaan, van leven, tussen al die zijnden ons bewustzijn van tijd gewekt en aangewakkerd hebben ? De gelijktijdigheid van het ongelijktijdige ?
|