Lichaam & ziel: te vertrouwde denkbeelden?
1. Vervolg
« Das Leben legt sich aus! » herhaalde Dilthey. Het leven is niet door iets anders te verklaren, is niet tot iets anders te reduceren. Het leven heeft een eigenheid die het niet kreeg van iets anders. Het wordt 'elders' wel mogelijk gemaakt, en je kunt wel terugredeneren naar verschillende 'oorzaken', je kunt wel 'bronnen' aanwijzen. Maar, dat gebeurt achteraf. Wat het leven met de oorzaken uit het verleden aanvangt in de toekomst, dat valt nooit te voorspellen. Voor-uit kun je niets voorspellen dat specifiek is voor het leven. We kunnen b.v. wel een lijstje maken van de condities die vervuld moeten worden opdat er leven mogelijk zou zijn op enige andere planeet, maar we kunnen niet voorspellen welke concrete vorm van leven er dan ontstaan zou zijn. We kunnen wel hypotheses construeren, 'niches' bedenken, denkbeeldige biotopen of habitats inrichten. Maar van daaruit geen concrete levensvorm voorspellen.
Alle leven roept echt alle hens aan dek. Het eist constant alle zeilen bij te zetten. Het weet ook van alle hout pijlen te maken en is voor geen gat te vangen. Leven spreekt alle elementen aan, jaagt ze allemaal 'uit hun kot', doet ze tevens op de toppen van hun tenen lopen en drijft ze alle op tot topprestaties: met minder is leven nooit tevreden. Leven test alle combinaties uit, bespeelt alle hiërarchieën, coördineert totaal onvoorspelbare structuren en rekt alle complexiteiten tot hun uiterste draagkracht en verstrengelt de elementen ervan volgens een feilloze coördinatie.
Leven is steeds over-leven. Leven is steeds het tijdsverloop neutraliseren en te kijk zetten. Leven zet constant de Grijns van het Niets een lange neus. Al levend houden we onszelf voort-durend, zonder onderbreken, wankel staande (staan). Gelukkig kunnen we dat 'constant', dat 'voort-durend' gedeeltelijk overlaten aan een 'automaton'. Gelukkig zijn we 'kosmisch', 'aards' genoeg en zorgt dit kosmische in ons, met zijn nooit aflatende fysica en alomtegenwoordige chemie, normaal voor een feilloze afhandeling van het onophoudelijke in stand houden van ons Ego. Ademhaling, spijsvertering, bloedsomloop draaien continu op cruise control en geven ons zo de ruimte om van het leven te genieten en onvoorziene mogelijkheden te verkennen.
Dat kosmische, waarop de automatisering (Cf. Marc André, een vergeten filosoof) van onze instandhouding zo zwaar leunt, maakt ons vrij voor 'hogere' taken en activiteiten. Het geeft ons de ruimte om te voelen en te denken. Ik heb zo pas gegeten en gedronken. Wat er nu verder met het 'ingeslagene' gebeurt, zal mij, in normale omstandigheden, een zorg zijn. Maar het houdt me wel in leven, het houdt me wel gaande en staande. Het laat me wel toe nu te lezen, na te denken, te schrijven. Het 'funderende' werk daarvoor gebeurt diep in mij en toch buiten mijn bewuste bekommernis om. Automatisch. Zonder jokers. Opmerkelijk toch dat leven op een blinde kosmische sokkel.
In het leven floreert de kosmische materie, komt ze tot haar ware bestemming: de stekelige distel bloeit mooi! Geniet van de roos, van haar vorm, kleur en geur. Verras je geliefde met een orchidee. Sluip mee met de soepelheid van de luipaard of spring met de kracht van de leeuw. Verbaas je over de met wapperende manen woest steigerende hengst. Voel je een spat water op de kruin van een golf in de oceaan als de walvis duikt. Zweef statig hoog in de lucht met de albatros gedragen door de thermiek, of scheer sierlijk als de zwaluw laag over het water. Of maak je bescheiden en lief als het muisje. Frul als een poes, kwispel als een hond of fladder als een vlinder. In elk wezen bereikt de materie telkens, voorlopig, een complexe perfectie, een toppunt van haar mogelijkheden. In het levende glorieert de materie, triomfeert het Zijn.
Wij kunnen echter maar leven in een omvattend, samenhangend en dragend geheel, in een complex netwerk van zinvolle verbanden, van compensatoire interacties. Binnen die netwerken zijn selecterende en coördinerende magnetische krachtlijnen actief. Kàn ik mezelf ànders zien dan als gedragen door een geheel? Anders dan omgeven door ontelbare andere, verschillende, onderscheiden zijnden, waarvan ik in feite niet te scheiden ben? Kàn ik mezelf ànders zien dan in een landschap, in een tuin met weerbarstig gras, omgeven door bomen, in het gezelschap van vogels, poezen, een hond of soms een verdwaalde fazant? Anders dan overgoten door zonlicht of schuilend voor regen of onweer? Kàn ik mezelf ànders zien dan gehuisvest, gekleed, geschoeid? Anders dan gevoed, voorzien van drank en frisse lucht inademend en badend in weldoend zonlicht? Kàn ik mezelf ànders zien dan omgeven door vele mensen: mijn vrouw, mijn kinderen, mijn kleinkinderen? Anders dan ingebed in een buurt, een gemeenschap, een dorp, een vriendenkring, dichters en denkers? Anders dan omgeven door boeken? Kàn ik mezelf ànders zien dan gevat in en gedragen door het kluwen van oeroude interpretaties, aangereikte betekenissen en zinvolle verbanden waarin al deze dingen met en op elkaar intens betrokken zijn? Anders dan in verstandhouding en in wisselwerking met zinvolheid? Anders dan gedragen door vertrouwde denkbeelden?
Telkens als ik 'Ik' zeg, zijn al die mensen en dingen in dit 'Ik' meebegrepen. Zonder hen zou er geen Ik bestaan; zou er geen leven of begrijpen zijn. Zou er geen Ego-als-beslissingscentrum zijn. 'Ik' is nooit los verkrijgbaar. 'Ik' is steeds een verzameling. Een kleine kosmos. Een eigenzinnig geheel op zich, met vele eigenzinnig selecterende openingen naar vele andere 'werelden'. Ego is een aanzuigend centrum, waarin alles tot een eigenzinnige coherentie samenstroomt. Elk Ego, weze hij een woestijnkluizenaar of een styliet, is een centrum van onmisbare en complexe betekenisverbanden, en leeft enkel dankzij deze verbanden. Is maar een particulier, indivudeel Ego mogelijk dankzij hem aangereikte vertrouwde denkbeelden, op een voetstuk van causale processen die beheerst worden door blinde, noodzakelijke en universele wetten.
Want alle leven is constant actief en op zijn qui-vive zijn, is strijdend tegen de Grijns zijnsverbonden zijn met de omgeving. Is in veroverende wissel-werking staan met de omgevende mensen en de zijnden om samen te overleven. Leven is steeds een gewild, uitgelokt en beheerst vooruitvallen om alle on-gevallen te voorkomen, om
samen de Grijns van het Niets te doorstaan en eraan voorbij te leven.