Vers 15. O beste onder de mensen, de wijze die onverstoorbaar is in vreugde en verdriet en in beide omstandigheden standvastig blijft is klaar om te proeven van de nectar der onsterfelijkheid.
Zolang we in een stoffelijk lichaam verblijven krijgen we te maken met alle mogelijke tegenstellingen die eigen zijn aan een leven in de stoffelijke natuur. Deze blijven maar komen en gaan, gelijk wolken die voorbij glijden of zoals eb en vloed enz. We raken zo gemakkelijk in de ban van wereldse objecten die ons, om het ludiek te zeggen, doen watertanden. Eén van mijn yogaleraren vatte dit samen als: smoutebollen hier, smoutebollen daar, aan het ene kraampje al wat lekkerder dan het andere, en maar eten tot we buikpijn krijgen. De volgende dag zijn we echter onze buikpijn al weer vergeten en beginnen er met smaak opnieuw aan. Het is inderdaad niet altijd even makkelijk, soms zelfs voor iemand in spiritueel ver gevorderde staat, om deze tegenstellingen en verlokkingen altijd kalm en onverstoorbaar tegemoet te treden. Doch oefening baart kunst. Laten we dus met volharding, echter zonder fanatisme, en veel geduld het pad blijven gaan dat leidt tot zelfverwerkelijking.
Categorie:Bhagavat Gita - Hoofdstuk 2
|