Vers 8. Grootvader Bhisma is een held, net als uzelf. Verder zijn er Karna, Kripacharya, Ashvathama, Vikarna en Bhurishrava, persoonlijkheden die altijd zegevieren.
Bhisma wordt grootvader genoemd omdat hij de verwarring vertegenwoordigd. Verwarring blijft aanwezig tot zijn levenseinde. Bhisma werd tijdens de strijd met talloze pijlen doorboord, zodat het leek of hij op een bed van pijlen lag, machteloos maar toch nog steeds in leven. Karna, die vorm geeft aan alle demonische vergrijpen. Kripacharya, verantwoordelijk voor het betonen van verkeerd mededogen op de weg van spirituele ontwikkeling. Men dient tijdens zijn spirituele ontwikkeling zeer voorzichtig om te springen met het betonen van mededogen omdat men in dat stadium nog niet werkelijk in staat is het goede van het kwade te onderscheiden. Enkel de Allerhoogste is werkelijk barmhartig en slechts op het ogenblik van werkelijke éénwording met Hem is er waarachtig mededogen. Hiermede wordt natuurlijk geenszins bedoeld dat men op het spirituele pad ongevoelig moet zijn voor het lijden van anderen. Ashvatama staat voor het conflict, Vikarna voor de twijfel. Bhurishrava verwijst naar de onrustige en in verwarring brengende ademhaling.
Categorie:Bhagavat Gita Hoofdstuk 1 De wanhoop van Arjuna
|