Vers 30. O Arjuna, wijd al je activiteiten aan Mij, je aandacht enkel gericht op Mij, zonder te verlangen naar enige beloning, terwijl alle opwinding uit je geest is verdwenen.
Al naargelang zijn positie in de wereld heeft ieder zijn specifieke plicht te vervullen. Vervul deze zonder enige gehechtheid aan resultaat en draag deze met liefdevolle toewijding op aan de Allerhoogste. Succes of nederlaag, het maakt geen verschil. Zo gaat de wijze zijn weg door het materiële woud van illusie, volledig onthecht; enkel mediterend op de Allerhoogste, de Geliefde, die verblijft als Overziel (Paramatma) in het sanctum van zijn hart.
Categorie:Bhagavat Gita Hoofdstuk 3 Het pad van handeling (Karma yoga)
|