Vers 26. Een wijze moet niet de geest van de onwetenden, die gehecht zijn aan de resultaten van hun activiteiten, in de war brengen. Hij dient al zijn handelingen op de juiste wijze uit te voeren, met toewijding en geconcentreerd op Mij; zo zal hij allen bezielen om hetzelfde te doen.
Het is onmogelijk te lopen vooraleer men heeft geleerd om te te stappen. Het yogapad is een pad dat met volle toewijding dient te worden bewandeld. Het is helemaal niet ongebruikelijk dat men soms één stap voorwaarts zet en twee achteruit. Laat je hierdoor niet ontmoedigen. De wijze geeft constant aanwijzingen door te handelen hoewel hij helemaal niet meer hoeft te handelen want hij heeft het uiteindelijke doel bereikt. Door echter zelf te handelen wil hij de beginneling op het spirituele pad niet in verwarring brengen. Stap per stap zal de leerling de aanwijzingen van de leraar volgen tot ook hij het uiteindelijke doel heeft bereikt. Dan bestaan er leraar noch leerling meer, enkel de Allerhoogste, de Geliefde, waarin beide in de allerhoogste gelukzaligheid zijn opgegaan.
Categorie:Bhagavat Gita Hoofdstuk 3 Het pad van handeling (Karma yoga)
|