Vers 15. De volmaakte yogameester Krishna, ook Hrishikesha genoemd, blies op zijn schelphoorn Panchajanya Arjuna, ook Dhananjaya genoemd, blies op zijn schelphoorn Devadatta en de dappere Bhima blies op zijn vermaarde schelphoorn Paundra.
Heer Krishna, die één is met de Allerhoogste, wordt ook Hrishikesha genoemd. Hrishikesha betekent Heer der zinnen, Hij die weet wat er in ieder hart omgaat. De vijf organen waarmee we voelen (aanraking, smaak, reukzin, spraak en vorm) worden sterk beïnvloed door onze zintuigen. Heer Krishna wil ons helpen om deze organen van de beïnvloeding der zintuigen te bevrijden en deze enkel in dienst te stellen van de Allerhoogste. Arjuna wordt ook Dhananjaya genoemd. Dhan betekent "vermogen". Dit vermogen verwijst naar onze levensbehoeften, die echter ondergeschikt zijn aan het innerlijk vermogen van onze ziel. De onmetelijk, krachtige Bhima blies op zijn vermaarde schelphoorn Paundra. Paundra betekent naastenliefde. De liefde vindt haar oorsprong in ons hart en wordt ook buik der gevoelens genoemd.
Categorie:Bhagavat Gita Hoofdstuk 1 De wanhoop van Arjuna
|