De wijzers van de grote klok wezen erop dat het iets voorbij elf uur was. Inspecteur Merel Verhaege zat al bijna drie kwartier te wachten aan het bureau van commissaris Debruin. Net voor hij de plaats delict had verlaten had hij haar gezegd op zijn kantoor te verschijnen. Hijzelf zat in wat ze een bubbel noemen. Een met dikke glazen wanden afgesloten ruimte waar de rest van de drukte of het lawaai niet kon binnen dringen. Of toch zeer zeer moeilijk. Debruin had gezegd dat hij zo’n ruimte nodig had. Administratie had gezegd dat ze daar geen budget voor hadden dus deed Debruin waar hij goed in was. Hij had er zelf maar voor gezorgd. Een aannemer met een klein legertje arbeiders had er een weekend hard aan gewerkt, toevallig het tijdstip dat administratie nooit in het gebouw te vinden was. Ze had vluchtig gezien dat de ruimte een vergadertafel had met acht zeer gemakkelijke stoelen, dat er een gigantisch flatscreen tegen de wand hing en dat er in een hoek een hangmat verdekt opgesteld stond. Merel had zich heel even de bedenking gemaakt dat het een wel heel erg vreemd stukje meubilair was om aan te treffen in een politiekantoor. Ze schoof die gedacht vlug opzij. Ze dacht als maar tien percent van wat ze over Debruin had gehoord waar zou zijn, dat een hangmat het minst vreemde zou kunnen blijken te zijn. Debruin was zich langzaam door een ringmap aan het heen werken. Ze was hier om haar relaas te doen van die morgen en wat ze had aangetroffen. Het zou een soort verhoor worden en eindigen met het opstellen van een officieel proces verbaal dat aan het dossier zou toegevoegd worden. Ze wist dat het voor de speurders belangrijk was dat de informatie die nog vers lag opgeslagen in het geheugen van de politieagenten in hun ruwe vorm uit dat hoofd werden gehaald. Kleine pietlullige dingen die burgergetuigen volkomen konden ontgaan hadden een grotere kans wel opgemerkt te worden door het oog van een getrainde agent. Daarom was een gesprek nodig ook al neigde dat soms naar de vorm van een verhoor. Debruin kwam uit de bubbel. Gooide de ringmap op zijn bureau en ging met een plof zitten. Binnen handbereik van zijn bureaustoel stond een kleine koelkast. Hij haalde er voor zichzelf een energiedrankje uit en wees met zijn vinger naar de inhoud terwijl hij Merel aankeek.
“Iets fris of liever koffie of thee?”
“Een cola light graag.”
Ze zag hem heel even zijn neus ophalen maar haalde het blikje tevoorschijn en schoof het over het schrijfblad naar haar toe. Ze leunde voorover om het blikje te nemen en zag plots dat de ringmap haar uitgebreide personeelsdossier was. Ze vond het vreemd dat de commissaris schijnbaar eerst haar dossier gelezen moest hebben vooraleer hij een PV zou gaan opstellen. Hij trok zijn blikje open, nam een paar grote slokken en keek haar met zijn doordringende heldergroene ogen aan. Ze had het gevoel alsof de man recht in haar ziel kon kijken. Alsof er geen enkel of van haar kleinere of grotere geheimpjes verborgen konden blijven voor die ogen. Ze begon zich wat ongemakkelijk te voelen onder zijn blik. De lichte irritatie die ze had gevoeld nadat hij haar meer dan een halfuur had laten wachten speelde zeker een rol. Zeker nu bleek dat er nog geen minuscule verontschuldiging vanaf kon. Terwijl hij haar doordringend aankeek observeerde zij hem op haar beurt. Ze dacht dat hij ongeveer een meter tachtig moest zijn, halflange wilde blonde krullen tot op zijn schouders, zeer goed gebouwd, keurig in wat er uitzag als een duur maatpak. Het opvallendste waren echter zijn groene ogen. Ze had nog nooit zo’n groene ogen gezien en ze straalden een diepe intelligentie uit. Uit een van zijn lades diepte hij een dictafoon op. Debruin pakte zijn vulpen van het bureaublad en speelde er even mee. Ze zag dat het een Mont Blanc pen was en vermoede een heel dure uitgave aangezien de fabrikant er alles aan had gedaan om de pen er niet duur uit te laten zien. Debruin wees met zijn pen naar haar:
“Ik ken je gezicht ergens van maar ik kan het nog even niet plaatsen.”
Merel wilde iets gaan zeggen want ze wist donders goed waar hij haar van kende maar een handgebaar legde haar het zwijgen op:
“Nee, laat maar. Laat mijn hersenen maar even kraken, ik kom er zo wel op.”
Hij keek even over haar schouder en zei tegen de enige andere aanwezige speurder:
“Koen jong, pak je boekske en kom erbij zitten.”
Inspecteur Koen Debrauwere schoof aan de zijkant van het bureau bij met een notitieblok en een grote mok koffie die hij achteloos op het bureaublad neerzette. Er verscheen een frons op het voorhoofd van Debruin en hij sprak maar één woord:
“Echt?”
Dat was genoeg om deze vliegensvlug zijn koffiemok op te laten pakken en een kurken onderzetter te laten grijpen van de vensterband achter Debruin. De commissaris had gezien hoe Merel het schouwspel had gadegeslagen en ook haar blikje vlug had opgetild. Hij zei:
“Blikjes vind ik niet erg op mijn bureau. Die laten doorgaans maar een ring van condenswater achter. Koffiebekers hebben de kwalijke gewoonte om ringen van koffie en dus bruine vlekken achter te laten waar ik of tegen moet aankijken of moet gaan schoonmaken.”
In de tijd dat Merel op Debruin had zitten wachten had ze haar ogen de kost gegeven. Ze vermoede dat een hekel aan koffievlekken de lading niet helemaal dekte bij de commissaris. Alles op en rond zijn bureau had een keurig plekje en stond zelfs symmetrisch ingedeeld. Haar instinkt verklaarde haar dat hij wel eens een lichte vorm van een dwangneurose of OCD zou kunnen hebben. Debruin nam zijn dictafoon en startte de opname:
“Zaterdag 22 maart, het is precies elf uur en negen minuten. Dit is het interview met inspecteur Merel Verhaege gevoerd door Commissaris Debruin in aanwezigheid van inspecteur Debrouwer.”
Hij zette het toestel in het midden van het bureau.
“Merel, is het goed als ik je Merel noem?”
Vroeg Debruin met een zachte glimlach om de mond.
“Euch, ja hoor dat mag best.”
“Okay Merel, noem mij dan maar gerust Alex en doe je best maar om onze Koen hier te negeren. God weet dat we het allemaal proberen iedere dag opnieuw. Is dit de eerste keer dat je wordt opgetrommeld om je verhaal te doen over een een plaats delict?”
“Ja. Ik heb hiervoor al wel een paar keer een rapport moeten schrijven maar ik was nog nooit als eerste op de plek van een geweldsmisdrijf. Dus heb ik nog nooit eerder een gesprek als dit moeten voeren.”
Debruin dronk met een grote teug de rest van zijn blikje leeg en kieperde dat in een vuilnisbakje waar een kaartje boven hing met het woord “blikjes”.
“Goed, Laat me dan eerst even schetsen wat de bedoeling is. Je zult het ongetwijfeld zelf ook wel weten vanuit je opleiding maar een beetje opfrissen kan nooit kwaad hé. De agenten die als eerste op een plaats delict aankomen zijn in principe de eerste mensen die de plek of het slachtoffer te zien krijgen sinds de dader de plek verliet. Behalve dan misschien een burger die het lichaam vond. Maar zoals iedere flik weet of verdomd goed zou moeten weten zijn ooggetuigen in principe hopeloos onbetrouwbaar in hun verhaal. De ogen zien iets gebeuren maar het zijn de hersenen die de gebeurtenis inkleuren op basis van de eigen ervaringen, verwachtingen of de eigen achtergrond. Zo kan het gebeuren dat twee mensen hetzelfde zien gebeuren en toch twee totaal verschillende versies van dat gebeuren beschrijven. Versies die loodrecht op elkaar kunnen staan zonder dat er sprake moet zijn van moedwillig kwaad opzet. Beidden geven hun versie van hun waarheid. Politieagenten zijn getraind. Hun observatie van een gebeurtenis zou dus in principe meer objectief moeten zijn. Jij was als eerste ter plekke. Jij hebt een plaats delict en een omgeving gezien die min of meer onbesmet was. Ik wil in jouw hersenen gaan peuteren opzoek naar mogelijke aanwijzingen of indrukken die verdwenen kunnen zijn met het neerstrijken van het circus. Okay?”
“Absoluut.”
“Maar vertel me om te beginnen eerst even waarom je alleen op pad was deze morgen?”
“O, dat. Ik had van dienst gewisseld met inspecteur Caluwe. Hij had een familiefeestje en had me gevraag of ik zij dienst kon overnemen.”
“En waarheen was ze je zo vroeg onderweg weg dan?”
“Richting de kerk in Lombardsijde. Die ligt in vogelvlucht misschien twee kilometer van de plaats waar het slachtoffer is gevonden. De pastoor is vaak al voor dag en dauw aan het werk en vond het best dat ik hem als eerste zou bezoeken. De laatste tijd heeft de begraafplaats last van wat kleine criminaliteit. Waarschijnlijk balorige schooljeugd die avonds of nachts het terrein opgaan om in een goed afgeschermd hoekje wat te drinken en roken. Ze richten niet echt schade aan en als ze hun verstand zouden gebruiken om hun flessen, peuken en ander spul op te ruimen en in een vuilnisbak te dumpen zou er geen haan naar kraaien. Ik was op weg om een praatje te maken met de priester en hem een beetje af te koelen en te zeggen dat we wat extra zouden controleren. De priester kent de burgemeester en die heeft op zijn buurt de baas laten weten wat we het moesten oplossen.”
“Wanneer kreeg jij de oproep binnen?”
“Iets na zeven want het nieuws op de radio was nog maar net begonnen.”
“Het maken van dat soort connecties was iets wat Debruin graag tegenkwam bij getuigen. Een feit koppelen aan een ander feit zorgde ervoor dat het eerste feit verankerd werd en niet langer voor discussie vatbaar was. Ik heb X dan en daar zien lopen want ik heb de bus van halfzeven zien voorbij rijden.
“Welk bericht kreeg je van de centrale?”
“Dat er een lichaam was gevonden aan de kijkhut De Zeehond. Een man had het slachtoffer zien liggen in het voorbijgaan, had hiervan melding gemaakt via het noodnummer en uitgelegd waar het lichaam zich precies bevond. De getuige zou ter plaatse blijven bij het toegangspoortje tot het terrein van de Zeehond.”
“Wat verteld jou dat over die getuige Tinne?”
Een fractie van een seconden was ze van haar stuk gebracht. Ze dacht dat ze hier was om haar feitelijk relaas te geven over haar vaststellingen. Nu werd er haar op de man af gevraagd haar mening te geven over een getuige. Debruin tikte met zijn pen op haar dossier:
“Kom op, je hebt criminologie gestudeerd. Je cijfers vertellen me dat je verdomd goed was. Je studie in recordtijd afgesloten, een jaar minder dan eigenlijk voorzien. Met andere woorden je zou alle statistieken en clichés binnenstebuiten moeten kennen.”
“De statistieken zeggen dat het overgrote deel van de mensen die melding maken van de vondst van een lijk er zelf iets mee te maken hebben, direct of indirect. Het alibi van deze getuige moet gecontroleerd worden aangevuld met een zacht antecedenten onderzoek. Maar ook al zou deze getuige geen alibi hebben, misschien was hij alleen thuis en sliep, dan nog zou ik deze man niet al te hoog op de agenda plaatsen.”
Debruin haalde een nieuw energiedrankje uit zijn koelkast en keek vragend naar de inspecteur.
“Nee, dank je ik heb nog.”
“Waarom staat deze getuige zo laag op je agenda Merel? Een buikgevoel of is het ergens op gebaseerd?”
Waar zo’n rare vraag die niets vandoen had met de plaats delict. Opeens begon het haar te dagen. Dit was niet zomaar een routine verhoor. Dit was een test. Commissaris Debruin was haar tussen het verhoor door aan het testen. Maar waarom?
“Ja, een zekere intuïtie denk ik.”
“Ben je niet wat te jong en heb je niet wat gebrek aan dienstjaren om nu al een politie-intuïtie te hebben ontwikkeld?”
Hij keek naar de andere man die aantekeningen zat te maken:
“Wat jij Koen? Had jij na twee jaar dienst al een onfeilbaar buikgevoel ontwikkeld?”
De inspecteur schudde langzaam van nee:
“Nee chef, nog altijd niet. Maar misschien is inspecteur Verhaege speciaal en heeft ze een zesde zintuig of zo.”
Ze voelde aan dat ze haar opzettelijk wat aan het stangen waren. De nadruk van de inspecteur op het woord speciaal zorgde ervoor dat ze de angel niet helemaal uit haar woorden kon houden toen ze antwoordde:
“Niets speciaals of zesde zintuig inspecteur, gewoon deductie.”
”Verklaar je nader Verhaege.”
Bromde de inspecteur.
”Wel toen ik op de plek aankwam en de getuige vroeg wat verderop te gaan staan zag ik dat hij enigszins moeite had om zijn koffertje met zijn teken en schilder materiaal op te pakken en op zijn schouder te hangen. Als hij moeite heeft met zo’n koffertje van hooguit tien kilo dan zie ik hem niet instaat om met een lijk te lopen slepen. Bovendien is onze getuige op het eerste zicht een netjes verzorgde zeventiger. Niet direct een type dat men verbindt aan een moord met een lustaspect.”
Alex Debruin kon het niet laten en zei:
“Dat zei men van Dean Corll ook!”
“Wie chef?”
Vroeg Koen Debrouwer. Alex schudde even met zijn hoofd alvorens te antwoorden:
“Dean Corll aka The Candyman. Had een snoepfabriek en was een graag gezien figuur in zijn gemeenschap. Gaf met de regelmaat van de klok gratis snoep aan de kids. De gemeenschap en de kinderen begonnen hem te zien als een soort van perfecte surrogaat oom of vader voor de minder bedeelde kinderen. Het was pas toen er iets totaal verkeerds liep waarbij schoten werden gelost dat zijn geheim naar boven kwam. Van de kinderen waarvoor hij de zogenaamde heilige suikeroom speelde hebben er meer dan twintig zijn goedheid niet overleeft.”
Debruin had wel mentaal een aantekening gemaakt dat Merel een opmerking had gemaakt dewelke tegen daderprofilering aanleunde. Daar zou hij straks wel op terug komen.
“Goed je krijgt de oproep en gaat eropaf. Had je je zwaailicht en sirene op?”
“Geen sirene wel zwaailicht.”
“Waarom?”
“Zo vroeg in de morgen is er in die omgeving maar bitter weinig verkeer. En in het weekend maak ik liever geen kindjes of oudjes wakker door met een sirene door hun straat te scheuren.”
“Je komt aan op de plek en wat doe je dan?”
“Ik ben het terrein opgereden via de kant van de kazerne. Ik heb de wagen dwars over het pad gezet en de zwaailichten aangelaten. Heb de rol met lint genomen, naar de andere kant gelopen en ook die zijde afgezet. Ik heb de getuige gevraagd te wachten bij mijn wagen, dat was het moment dat ik zag dat hij moeite had met zijn koffertje. Daarna ben ik tot bij het lichaam gelopen om te zien of ik desnoods daar ook iets zou moeten afzetten. Aangezien de kijkhut en het bijbehorende terrein goed is ingekapseld was dat niet nodig.”
“Heb je het lichaam aangeraakt?”
“Ja, ik heb tegen beter weten in gevoeld of er een pols was.”
“Tegen beter weten in omdat je wist dat je het lichaam niet had moeten aanraken, of?”
“Omdat ik bij de eerste blik al wist dat ik geen polsslag zou vinden. De eerste tekenen van overlijden waren al ingetreden, de verkleuring van de huid bijvoorbeeld.”
“En hoe weet jij dat dan?”
“Omdat”
En nu was het haar beurt om naar haar dossier op het bureau te wijzen:
“Ik voor dat ik criminologie ben gaan studeren een jaar medicijnen heb gedaan en op vrijwillige basis hielp in het mortuarium in het AZ te Veurne tijdens het weekend.”
“Waarmee ben je ermee gestopt? Ik bedoel een dokter verdiend toch beter zijn brood dan een criminologe bij de politie ongeacht hoe hoog dat papiertje je helpt in de hiërarchie te komen. Kon je niet tegen bloed of was je te dom?”
De laatste opmerking van Debruin was duidelijk bedoeld als een provocatie en tot zijn tevredenheid beet ze niet in het aas.
“Ik kan tegen bloed Commissaris, ik heb genoeg lichamen aan stukjes helpen snijden. En nee ik ben niet de dom voor de studie. Tegen het einde van mijn eerste jaar had ik door dat medicijnen, zelfs pathologie waar ik mijn zinnen op gezet had, niet mijn ding was. Niet mijn roeping.”
Debruin dacht dat het vreemd was dat ze het woord roeping gebruikte en kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen:
“Verklaar roeping alsjeblief?”
Ze dacht even na en antwoordde toen terwijl ze diep in zijn groene ogen keek:
“Eenmaal een lichaam op een tafel ligt en de patholoog heeft zijn werk gedaan dan stopt het. Het zat me nooit lekker dan we nooit iets konden doen aan wat vooraf ging of wat volgde na de autopsie. Dat was gelijk ook de reden dat ik zeer snel naast mijn medische studie ben begonnen met een tweede richting te volgen, criminologie.”
“Wat is je roeping dan wel?”
Ze werd zo rood als een tomaat keek even naar het schrijfblad van het bureau en zei één woord:
“Jij…”
Hij kneep zijn ogen een beetje dicht en zijn blik boorde zich in die van haar alsof hij haar ziel aan het wikken en wegen was. Hij duwde even op de pauze knop van de recorder en zei zacht:
“Merel, geloof me als ik je zeg dat je nooit mij wilt worden, nooit! Begrepen?”
Hij nam een paar grote slokken van zijn blikje liet de recorder opnieuw meelopen en zei alsof er niets was gebeurd:
“Okay en verder?”
“Intussen waren er collega’s opgedaagd. Die hebben de versperring voor hun rekening genomen om het cirrus dat zou neerstrijken in goede banen proberen te leiden. Want ondertussen had ik via de centrale om jou afdeling gevraagd samen met de forensische dienst, de wetsdokter en het parket.”
“Het parket? Het kon op dat moment toch nog niet echt duidelijk geweest zijn dat het niet om een natuurlijke dood ging. Waarom nog voor de komst van de wetsdokter het parket vorderen? En is dat eigenlijk niet de taak van de agent die het hoogst in rang is om dat te doen. Ik bedoel dat jij nog een groentje bent en je bijlange na niet de hoogste in rang geweest kunt zijn. Waarom hebben ze jou min of meer de leiding laten nemen op de plaats delict. Simpelweg omdat je als eerste op de PD was of vanwege je mooie blauwe ogen?”
Daar had Merel nog niet bijgestaan. Ze had gewoon gedaan wat ze dacht te moeten doen. Ze was ter plekke gekomen, de situatie in ogenschouw genomen, had de controle genomen over de PD, het lichaam en de getuigen. Daarna had ze haar collega’s die aankwamen duidelijk gemaakt wat er moest gebeuren. Ze had er niet bij stilgestaan waarom ze zonder al te veel zeuren hadden gedaan wat ze zei of waarom iemand die hoger in rang was de leiding niet had overgenomen Had ze daarmee ongewild iemand tegen de schenen geschopt en was die zijn beklag gaan doen bij Debruin in de hoop dat ze een uitbrander zou krijgen? Stelde hij daarom die vraag? Toen ze stil bleef herhaalde Debruin zijn eerste vraag
”Waarom in die fase al een onderzoeksrechter vorderen terwijl het nog niet met honderd percent zekerheid om een misdrijf ging?”
Hij wist zelf ook wel dat één blik op het lichaam werpen geen andere conclusie kon hebben dan dat het over een misdaad ging. Hij wilde gewoon haar gedachten horen in haar woorden.
“Een gecalculeerde conclusie.”
“Leg met dat dan maar eens fijntjes uit.”
Merel had al een tijdje het gevoel dat ze een mondeling examen aan het afleggen was en ze was er zich van bewust dat Debruin haar nauwlettend observeerde. Ieder van haar antwoorden wikte en woog. Wat wilde de commissaris van haar? Ze wist van zijn eigenzinnige aanpak af. Dat iedereen binnen het korps hem met rust liet omdat hij resultaten haalde. Zijn connecties in de bovenwereld, de onderwereld en de politieke wereld waren legendarisch. Zo was hij ooit zonder wapen en in zijn eentje het clubhuis van een motorbende binnen gestapt. Na een gesprekje van vijf minuten was hij naar buiten gekomen met twee bendeleden die hem als makke lammetjes volgden, hij had zelfs geen boeien nodig gehad ze binnen te brengen. Zijn connecties in de bovenwereld waren al even legendarisch, het leek alsof hij het privé nummer van eender wie in zijn eigen zwarte boekje had staan. Zijn politieke connecties speelden zich dan weer af via zijn vader. De politieke macht van vader Debruin was genoeg om politici in een grote boog om Alex heen te laten lopen. Geen enkele politicus die gehecht was aan zijn loopbaan en een mogelijke toekomst in de wetstraat ambieerde wilde of beter durfde in conflict te gaan met de oude Debruin. Het parket, over het algemeen ook een politieke broeihaard en vergeven van politieke benoemingen en machtsspelletjes behandelden Alex met zijden handschoentjes. Het verhaal van een jonge parketmagistraat die zich ooit eens laatdunkend had uitgelaten over Alex in een TV interview deed nog steeds de ronde in het gerechtsgebouw als een soort boeman verhaaltje voor nieuwkomers voor het slapen gaan. Wat er ook van waar mag zijn maar toevallig had de oude Debruin het interview gezien op TV en het had zijn woede opgewekt dat zijn zoon zo werd aangevallen. De magistraat verkoos het niet veel later weer in de commerciële sector actief te worden want zijn politieke toekomst kon hij vergeten en zijn loopbaan binnen het parket stond op een ijskoud zijspoor. Terwijl dit alles door Merels hoofd schoot probeerde ze het gevoel te verdringen dat ze onder een microscoop lag. Ze probeerde kalm en logisch te antwoorden op zijn vraag. De conclusie die ze op de PD had getrokken lag voor de hand. Zelfs een blinde kon zien dat de hele situatie goed fout zat. Maar als Debruin het haarfijn uitgelegd wilde hebben dan zou ze het ook haarfijn uitleggen.
“Een jonge vrouw wordt morgensvroeg poedelnaakt en in een vreemde pose dood aangetroffen in een natuurgebied. Voor ieder element afzonderlijk in deze zin kan er een logische onschuldige verklaring gegeven worden. Het kan een studente zijn met zorgen om haar studies of een vriendje die nachts even wilde gaan wandelen en dood is neergevallen. Een aangeboren defect aan het hart of in de hersenen. Als ze dicht bij de plek woonde, Lombardsijde dorp, dan zou dat de afwezigheid van sleutels, handtas en GSM kunnen verklaren. Maar niet waarom ze bloot is of in die pose lag. Dat zou dan na haar natuurlijk overlijden gebeurd moeten zijn door een ziekelijk individu die haar vond. Die zou dan stomtoevallig ook nog eens rozen en een stuk tule bij zich gehad moeten hebben. Misschien is ons slachtoffer een exhibitionist die erop kickt nachts in haar blootje rond te lopen op afgelegen plekken. Maar weer de vraag waarom die pose en die attributen. Iemand die in acute lichaamsnood verkeert waaraan ze snel overlijdt gaat er niet zo bij liggen, een foetuspositie zou natuurlijker zijn. Misschien is het een lid van een jeugdbeweging die door een soort van stom ontgroeningsproces heen moest zoals we hier aan de kust tijdens de schoolvakanties maar al te vaak mee te maken krijgen. Die bloot van punt A naar B moest. Maar waarom zouden haar groepsgenoten haar zo hebben achtergelaten. Trouwens het is zo’n zes maanden te laat of een maand of vier te vroeg om dat soort ongein te hebben aan de kust. Ook al zou het in ieder van deze drie pistes van zoiets getuigen en is haar dood een natuurlijke dood dan nog denk ik dat alles op alles gezet moet worden om die eikels of eikel die haar in zo’n pose heeft achtergelaten te pakken te krijgen. Volgens mij zou de onderzoeksrechter alles wat in haar boeken staat op zijn of haar kop moeten kloppen en intens vervolgen wegens het niet bieden van hulp aan een persoon in nood en lijkschennis.”
Debruin gromde instemmend.
“Wat vind je van de vroege vogelaar die de melding maakte?”
Merel trok maar een heel klein beetje haar schouders op maar het was voldoende voor Debruin om het te zien.
“Ik denk dat de man is wie hij zegt te zijn. Dat zijn verhaal klopt. Maar opnieuw dat is aan jullie om uit te vogelen.”
Alex zag de pretlichtjes in haar ogen toen ze de woordspelling maakte.
“Op mij kwam de man op de gepaste manier geschokt over. Geen sensatiezoeker want ik heb met een klein smoesje zijn GSM even in handen gehad. Geen selfies met het lichaam. Enkel een hoop foto’s van vogels en een heel pak familiefoto’s met wat ik ongevraagd van hem te horen kreeg dat het zijn kleinkinderen en eerste twee achterkleinkinderen waren.”
“Is er jou iets bijzonders opgevallen op of rond het lichaam? Iets waarvan je dacht of aanvoelde dat het helemaal niet klopte?”
Hij zag dat ze een lichte blos kreeg op de wangen. Hij vroeg zich af of ze het zelf op de tafel zou gooien of dat hij het eruit zou moeten sleuren. Als ze er zelf mee zou komen zou hij haar op het moment zelf een voorstel doen. Moest hij het er echter uittrekken dan zou ze voorlopig weer verdwijnen in de coulissen van de geüniformeerd dienst.
“Ja en nee.”
Antwoordde ze enigszins onzeker.
“Wat bedoel je? Is het nu ja of is het nee?”
“Allebei eigenlijk.”
“Verklaar jezelf.”
“Wel er was duidelijk de geur van lavendel bij het lichaam. Het deed me denken aan de wasverzachter van mijn mam. En er waren de rozen in de buurt van het lichaam. Dat is wat ik bedoel met ja.”
“En wat bedoel je met nee?”
De blos op haar wangen werd nog wat dieper rood.
“Het klinkt misschien vreemd maar ik heb je lezing op de politieschool bijgewoond. In die lezing had je het over moordenaars en dat die soms een plaats delict in scène zetten. Als voorbeeld gebruikte je foto’s van slachtoffer van The Boston Strangler. Het lichaam, de pose en de strik deden me denken aan een slachtoffer van The Strangler.”
Met geveinsde verbazing zei Alex:
“Dit doet jou denken aan Albert Desalvo?”
“Nee!”
Zei ze resoluut, misschien iets harder en emotioneler dan dat ze had gewild.
“Ik zei The Boston Stranger. Ik hoef jou absoluut niet te vetellen dat er steeds meer twijfel bestaat aan de schuld van Albert Deslavo voor de hele reeks moorden. Zeker nu DNA testen hem van minstens één van die moorden hebben vrijgesproken. Dat zei jij al, vier jaar geleden toen je die lezing gaf. Dat was na die ene DNA test en voor de oorlog losbrak om er nog veel meer te kunnen doen. Als ik me niet vergis is dit dossier iets waar jij en je goede vriend Professor Brussel zich in hebben vastgebeten sinds jullie op de universiteit zaten. Dat jullie er toen al vanaf overtuigd waren dat DeSalvo hoogstens een copycat was met een paar slachtoffers op zijn conto”
Zo, het was eruit dacht ze. Ze was tegen het hoofd van de geweldsafdeling begonnen over een Amerikaanse seriemoordenaar uit de jaren zestig. En ze had het persoonlijk gemaakt door de commissaris te verbeteren en zijn vriendschap met één van de grootste autoriteiten wereldwijd op het gebied van seriemisdadigers aan te kaarten. Alex zat haar met licht samengeknepen ogen en een geniepig glimlachje aan te kijken. Hij haalde zijn roltabak tevoorschijn, rolde traag een sigaret en stak die op tegen alle regels van het roken in overheidsgebouwen is. Alsof hij haar wilde demonstreren dat de regels niet op hem van toepassing waren. Dat hij op deze afdeling de absolute monarch was die regeerde bij de gratie Gods. Met enig plezier had hij vastgesteld dat ze had willen terugslaan nadat ze bijna in het DeSalvo valletje was getrapt. Debruin stopte de de opname. Tegen inspecteur Debrouwer hoefde hij niets te zeggen. Die stond op nam zijn notitieblok, zijn mok en de dictafoon en liep terug naar zijn eigen bureau. Terwijl hij langzaam aan zijn sigaret lurkte overliep hij in zijn hoofd heel snel nog eens wat hij over inspecteur Merel Verhaege wist of meende te weten:
“Ze heeft natuurlijke leiderscapaciteiten dat was deze morgen wel gebleken. De politieschool voltooid met de hoogste cijfers. Hij had gezien dat haar cijfers maar een fractie onder die van hem hadden gelegen. Voor wat dat waard was. Er zaten bijna twintig jaar tussen zijn afstuderen en het hare. De vakken, inhoud en de toetsing was intussen heel anders. Het was haar instructeurs opgevallen dat ze in de klas als vanzelf naar boven kwam drijven als één van de leiders. Altijd gemotiveerd en een echte teamspeler die het opnam voor de zwakkere schakels. Op technische vakken scoorde ze zonder uitzondering heel hoog. Ze was magna cum laude afgestudeerd net als hijzelf. Voordien universiteit van Leuven en in amper drie jaar afgestudeerd als criminologe. Op dit moment was ze naast haar baan opnieuw begonnen met een studie. Forensische psychologie, een zijtak van de psychologie die nog min of meer in de kinderschoenen stond. Ze was nog jong bedacht hij zich, net vijfentwintig. Te jong om door hem weggeplukt te worden uit de gewone dienst en onder zijn vleugels genomen te worden? Hoe oud was hij zelf geweest toen hij werd opgevist door zijn mentor. Zelfde leeftijd ongeveer? Ze was niet bang om de waarheid of iets gevoeligs op tafel te leggen tegenover iemand die hoger in rang was ook al zou dat niet goed ontvangen kunnen worden. The Boston Strangler verdomme. Precies waar hij ook aan gedacht had toe hij de strik rond de hals van het meisje had gezien.”
Debruin drukte zijn sigaret hard uit in wat er uit zag als een asbak gemaakt door een kind op school. Wat hem het besluit al had doen nemen was het feit dat ze hem zonder verpinken had verbeterd. Dat het bijlange niet meer zeker was dat dat DeSalvo de originele Boston Stranger was. Alex zag twee dingen. Hij zag dat Merel zich ongemakkelijk begon te voelen onder zijn stilzwijgen. En hij zag Tuur Wendels de vaste partner van Koen Debrouwer binnen wandelen. Een kleine hoofdbeweging was genoeg om hem te vragen of het alibi en het verhaal van de vogelaar klopten. Wendels hoefde alleen maar terug te knikken om dat te bevestigen. Merel had deze woordeloze conversatie gadegeslagen. De mannen die hier werkten waren het levende bewijs van Darwins evolutietheorie. De moderne mens was afkomstig van een oermens die geen taal had. Sommigen mannen stonden nog dicht tegen deze oermens aan gelet op hun voorkeur om zonder taal met elkaar te communiceren. Ze wist echter ook dat dit het gevolg was van mensen die langere tijd heel nauw met elkaar samenwerkten. Waarbij de groepsdynamiek en de structuur heel duidelijk was afgetekend en die volkomen op elkaar vertrouwden. Alex vroeg:
“De strik, is dat wat jou deed denken aan The Boston Strangler?”
Weer kreeg ze een blos op haat wangen maar gaf zonder aarzelen een antwoord:
“Nee. De strik viel me eerst niet op; Het waren haar open gesperde benen. Het feit dat het eerst waar je tegenaan keek haar vagina was. The Strangler, laat ons voor het gemak speken van één persoon, heeft ook een aantal van zijn slachtoffer zo gedrapeerd en achtergelaten. Het eerste wat de speurders zagen was het geslachtsorgaan van het slachtoffer. Aangezien een aantal van die slachtoffer in die tijd als bejaard beschouwd werden zal de schok voor hen dubbel geweest zijn. In die tijd zag je niet zomaar het geslacht van een vrouw. De eerste Playboy verscheen met Marilyn Monroe op de cover in 1952 en in haar volle glorie als centerfold. Maar zelfs die foto’s waren artistiek. Wat de politie te zijn kreeg was allesbehalve artistiek en als het slachtoffer dan nog eens je moeder of oma kon zijn kan ik me verdomd goed voorstelen dat ze meer dan van hun stuk waren gebracht. In onze moderne tijd is de meest schokkende en ziekelijke porno maar een paar muisklikken verwijderd. Ik heb best al wat gezien en meegemaakt en mag gerust zeggen dat ik niet preuts ben. Toch was ik ook geschokt en afgeleid van het volledige beeld. Volgens mij is zijn pose zijn manier om de politie duidelijk te maken dat hij de situatie denkt meester te zijn. Alsof hij wil zeggen; kijk eens wat ik durf, wat ik kan, pak me dan als je kan.”
Alex ging weer achterover zitten in zijn bureaustoel die niet zou hebben mis gestaan in het kantoor van een CEO van een Forbes 500 bedrijf. Hij sloot zijn ogen en liet zijn vulpen heen en weer gaan tussen zijn vingers alsof het een batonstokje was.
“En wat verteld jou dat over onze moordenaar?”
Ze deed er een paar seconden het zwijgen toe en zei toen zachtjes alsof ze niet wilde dat een ander haar woorden zou horen:
“Het vertelt me dat deze vent zal doorgaan met moorden Alex als we hem niet kunnen stoppen. We weten allebei dat dit onmogelijk zijn eerste moord kan zijn.”
Hij gromde iets wat in de verte op instemming leek en weer flitste het beeld van een oermens in een grot door haar hoofd. Hij ging met een ruk rechtop zitten en keek strak in de ogen.
“Inspecteur Merle Verhaege ik wil je hier en nu een officieel voorstel doen.”
Ergens had ze dit in de loop van het gesprek wel zien aankomen maar toch schrok ze er nog een beetje van.
“Ik heb sinds vier maanden een vacature in te vullen op deze dienst en zou graag willen dat jij een tijdje proefdraait. Het is feitelijk heel simpel als je tegen een stootje kunt.”
Dat laatste had hij met een ondeugend lachje om zijn mond gezegd en nu peilde hij haar reactie.
“Ik denk dat ik wel tegen een stootje te kunnen commissaris.”
“Daar twijfel ik niet aan Merel. Er is echter wel één voorwaarde waar ik niet vanaf wil, onder geen beding. Maar eerst het dagdagelijkse. Je zorgt dat je hier terug bent om dertien uur in burger, militaire klok inspecteur! Waar ik ga daar volg je me, je bent mijn chauffeur, mijn secretaresse, mijn loopjongen, mijn persoonlijke lijfeigene. Je bent het manusje-van-alles voor de dienst. De grootste en meest vervelende rotklussen zullen op jouw bureau landen. Dit omdat je de nieuwe aanwinst bent, omdat je het vak moet leren en omdat je de klappen van de zweep moet leren kennen. Niemand zal je hier echt vervelende of gemene klussen toespelen zo werken we niet in op deze afdeling. Met andere woorden je bent de koffiejuffrouw niet! Maar boven alles wil ik dat je luistert en leert, dat je mijn tweede paar ogen bent, dat je me op zaken opmerkzaam maakt als ik iets dreig te vergeten of uit het oog verlies. Wat zeg je ervan?”
Ze kreeg een speelde glimlach om haar lippen en een glinstering in de ogen:
“Houdt dat ook in dat ik je kleren moet ophalen bij de droogkuis?”
Debruin stak zijn hand uit over het bureaublad en zei;
“Absoluut!”
Ze nam zijn hand en schudde die.
“In dat geval zal het me een eer zijn om je hemden op te halen.”
Ze liet zijn hand niet los en vroeg:
“En wat is die voorwaarde waar je niet van af zou stappen?”
“O een kleinigheidje. Je schrijft je weer in en begint je kennis op te frissen en zo promovendus wordt. Ik wil een dokter Verhaege in de criminologie. Maak je geen zorgen alle kosten betaald. Meestal is het hier vrij rustig en doen we meer dienst als de Belgische niet officieel bestaande afdeling gespecialiseerd in old cases. Dit betekent over het algemeen kantooruren. De dames van je nieuwe collega’s vinden dat uitermate aangenaam. Het enige wat daar tegenover staat is dat voor momenten dat het druk wordt er altijd een uitgebreide koffer klaarstaat.”
Hij haalde een businesskaartje uit zijn zak, en schreef er iets op de achterkant, het waren vier cijfer. Uit uit portefeuille haalde hij een credit card. Beide schoof hij over het blad naar Merel toe en zei:
“Maandag hebben we om tien uur een vergadering met de onderzoeksrechter. Daarna wil ik je voor de rest van de dag niet meer zien. Neem je tijd en ga shoppen. Als ik je snap met spul van de C&A of de H&M dan gaan we ons eerste serieus meningsverschil hebben. Ga voor zakelijke kledij die subtiel is maar toch autoriteit uitstraalt. Je gaat tegen chauvinistische mannen die veel hoger in rang zijn vaak moeten zeggen dat ze zichzelf kunnen gaan fucken. Zorg dat je eruit ziet as iemand die dat soort macht van nature heeft.”
Hij grinnikte en zei mysterieus:
“Als je geluk hebt neemt Ester je wel een paar keer mee shoppen. Ze doet altijd haar best de limiet van haar kaart te bereiken. Vertel het haar niet Merel maar haar kaart, net als die van jou, heeft geen limiet. Have fun…”
Alex wuifde haar weg:
“Straks dertien uur in burger voor je eerste teambespreking.”
Merel Verhaege stond op met een warm gevoel in haar buik en rubberen knieën van opwinding over de baan die ze net had gekregen. Toen ze bijna aan de deur was horde ze de zware stem van haar baas met een speelse ondertoon:
“Verhaege heeft je mama je nooit geleerd dat het soms okay is om een hoekje je wonden te likken?”
Hij herinnerde zich dus weer vanwaar ze elkaar kenden. Het deel van de sporthal op de politieschool dat was ingericht als een dojo. Waar hij haar keer op keer niet zo heel erg zacht tegen de vlakte had gewerkt en waar ze keer op keer weer was recht gesprongen om hem opnieuw te lijf te gaan. Een hopeloze onderneming aangezien hij meer dan duidelijk een meester was. Zonder zich om te draaien antwoordde ze:
“Jawel, maar mijn papa heeft me geleerd dat er geen schande is om het telkens opnieuw te proberen tot je slaagt.”
“Schande niet Merel. Blauwe plekken en spierpijn des te meer…”
Met een gelukzalig lachje zat hij haar na te kijken toen ze vertrok.
Ze lag midden in de cirkel van wat ze het amfitheater noemden vlakbij de “Zeehond” een uitkijkpunt voor natuurliefhebbers aan de IJzermonding. Het was een al wat oudere man die met een hoop schetsmateriaal naar de afgelegen plaats was afgezakt op dit onchristelijke uur. Tot zijn grote schok had hij het lichaam gevonden. De man zou voer genoeg hebben om de komende weken het centrum van de aandacht te zijn in zijn stamkroeg, de kaartclub, biljartclub of wat het ook mag zijn wat bejaarden tegenwoordig deden.
Commissaris Debruin, diensthoofd van de afdeling geweldsdelicten van de politie te Middelkerke had zich een eindje terug getrokken om vanop een afstandje de bedrijvigheid gade te slaan. Dit was altijd de luwte voor de storm. Tot de technische en de gerechtsdokter met hun eerste vaststellingen klaar waren voelde hij er zich altijd als volkomen nutteloos bij staan. Hij had zijn handen tot vuisten gebald en diep in zijn zakken geplant alsof hij absoluut wilde voorkomen om met deze geweldsdaad in aanraking te komen. Een stel politiewagens sommigen nog met hun blauw zwaailicht aan, het busje dat dienst deed als mobiel lab van de forensische, de antieke Mercedes van de gerechtsdokter, de auto’s van de mannen van de forensische dienst en de auto’s van zijn eigen mannen stonden als een kluwen door elkaar. Het pad wat hierheen voerde was eigenlijk een voetganger pad. Dit zou een circus opleveren als de aanwezigen zouden beginnen vertrekken. Hijzelf had zijn eigen auto bij een van de poorten van het militaire domein achter gelaten want deze chaos had hij zo kunnen voorspellen. De toegang tot het gebied van de Zeehond was afgesloten met een politielint. Aan dat lint hadden de eerste persfotografen en ramptoeristen reeds verzamelen geblazen. Het zou niet lang meer duren voor de geschreven pers zou opdagen en dan de satellietwagen van de lokale TV. Die laatste wenste hij succes dichterbij te komen. Het gebrek aan ruimte zou ervoor zorgen dat ze hun materiaal een flink stuk zouden kunnen slepen voor een paar beelden waar niets op te zien zou zijn. Waardeloos voor hun kijkers die naar steeds meer naar spektakel hunkerden. Tussen het moment dat de oude man het lichaam had gevonden en de aankomst van de eerste politiewagens had hij het gezelschap gekregen van nog twee vroege vogels. Dus hadden zijn mannen drie getuigen om te verhoren. Jules Goddard, hoofd van de forensische dienst en zijn mannetjes in het wit waren druk in de weer op en rond de vindplaats. De gerechtsdokter en zijn assistente hadden ook zo’n half ruimtepak aan en zaten geknield naast het lichaam. De natuur leek zich helemaal niets aan te trekken van al dat gedoe. Een groep eenden en waterhoentjes liet zich meedrijven druk in de weer met hun eigen dagelijkse rompslomp. Het was 22 maart en de lente had dit jaar beslist niet één dag op zich te laten wachten. Een helderblauwe hemel met temperaturen, tenminste als men de weermensen mocht geloven, die in het binnenland wel eens de twintig graden zouden kunnen halen. Daar waar de mannetjes in het wit druk doende waren lag een vrouwelijk slachtoffer. Debruin schatte dat ze absoluut niet ouder kon zijn dan twintig. In haar dood zag ze er enigszins jonger uit, onschuldiger, meer meisje dan vrouw. Alleen had diegene die haar dood had achter gelaten minder oog gehad voor haar onschuld. Of misschien juist wel, dacht hij. Ze was op een unieke wijze geposeerd. Het eerste wat je van haar zag waren haar opengesperde benen en haar dus niet te missen vrouwelijkheid. Van haar hoofd tot haar middel was ze bedekt met een uiterst dun stuk stuf wat zo goed als doorzichtig was, tule meende hij zich de naam van de stof te herinneren. Een van de tienduizenden stukjes trivia die door zijn hersenen zweefden. Rond de nek had ze een keurig gestrikt zwart stukje stof. Haar lange blonde haren waren langs haar linkerschouder gedrapeerd. Ter hoogte van haar hals was een zacht blauw-grijs haarlint zichtbaar dat een paar keel rond haar hals was gedraaid. Haar rechterhand lag zedig op haar rechterborst. Haar linkerhand op haar onderbuik, de vingertoppen net boven haar venusheuvel. De plek waar Het lichaam was gevonden had een nachtmerrie kunnen zijn voor Goddard en de zijnen. Hij gaf regelmatig lezingen op de politiescholen maar ook binnen individuele politiekorpsen. Volgens hem was de grootste vervuiler van een plaats delict de politie zelf. Meer specifiek de geüniformeerden die als eersten op een PD aankwamen. Wat ze deden was meestal goed bedoeld maar het allerbeste was ze konden doen en daar hamerde Goddard iedere keer opnieuw op, was de plaats delict afzetten en zorgen dat die gevrijwaard bleef tot de mensen van de forensische opdaagden. Wat deze PD betrof hadden ze het geluk gehad dat diegene die als eerste ter plekke was gekomen schijnbaar niet had geslapen tijdens de lezing van Goddard. Een jonge inspecteur, Merel nog wat. Had in een oogopslag het delicate van de plek gezien. Alles zo hermetisch mogelijk afgesloten en niemand meer toegelaten. Ook de mannen van Debruin niet tot Jules was aangekomen. Ze had de plek veilig weten te stellen door afwisselend autoritair, diplomatisch of zelfs onderdanig te zijn afhankelijk van wie ze de toegang tot het lichaam moest ontzeggen. Debruin had het lichaam zelf niet zo lang bekeken. Zijn aandacht werd tot zijn eigen ergernis te zeer afgeleid door haar zo opvallend tentoongesteld onderlichaam.
“Is het de bedoeling dat we zo worden afgeleid. En zo ja, van wat moeten we dan wegkijken, want mogen we in eerste instantie niet zien?”
Had hij zichzelf onmiddellijk afgevraagd. Voor hij zich van de scene had losgerukt had hij Goddard gevraagd niet op niet een paar gigabyte foto’s of filmpjes te kijken. De commissaris had als verklaring gegeven dat hij het aan zijn eksterogen die hij niet had kon voelen dat deze zaak wel eens heel erg foute boel zou kunnen worden. Jules Goddard een struise kerel met wat rossig haar had iets gebromd wat erop neer kwam dat hij voor de extra opnames zou laten zorgen. In het hoekje waar hij een beetje verscholen stond voor de drukte haalde hij een pakje roltabak tevoorschijn. Diep in gedachten verzonken rolde hij een sigaret, stak die aan met zijn trouwe zipo en haalde een paar diepe halen. Hij schrok op uit zijn gedachten toen hij plots werd aangesproken:
“Goedemorgen Alex.”
Naast hem stond opeens de corpulente figuur van zijn directe baas. Een vreemd zicht om hem te zien in een trainingspak. Debruin was eraan gewend om zijn baas te zien in uniform of toch minstens in één van zijn keurige donkerkleurige pakken voorzien van een messcherpe vouw waarmee hij zich vermoedelijk kon scheren.
“Morgen Paul.”
Bromde Debruin terug. Metrologisch beloofde het inderdaad een mooie morgen te worden. De gedachten in zijn hoofd stonden echter op onweer en het was winters kil in zijn hart.
“Niet jouw gewoonte om naar een PD af te zakken.”
Hoofdcommissaris Paul Piccot maakte een wegwerp gebaar met zijn hand en zei:
“Was ik ook niet van plan maar Marie zag vanuit het keukenraam al die zwaailichten en heeft me uit mijn bed gezet.”
Opeens schoot het Debruin binnen dat zijn baas zowat letterlijk op een steenworp afstand woonde. Hij was er zelfs eens geweest en had de man met zichtbare trots laten vertellen over zijn moestuin en de enorme rust van het aanpalende natuurgebied zo dicht bij het nooit echt stille Middelkerke.
“Wat zijn je eerste indrukkende Alex?”
Debruin haalde even zijn schouders op. Kreeg een wat bittere trek om de lippen:
“Ik heb niet lang genoeg bij het lichaam gestaan. Dat wat ik ervan gezien heb en op basis van wat Jules als eerste vaststellingen heeft ziet het er niet goed uit.”
“Is dat het beroemde buikgevoel van Debruin of is het op iets tastbaar gestoeld?”
“Het hele gebeuren met het lichaam lijkt om één of andere reden in scène gezet. Als een moordenaar, ook al is het in het midden van de nacht, zijn tijd neemt om een plaats delict in scène te zetten kan dat maar twee dingen betekenen. Of er is een heel erg nauwe band tussen hem en slachtoffer en dit hele gedoe is uiterst persoonlijk voor hem. Of er is enkel een nauwe band tussen dader en de daad. Dan is het slachtoffer een bijkomstigheid waar de dader geen band mee hoeft te hebben.”
De hoofdcommissaris knikte zacht en zuchtte:
“Laat ons voor iedereen hopen dat het eerste scenario hier van toepassing is en deze gruwel vlug wordt opgelost.”
Debruin had een bloedhekel aan openstaande zaken. In de bijna twintig jaar dat hij actief was als speurder had hij maar twee onopgeloste moorden. Twee dossiers die in de bovenste lade van zijn bureau lag. Twee foto’s van slachtoffers die hij op zijn bord had hangen zodat hij die gezichten iedere dag opnieuw zou zien. Twee mappen die hij op regelmatige basis opnieuw doorlas, keer op keer. Intussen zover dat hij een Goddelijke tussenkomst en een mirakel op prijs zou stellen. Intussen kwam Goddard op hen afgelopen. Onderweg deed hij de witte kap die hij de hele tijd al op zijn hoofd had gehad af en trok zijn latexhandschoenen uit. Hij gaf de hoofdcommissaris een hand terwijl Debruin een nieuwe sigaret opstak en vroeg:
“Hoe ziet het er daar uit?”
“Er zijn drie rij duidelijke sporen naar het lichaam. Waarschijnlijk van de dader, van diegene die het lijk heeft gevonden en die van Merel Verhaege.”
“Verhaege, juist ja dat was haar naam. Die moet ik zeker onthouden.”
Klonk, het in zijn hoofd. Goddard sprak intussen verder:
“Het lichaam is naakt op een dik zwart lint rond de hals na. Op het eerst zicht geen spoor van seksueel geweld maar dat is het vakgebied van de goede dokter. In de hals zijn er wel heel erg duidelijke sporen van wurging. Geen doordeweekse wurging maar ook dat is weer voor de dokter om duidelijkheid over te verschaffen. Het lichaam is meer dan duidelijk geposeerd en er liggen wat losse bloemen in de buurt. Het zijn rozen maar op het moment kan ik nog niet zeggen of het massaweek is of zeldzame zijn. Al bij al om kort te gaan dat arme kind werd niet hier vermoord maar de dader heeft hier wel zijn tijd genomen. Een koele kikker als je het mij vraagt!”
En daar had je de woorden die Alex Debruin liever niet had gehoord. Hij had liever een slordige emotionele moordenaar. Nu ja, hij had liever helemaal geen moordenaars. Maar als er dan toch eentje moest zijn dan liever een slordige wat dat stond gelijk aan een snelle oplossing en gerechtigheid voor het slachtoffer. Debruin had een gloeiende hekel aan slimme koele kikkers want die durfden wel eens door het net glippen. Vanuit zijn ooghoek zag Debruin de peperdure rode Porsche van de onderzoeksrechter Ester Verbeek aankomen. Een cadeautje van haar minnaar werd er gefluisterd maar niemand die die woorden ooit hardop zou durven te herhalen. De represaille zou ongemeen hard zijn en het slachtoffer ervan zou nooit weten uit welke hoek het einde van zijn of haar loopbaan was gekomen. Debruin mocht dan wel een hekel hebben aan politiek een half woord fluisteren in het oor van zijn vader was genoeg om dingen gedaan te krijgen waarna nooit iemand nog een vraag zou stellen. De vrouw stapte resoluut op hen af, haar blonde lange haren in een paardenstaart hopte op en neer door haar stevige tred. Ze was voor één keer niet in één van haar zakelijke mantelpakjes maar in haar paardrijdoutfit. Dure zwarte rijlaarzen, een beige rijbroek, een witte trui met rolkraag en op deze vroege morgen een met schapenwol gevoerde jeansvest. Debruin wist dat de onderzoeksrechter op zaterdag al om zeven uur in de manege te vinden was. Enerzijds voor haar eigen plezier, anderzijds omdat ze rijles gaf aan kinderen met autisme of andere speciale noden.
“Goedemorgen heren.”
Na hun obligatoire antwoorden en het handjes geschud viel ze onmiddellijk met de deur in huis. Ze was een no-nonsens vrouw en absoluut geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
“Wat hebben we aan de hand?”
Debruin knipte zijn sigaret weg en wees stilzwijgend naar Goddard. Die deed voor de onderzoeksrechter in telegramstijl zijn bevindingen uit de doeken. Daarna hulden ze zich in stilzwijgen tot de gerechtsdokter bij hen kwam staan. Ieder er op zijn manier van doordrongen dat dit de stilte was voor de storm van het onderzoek zou gaan losbarsten. De dokter liep enigszins mank, hij moest zijn rechterbeen ondersteunen met een wandelstok. Zijn voorkeur voor zwart als kledij, zijn korte blonde haar, het brilletje met de ijzeren monteur en zijn mond met wat dunne lippen deden Debruin altijd denken aan een personage uit een Britse komische Tv-serie, Alo Alo, en Herr Flick. Enkel de lange lederen jas en de vilthoed ontbraken. Dokter Francis Dekeyser was echter compleet het tegenovergestelde van Herr Flick. Hij was joviaal, goedlachs en zeker extravert. Hij deed geen moeite handjes te schudden of te groeten:
“Ach ik zie dat FC Vrouwe Justitia compleet is. Goed, ik heb slecht nieuws, heel slecht nieuws en nog veel slechter nieuws. Wat wil je eerst Debruin?”
De commissaris kon maar met moeite een lachje onderdrukken. Dit was onderdeel van het verbale speelse gevecht dat ze al jaren voerden.
“Waarom begin je niet niet met het slechte nieuws dokter dan werken we er ons wel systematisch door.”
Dekeyser knikte een paar keer alsof hij de keuze van Debruin ten zeerste op prijs wist te stelen.
“Het slechte nieuws is dat jullie slachtoffer dood is.”
Debruin keek de dokter strak in de ogen:”
“Jee Sherlock, gelukkig dat je al die jaren unief hebt gelopen om ons dat te kunnen vertellen. Hopelijk heb je ook nog wat specialisatiejaren gevolgd om ons toch iets meer te kunnen vertellen.”
“Ja Debruin, sommigen onder ons hebben iets nuttigs gestudeerd. Je slachtoffer is door wurging om het leven gebracht. Tenminste dat is mijn eerste conclusie. Alle tekenen wijzen daarop maar een eindconclusie zal moeten wachten tot ze op mijn tafel ligt. O ja, je dader weet precies hoe hij het moet doen, twee duimen op de exact juiste plek.”
“Ik neem aan dat dit het slechtere nieuws was. Wat is dan de overtreffende trap?”
“Het volledige lichaam ruikt naar lavendel en ik meende ook een vleugje chloor opgevangen te hebben.”
“Godverdomme!”
Vloekte de commissaris waarop de onderzoeksrechter hem een vragende blik toewierp. Met een zuur gezicht beantwoordde hij haar onuitgesproken vraag:
“Chloor wijst erop dat de dader als het ware het lichaam heeft ontsmet. Als dat het geval is dan kunnen we DNA wel vergeten. Alle mogelijke biologische sporen wat dat betreft?”
Hij richtte zich weer tot de dokter:
“Tijdstip van overlijden doc?”
“Volgens de levertemperatuur, maar dat is zoals je weet maar een eerste indicator, is ze ergens tussen middernacht en twee uur overleden.”
Instinctief keek Debruin op zijn polshorloge. Het was bijna kwart na acht. De natuurliefhebber had om ongeveer zeven uur de alarmcentrale gebeld. Het lichaam kan er dus hooguit een paar uur gelegen hebben. Er verscheen een frons op zijn voorhoofd. Was het de bedoeling van de dader dat ze zo snel gevonden zou worden? Of had het donker hem parten gespeeld zodat hij haar niet aan het zicht kon onttrekken. Maar nee dat zou betekenen dat de rest van de vaststellingen die ze tot nu toe hadden kunnen maken geen logische verklaring hadden. Debruin kon zich niet aan het gevoel onttrekken dat deze moordenaar op deze plaats delict geen enkele fout had gemaakt dat alles een betekenis had ook al zagen ze die nog niet. Als het zijn bedoeling was dat ze zo vlug gevonden zou worden waarom was dat zo? Werkte de moordenaar tegen de klok? Een discreet schrapen van een keel deed Debruin opschrikken uit zijn gepeins.
“Tenzij je ze nog nodig hebt Alex, dan zou ik haar graag laten overbrengen naar het AZ.”
“Kan Jules eerst de strik en het haarlint verwijderen?”
“Ja dat kan best.”
“Goed om hoe laat spreken we af?”
“Laat ons zeggen om twee uur. Tegen die tijd moet ik alles wel min of meer op orde hebben.”
De dokter stak een hand op:
“Dame, heren het gaat jullie goed.”
En weg was hij richting de lijkenwagen die net was aangekomen.
“Is het nodig dat ik het lichaam eerst nog zie?”
Vroeg de onderzoeksrechter zachtjes. Debruin die wist dat ze zich altijd onwennig voelde in de nabijheid van een lijk omdat ze onder het zakelijke voorkomen stiekem helemaal geen harde tante was, antwoordde resoluut:
“Nee, we hebben foto’s en vids genoeg. Laat deze kelk maar aan je voorbij gaan Ester.”
Zichtbaar opgelucht stelde ze haar volgende vraag:
“Weten we wie het slachtoffer is?”
“Volgens Jules hier weten we bitter weinig omdat er niets is. Geen kleren, geen juwelen, geen GSM, geen handtas, niets. Al wat we op het moment weten is dat het om een jonge blanke vrouw gaat, waarschijnlijk niet eens twintig of erger. Behalve een kleine tattoo zijn er ook niet echt zichtbare lichaamskenmerken waar we zo direct iets mee zouden weten aan te vangen.”
De onderzoeksrechter overwoog alles even in haar hoofd en zei toen kordaat:
“Okay, jij en je mannen weten wat te doen dit weekend. Als het een normale update wordt dan maandagmorgen om tien uur in mijn kantoor anders jouw conferentieruimte. Laat ons hopen dat we vlug weten wie ze is.”
Alles wat de drie mannen konden doen was stilzwijgend knikken. Ze nam afscheid met een nieuw rondje hand geschud en spoedde zich naar haar wagen. De baas stond ook op het punt af te druipen:
“Is er iets bijzonders wat je nodig hebt Alex of kan ik iets voor je regelen?”
“Ja”
Antwoordde Debruin resoluut:
“Ik weet dat er zeer weinig kans is dat er op zaterdagmorgen iemand van personeelszaken op post is. Dus gooi er eentje uit zijn nest want ik heb haar dossier onmiddellijk nodig. Niet de ingeblikte soep die ik op de server kan vinden. Het volledige pakket.”
Met een vinger wees hij naar de vrouwelijke inspecteur die zo efficiënt had gewerkt. Ze had het groepje gadegeslagen vanaf de geïmproviseerde afspanning die ze zelf had gespannen. Toen ze Debruin in haar richting zag wijzen schoot haar hartslag de hoogte in en voelde ze een adrenaline stoot door haar lijf razen.
Hij was uiterst precies bezig om rozen neer te leggen volgens een vooraf gepand patroon. De details moesten correct zijn. De plek die hij weken geleden al had gevonden voldeed perfect. Het was onderdeel van een vrij klein natuurgebied in Lombardsijde, De IJzermonding. Daar vond je ook een kijkhut met de originele naam “De Zeehond”. Sarcastisch vroeg hij zichzelf of het misschien die naam had gekregen omdat je er struisvogels te zien kreeg. De hut zelf van waaruit men een prachtig zicht had op dit stukje ongerepte natuur nabij de IJzer monding interesseerde hem niet. Op een steenworp afstand lag een soort cirkel, die iemand met mogelijkse grootheidswaan ooit het amfitheater had gedoopt. Deze cirkel is omgeven door opkanten waar kinderen plaats konden nemen als een natuurgids zijn verhaal afstak. Tuurlijk gebruiken volwassenen het voor dezelfde reden maar men moest echt nog kind zijn in hart en ziel om er een amfitheater in te zien. Het was de cirkel die zijn aandacht had getrokken en volmaakt was voor zijn doel. Het gras was kort gemaaid zodat het geen invloed zou hebben op de rest van zijn werk. In zijn hoofd klonk het vrolijk:
“Klein, klein kleutertje wat doe je in de hof. Je plukt er al de bloempjes af je maakt het veel te grof, hehehe…”
Wat hij aan het doen was was allesbehalve kleuterachtig. Getuige daarvan was het kogelvrije vest wat hij droeg en het zware pistool met geluidsdemper in de schouderholster verborgen onder zijn zwart trainingspak. Een wapen dat hij zonder de minste twijfel zou gaan gebruiken tegen eender wie de domme pech had op precies dat moment zijn pad te kruisen. Plezier zou hij er niet aan beleven. Het zou hem eerder woedend maken dat iemand hem zou storen bij zijn werk. Nadat hij een laatste bloem had neergelegd deed hij in volmaakte stilte een paar stappenachteruit. Het was midden in de nacht. De bijna volle maan aan de wolkeloze hemel was voor hem licht genoeg om zijn werk, het kunstwerk, hun kunstwerk te kunnen overzien. Door de jaren heel waren zijn ogen gewend geraakt aan het duister. Hij voelde zich op zijn gemak, thuis in de schaduwen en het duister van de nacht. Haar lichaam lag precies goed. Half aan het oog onttrokken en voor de andere helft uiterst zichtbaar. Het zou niet lang duren Voor ze gevonden werd en daar rekende hij op. Dan konden ze eindelijk het spel beginnen spelen. Hij twijfelde er geen seconde aan dat de stem gelijk had. Dat wat hij duidelijk zichtbaar had gelaten was grotesk, helemaal zijn ding niet. De meeste mensen die het te zien zouden krijgen zouden het aanstootgevend vinden. De zichtbare helft was dan ook niet voor hemzelf bedoeld maar voor hen die zich hier straks zouden gaan verzamelen. Het meer verborgene was een verborgen boodschap in een verborgen boodschap. Het meer aan het zicht onttrokken gedeelte, dat deel van haar lichaam was zijn eigenlijke boodschap. Hij wilde niet dat ze te snel naar die boodschap keken. De onderkant van het lichaam had hij precies zo neergelegd dat het een optimaal schokeffect teweeg zou brengen bij hen die zich hier straks zouden verzamelen. Het zou de speurders er tijdelijk van weerhouden om hun blik te verleggen. Hij wilde niet dat ze te snel naar het verborgen deel met de dubbelle verborgen boodschap zouden kijken. Wat zou de lol daarvan zijn. Al dat methodisch voorbereidende werk en dan al dat werk op de plek zelf, allemaal voor niets. Beidde helften van het lichaam vormden een bijzondere collage, een echt kunstwerk. Wat ze ook in haar leven geweest mocht zijn nu was ze enkel nog een pop, een vulstuk op het toneel. Tegelijkertijd een belangrijk rekwisiet en verwaarloosbaar, afhankelijk van welke ogen er naar keken.
De stem. De o zo beroemde en beruchte stem in zijn hoofd had gezegd dat het een leuk spelletje zou worden. Hij twijfelde geen seconde aan het gelijk van de stem. Hij was intussen goed bedreven in het moorden. Kwam er tenslotte al meer dan dertig jaar mee weg zonder dat er ooit een vingertje in zijn richting werd gewezen. Het was pas sinds de stem zich bekend had gemaakt dat hij kunstwerken wilde maken. Als hij al tot spijt instaat zou zijn dan zou het zeker geen spijt zijn dat hij het meisje had vermoord. Ook niet dat hij haar zo open en bloot tentoonstelde alsof ze een museumstuk was. Kunst moet nu eenmaal tentoongesteld worden voor een vakkundig publiek. Nee, de spijt die hij zou voelen zou voortkomen uit het feit dat hij niet wat langer met haar gespeeld had.
Hij sloot zijn ogen. In het donker kon je je maar beter op je oren verlaten dan op je ogen. Ergens hoorde hij de kusttram, waarschijnlijk één van de eersten van die dag. Meer dan waarschijnlijk leeg op een sporadische vroege vogel na die naar Joost mag het weten op pad was op dit onmenselijk vroege tijdstip. Hij hoorde voor de rest niets wat op de aanwezigheid van een ander mens in zijn buurt kon wijzen.
“Mooi, niets om dit te verpesten.”
Dacht hij grimmig. Uit zijn zak diepte hij een splinternieuw toestel van Huawei, de P50 PRO. Niet omdat hij een voorstander was van het merk maar simpelweg omdat het een fantastisch goede camera had. Het toestel had nog nooit connectie gemaakt met het internet of het mobiele netwerk simpelweg omdat het nog nooit een simkaart had gehad of er ooit één zou krijgen. Het toestel had één taak, foto’s nemen en daarna vernietigd worden. Hij nam nauwkeurig een stel foto’s en draaide zich daarna bruusk om. Hij beende weg van de plek waar hij net het lijk van een jong meisje had achter gelaten.
“Eens zien hoe vlug hij gaat komen spelen. Eens kijken of ik hem zoals de dokter het noemt in de abyss kan duwen zonder een weg terug…”
Met een gezicht vertrokken door een kwaadaardige grijns verdween hij als een geest in de nacht. Hij sprak één woord hardop uit:
Voor alle duidelijkheid dit is fictie. Dit betekent dat ik zowat met alles een loopje heb genomen. Ik heb een ruime vrijheid genomen met de gerechtelijke arrondissementen, met de rangen van de gerechtelijke politie, met de standplaats waar mijn hoofdpersonage is gevestigd, met de forensische dienst hun standplaats, met de patholoog, met de onderzoeksrechter. Kortom met alles. Waarom? Simpel ik wilde een soort kruising maken tussen wat Hollywood ons voorschoteld en wat ik Vlaanderen en Nederland voor politieromans doorgaat en omdat dit verhaal zich in mijn universum afspeelt en dus weinig te maken heeft met de dag dagelijkse werkelijkheid van de werkzaamheden van de echte gerechtelijke politie en het parket.
Het verhaal
Commissaris Alexander Debruin is een buitenbeentje in het Belgische politiewereldje. Hij een absolute autoriteit is op het vlak van seriemisdaden waardoor hij zichzelf bepaalde vrijheden kan veroorloven waar andere agenten enkel van kunnen dromen. Aan de andere kant is hij afkomstig uit een steenrijke familie met enorm veel politieke macht. Die invloed van vader Debruin schermt hem af van collega’s of politici die politieke spelletjes willen spelen. Debruin heeft een dubbel doctoraat. Enerzijds psychologie en anderzijds criminologie. Hij heeft een opleiding gevolgd bij de befaamde profilers afdeling van de FBI te Quantico. Zijn expertise bij het opstellen van daderprofielen wordt door collega’s in het hele land ingeroepen. Het feit dat hij nooit het spotlicht opzoekt of de eer voor het oplossen van een zaak naar zichzelf toetrekt zorgt ervoor dat collega’s hem niet als een dreiging zien. Ze zijn dan ook veel sneller geneigd hem om hulp te vragen. Zeker met de alom bekende wetenschap dat hij zich liever in de schaduwen ophoudt en de rest met de pluimen laat strijken. Dat hij zich nooit voorop zet in een onderzoek en de pers mijdt alsof ze de pest hebben. Zijn bijzonder hoge succesratio bij het oplossen van moorden en seriemisdaden zorgt ervoor dat hij zowat volledig autonoom te werk kan gaan. Een soms wat vreemde koers kan varen binnen de soms stugge hiërarchie. Zo was hij na een aantal dienstjaren instaat geweest een eigen team samen te stellen bij de politie van Middelkerke. Een vreemde keuze dat hij weigerde in Brugge of Oostende te werken. Of bij grotere afdelingen zoals Antwerpen of Brussel met meer middelen en meer politieke macht indien nodig. Aan de andere kant ook weer niet zo vreemd aangezien hij in Lombardsijde was opgegroeid en er nog steeds woonde.
Middelkerke kent nu eenmaal niet zoveel moorden dan de grootsteden in België waardoor hij constant zijn handen vol zou hebben met moorddossiers. Zolang hij resultaten bleef leveren liet men hem met rust. Want hoe rustig het ook mocht zijn in zijn thuishaven hij en zijn mensen werken altijd wel aan een moorddossier. Misschien niet eentje die op eigen bodem gebeurd was maar toch. Hij feit dat hij uit eigen zak een annex aan het gebouw had weten te bouwen en daarin, weer op eigen kosten, een hypermodern lap onder te brengen inclusief een computerdivisie bestaande uit welgeteld één whizzkid had hem in Middelkerke veel krediet gegeven. De soms ellenlange zenuwslopende wachttijden bij andere labs waren als bij toverslag verdwenen. Debruin en zijn groepje konden zich dus best wel wat vrijheden verloven. Zijn soms excentrische trekjes nam men erbij.
De nieuwste aanwinst voor zijn team is een jonge politie inspecteur, Merel Verhaege. Hij had haar opgemerkt op een plaats delict. Haar professionalisme, natuurlijke autoriteit en hoe ze de zaak van aanvang aan had aangepakt sprak hem aan. Hij vermoede dat ze het potentieel had heel ver te komen en heel erg bruikbaar te zijn voor het team wat tot dan toe enkel uit mannen had bestaan. Het duurt niet lang voor Debruin en Verhaege als een blok voor elkaar vallen terwijl ze steeds verder in het spel van een brute seriemoordenaar worden getrokken. Het lichaam van het eerste slachtoffer is zo geposeerd dat het naar twee verschillende seriemoordenaars lijkt te verwijzen. De onderste helft van het lichaam en het brutale waar het slachtoffer aan bloot had gestaan verwijst naar een Amerikaanse seriemoordenaar uit de jaren zestig. Een killer die de stad Boston onveiligheid had gemaakt, The Boston Strangler. De bovenste helft van het lichaam lijkt dan weer te verwijzen naar het compleet tegenovergestelde van het brutale wat op de onderkant is toegepast. Alles aan de de bovenkant van het lichaam. Inclusief de plaats delict en een vijfhonderd jaar oud haarlint lijkt erop te wijzen dat de moordenaar zijn inspiratie deels haalde bij een schilderij van Sandro Botticelli.
Het tweede slachtoffer dat gevonden wordt is een onthoofde priester die op het altaar van zijn Kerk werd geposeerd. In eerste instantie lijk het team van Debruin in een totaal verkeerde richting gestuurd worden. De moordenaar kerfde met een messcherp voorwerp twee woorden in de borst van het slachtoffer. Tijdens de lijkschouwing blijkt dit gedaan te zijn terwijl het slachtoffer nog leefde. De twee woorden zijn: “IO PDO”. Het ene is Latijn voor “IK” en het andere verwijst overduidelijk naar pedofilie. Gezien de scandalen waar de Katholieke Kerk al enige tijd mee worstelt lijkt het voor de hand te liggen dat de priester een pedofiel zou zijn en nu het slachtoffer was geworden van een wraakmoord. De mannen van Debruin schijnen overtuigd te zijn van hun theorie. De priester heeft de juiste leeftijd om de dader in zijn jeugdjaren of kinderjaren misbruikt te hebben. Merel is echter niet overtuigd van die hypothese. Ze kent de priester persoonlijk als iemand die oprecht een bestrijder was van niet alleen pedofilie in de Kerk maar ook van andere zaken waar de Kerk een niet zo’n zuivere rol had gespeeld. Iemand die uitgesproken voorstander was van het gerechtelijk vervolgen van foute geestelijken en hun oversten die probeerden zulke zaken toe te dekken. Ze komt met de vraag op de proppen:
“Wat als de woorden niet op de priester slaan maar op de moordenaar zelf?”
Debruin ziet in de jonge leeftijd van het eerste slachtoffer dat de hypothese van Merel wel eens de juiste zou kunnen zijn. De reden waarom hij meegaat in de theorie is dat het eerste slachtoffer zelf nog maar net op het randje was waarbij seks legaal was. Eens ze haar identiteit zouden kunnen achterhalen zou het hem niet verbazen dat ze te jong was om in de seks branche actief te zijn. Een idee waar hij zure oprispingen van kreeg. Niettemin werd de priester zijn privé en zakelijk leven op zijn kop gezet. Alles wat Debruins mannen vonden over de priester leek inderdaad allemaal te wijzen dat de man oprecht betrokken was in de strijd tegen kinderporno en pedofilie, niet alleen in de kerk maar in het algemeen. Op de computer van de man of in zijn privé archief was geen spoort te vinden van verborgen mappen of bestanden. Alles wat ze vonden was materiaal dat hij reeds had gedeeld met de autoriteiten. Het was duidelijk dat de man een luis in de pels was van de Belgische bisschoppen en toch had een kardinaal hem benoemd in de werkgroep die de pedofilie in de kerk moest aanpakken.
Na wat opzoekwerk door Debruin die vaag iets meende te herkennen in de pose waarin het lijk was achtergelaten blijkt dat ook dit weer is geïnspireerd door Botticelli. Met name “De ontdekking van het lichaam van Holofernes.” inclusief een duur Laken van Egyptisch katoen en een dunne gouddraad erin geweven. Het laken was op een vrijwel identieke manier over een deel het het lichaam van de priester gedrapeerd zoals aangegeven op het meesterwerk.
Wanneer Debruin met de hulp van Merel zijn daderprofiel op punt wil zetten ontspint zich een discussie tussen de twee over de betekenis van Botticelli en de wereldberoemde fictieve moordenaar Hannibal bij de moorden. Ze komen tot de conclusie dat zowel de meester uit de renaissance als Hannibal een onbereikbare liefde cq muze hebben. Het wordt dan ook een race tegen de klok om achter de identiteit van de seriemoordenaar te komen want ze vrezen dat het leven van een jong meisje op het spel staat. In het boek Hannibal kreeg die brutale seriemoordenaar zijn muze in handen, kon haar brainwashen, samen met haar verdwijnen om samen verder te moorden. Debruin zou echter snel merken dat het gevaar in meer dan één betekenis veel dichter bij huis ligt op de loer ligt dan hem lief is. Tijdens de ontknoping dreigt hij dat wat hij boven alles lief heeft te verliezen aan de meedogenloze moordenaar.
Ik ga proberen iedere vrijdag een nieuw hoofdstuk online te zetten. Gelukkig heb ik een voorraad van vijftien stuks waardoor ik niet snel op droog zaad zal komen te zetten. Verder hoop ik dat dit verhaal voor jullie ineteressant genoeg is om jullie iedere vrijdag opnieuw naar mijn pagina te lokken.
Veder sta ik open voor kritiek en advies dus als jullie me een mailtje willen sturen kan dat altijd naar onderstaand adres.