Hij had enkele uren heel diep geslapen zonder vervelende intensieve dromen. Hij had zelfs niets genomen uit zijn rijke verzameling legale of illegale drugs en medicijnen. Aan zijn beddengoed was te zien dat hij niet al te veel had liggen woelen. Hij sliep altijd heerlijk en werd met een warm buikgevoel wakker nadat hij een moord had gepleegd. Hij wist al jaren dat hij ervoor moest waken niet te zeer naar dat knusse gevoel te gaan verlangen. Twee of drie keer per jaar was genoeg om zijn zucht te temperen. In begin was het bijna misgelopen, dreigde hij verslaafd te worden. Het moorden volgde zich te snel op en begon uit de hand te lopen. En wat doet een zichzelf respecterende verslaafde die doorheeft dat hij een probleem heeft? Juist die gaat naar de AA. Het liegen ging hem gemakkelijk af. Al wat hij moest doen was zijn drang naar moorden projecteren op een zogenaamde drang naar een fles sterke drank. Hij had het uiteindelijk een geslaagd sociaal experiment gevonden. Na zes maanden was hij gestopt naar die vergaderingen te gaan. Ze hadden ook echt geholpen. Hij had zijn verslaving om te moorden in de hand.
Hij stond volledig naakt voor het grote raam dat uitzicht gaf op een naar het Zuiden gerichte tuin. De lentezon deed haar best en het was aangenaam warm achter het glas. Geen mens die hem zo kon zien. De woning was niet alleen gekozen voor het comfort. Privacy was de grootste drijfveer geweest bij zijn keuze en die grensde aan het extreme wat mogelijk was in een dichtbevolkt gebied als Vlaanderen. Dat de esthetiek van het huis en de tuin hem aanspraak was mooi meegenomen. Het voornaamste was dat hij gespaard bleef van pottenkijkers. Hij had in het verleden, volgens hemzelf, veel ergere dingen toegelaten en tijdelijk aanvaard om naar de buitenwereld toe volkomen normaal te lijken. Twee ex-vrouwen konden daarvan getuigen hoewel hij veel liever van hun hoofden een staande lamp had gemaakt. Als dit spel zou verlopen zoals het gepland dan was het nog steeds niet te laat om lampenmaker te worden. “Disposible teens” in de knalharde versie van Manson knalde door de speakers het huis in.
“Belachelijke randdebielen!”
Klonk het streng in zijn hoofd.
“Waar halen die zogenaamde experts het vandaan? Ze moeten kunnen verklaren waarom sommigen moorden maar kunnen zich voor geen millimeter inleven in een moordenaar. En die die dan toch een blik is gegund op dat heerlijk duistere wereldbeeld trekken bang hun staart in.”
Hoe vaak had hij al niet gehoord of gelezen dat muziek als dat van Manson, Metalica of Judas Priest mee aan de basis zou liggen van moorddadige neigingen of hadden bijgedragen aan de motieven van moordenaars. Misschien was dit ergens van toepassing op voordien toch al labiele geesten of tieners die nog geen complex zelfbeeld hebben. Maar zeker niet op mensen van zijn kaliber. Killers als Edmund Kemper, of The Iceman, op kunstenaars, de de meesters van de dood. Op hen had Manson evenveel invloed als Bach of Chopin. Hij hoorde de zachte stem van Hannibal Lecter in zijn hoofd. De dokter legde uit waarom alle psychiaters idioten waren.
“Hun pogingen om in het hoofd van een seriemoordenaar te kruipen is niet meer waart dan de klungelende pogingen van een geile puber om onder het rokje van zijn eerste vriendinnetje te graaien. Als ze er al in slagen dan zijn ze net als die puber stomverbaasd en hebben geen idee wat te doen. De meesten pissen zowat in hun broek als hun studieobject hen opeens laat meegenieten van zijn wereld.”
De man strekte zich nog eens goed uit waarbij iedere spier in zijn getrainde lichaam zich opspande. Hij had een indrukwekkende zwart witte tattoo die zijn hele rug in beslag nam. Vanop de schouders, net onder de boord van de hemden die hij in publiek altijd droeg, tot net boven zijn billen. Het was de vierde ruiter van de Apocalyps, de Dood op zijn paard. Hij had het kunstwerk in Japan laten zetten. Door een echte meester die vooral leden van de Japanse maffia, de Yakuza tot zijn klantenkring rekende. Niet met zo’n modern tattoo-toestel met elektrische naalden. Nee, zijn inkt was aangebracht op de eeuwenoude manier. Met tot naalden geslepen bamboestokjes. Het zetten van de inkt had op bepaalde momenten zo verschrikkelijk veel pijn gedaan dat hij met momenten tussen bewustzijn en onbewust zijn leek te zweven. Zeven urenlange sessies verspreid over zeven dagen. Lange uren gevuld met pijn die sensueel, erotisch en zo bevrijdend leek te zijn dat hij met momenten euforisch was. Hij had het gevoel dat dokter Lecter in hem was komen wonen naarmate de tattoo vorderde.
Hij was niet van plan geweest te moorden in Japan. Zinloze moorden zitten niet in de Japanse cultuur. Dat is iets Westers, barbaarser. Een zinloze lustmoord op een hoertje zou onnodig de aandacht van de politie hebben getrokken en daar had hij echt geen behoefte aan. Daarbij kwam dat de sessies te veel van hem eisten. Dat hij daarom niet zeker was of hij wel helder genoeg zou zijn om al zijn sporen te wissen. Dokter Lecter stond er echter op dat hij liet zien hoe hij normaal moordde en deed hem zelf een manier aan de hand waardoor er geen haan naar het slachtoffer zou kraaien. Hij wees hem op waar hij zich bevond, omringd door Yakuza en geld opent deuren. Een lid van de Yakuza waarmee hij een paar keer naar één van die zogenaamde herenclubs was geweest had dokter Lecters wens in vervulling laten gaan. De Yakuza had hem simpelweg een jong Chinees meisje van het platteland verkocht. Met haar kon hij doen en laten wat hij wilde want ze was nu immers zijn eigendom. Voor een paar duizend dollar extra kreeg hij een gegarandeerd maagdje en die zou na afloop netjes weggehaald worden. Haar slipje had hij gehouden als trofee maar dat waren dan ook de enige trofee ’s die hij hield. Daarom ook dat profilers die al zo lang achter zijn alter ego aanliepen over een aantal van zijn moorden heen keken. Zijn slachtoffers beperkten zich niet tot jonge meisjes en jonge vrouwen. Ja van hen hield hij een trofee bij. Maar hij had ook al jongens en mannen vermoord en geen trofee meegenomen. Daarom viel zijn alter ego onmiddellijk buiten de boot. De profilers hadden het als een vaststaand feit aangenomen dat zijn slachtoffers vrouwelijk waren en dat hij altijd een trofee meenam. Hij had op diverse manier gedood wat nog meer bijdroeg aan de algemene verwarring van de profilers. Grof geweld, een mes, een pistool, een basebalknuppel. Zelfs een industriële gehaktmolen had hij ooit eens gebruikt. Gewoon voor de lol om het effect ervan te zien. Hij had het slachtoffer er levend ingedaan met de voeten eerst zodat die kon zien dat zijn voeten en onderbenen vermalen werden. Met een infuus, behoorlijk wat pijnmedicatie en een goed aangebracht tourniquet was hij erin geslaagd om de man tot driemaal toe getuige te laten zijn dat een deel van zijn lichaam simpelweg verdween. Een opmerkelijk geslaagd experiment vond hij zelf. In Japan was hij echter zelf ook onder de indruk geraakt. Hij was getuige geweest van een socio-cultureel annex economisch verschijnsel. Als er ergens een teveel van is zakt de prijs in elkaar omdat er meer aanbod is dan vraag. Dat was ook zo het geval voor arme jonge meisjes en jongens die op het Chinese platteland stonden te drummen om via een container als smokkelwaar het land uitgebracht te worden. Hun leven in de ogen van de Yakuza was dan ook niet veel waard en ze werden al lang niet meer gezien als mensen. Misschien als beesten een klein stapje boven een ding. Hij had dokter Lecter laten zien hoe hij het meisje brutaal verkrachte en behandelde alvorens haar te wurgen. Op het afgesproken tijdstip waren ze haar lichaam komen ophalen als een uiterst efficiënte vuilnisafhaaldienst. Heel even had hij zich afgevraagd hoeveel jongens en meisjes er op die manier in één van de grote vuilverbrandingsovens waren verdwenen. Heel even had hij overwogen om daarom in Tokio te blijven wonen. Hij was rijk genoeg om wanneer hij er nood aanhad van de diensten van de Yakuza gebruik te maken. Het was echter de dokter, die tegen de zesde dag van het pijnlijke proces, zijn stem had gevonden die dat plan van tafel veegde. Hij had duidelijk gemaakt dat op die manier moorden geen kunst was omdat niemand van zijn werk kon genieten. Maar de dokter wilde ook reizen naar al die plekken die Tom Harris aan hem had verbonden in zijn boeken. Nu hij van de pagina’s was bevrijd wilde hij de grote kunst zien, horen, voelen en proeven. Ze waren op een soort van wereldtournee gegaan. Hij gaf de dokter wat de dokter wilde via zijn eigen lichaam. De dokter gaf hem wat hij wilde. Hij ging in therapie bij de dokter. In zijn hoofd lag hij op de sofa van dokter Lecter en biechtte al zijn donkerste geheimen op. Hij huilde vaak omdat het voor het eerst was dat hij met een ander kon praten over de demonen die in hem huisden. Avonden lang deden ze niets anders dan praten en van elkaars gezelschap genieten. Hij was de dokter dankbaar omdat hij stap per stap helemaal werd bevrijd van alle maatschappelijke regels, wetten en taboes. Dokter Lecter was hem dankbaar omdat hij hem uit de gevangenis had bevrijd die de boeken en films toch wel bleken te zijn. Samen hadden ze gemoord, gekookt en plannen gemaakt voor een ultiem meesterwerk. Lecter had hem dingen laten zien, laten voelen, laten ruiken, laten smaken tijdens het moorden. Hem op een Goddelijke manier van inspiratie voorzien om kunst te gaan creëren. En daar had hij afgelopen nacht een begin mee gemaakt. Nooit zou iets nog zijn zoals het voorheen was.
Hij draaide zich met een ruk om en liep naar een antieken schrijftafel. Hij had die vrij centraal opgesteld in de woonkamer. Antiek was niet zo zijn ding. Het was bedoeld als cadeautje voor de dokter. Hij nam een sigaret dun sigaartje, stak die op en inhaleerde diep. Op de schrijftafel stond een pakje die hij zorgvuldig had ingepakt net voor hij een paar uur ging slapen. Door het idee dat het slipje van zijn laatste slachtoffer in het pakje zat begon de film van wat hij nog maar luttele uren voordien had gedaan zich opnieuw af te spelen in zijn hoofd. Hij zag opnieuw iedere centimeter van haar mooie jonge lijf. Hij kon opnieuw haar warmte voelen, haar zweet ruiken. Zijn penis werd opnieuw hard toen hij in gedachten opnieuw bij haar binnendrong. Maar zijn opwinding kwam vooral van het moment dat hij de blik in haar ogen had zien veranderen. Van extase het ene moment naar pure naakte angst het volgende. Het moment van het besef dat hij geen genoegen zou nemen met het lichaam dat ze hem had gegeven. Hij had haar langzaam gewurgd terwijl ze onder zijn lichaam vastgepind lag. Langzaam had hij het leven uit haar zien wegvloeien tot opeens het licht helemaal uitging.
“Er is geen grotere extase”
Dacht hij:
“Dan klaarkomen op het moment dat het licht voorgoed uitgaat. Het moment waarop ik tegelijkertijd gever en nemer ben van leven.”
Hij schudde de beelden van zich af. Hij had eerst andere zaken te doen. Belangrijk werk. Hadden ze er goed aan gedaan om commissaris Debruin nu al bij hun kunstwerk te betrekken? Natuurlijk want Debruin had iets wat hij en Lecter om uiteenlopende redenen wilden hebben. Natuurlijk zou de voldoening exponentieel stijgen naarmate het kunstwerk vorderde. Maar hij wist iets wat de dokter niet wist. Hij wist proefondervindelijk hoe gevaarlijk Debruin kon zijn. Dat er achter die meestal zachte groene ogen de killerblik van een bloedhond schuilging. Dat eens Debruin een prooi had geroken hij nooit of te nimmer zou afgeven. Als ze met Debruin wilden spelen dan moest dat langzaam stap voor stap en lang van tevoren bedacht zijn. Het was niet simpelweg hun vrijheid die op het spel stond. Hij was niet bang om de rest van zijn leven in een cel door te brengen. Hij had de dokter als gezelschap. Hij had in zijn leven genoeg gedaan om jarenlang in zijn hoofd te kunnen reizen, zwerven en steeds opnieuw te moorden.
Hoofdstuk 4: Hoe stroopt men het vel van een wilde kat?
Hoe stroopt men het vel van een wilde kat?
Het was 12.57u toen Debruin de afdeling binnen slenterde. Behalve zijn twee vaste speurders inspecteur Koen Debrouwer en hoofdinspecteur Tuur Wendels zaten Jules Goddard van de forensische, diens rechterhand Filip Goethals de computer whizzkid en de grote baas al op hem te wachten. Ook Merel Verhaege was er in een burgerkloffie. Een erg strakke blauwe jeans en een bijpassend strak pastelgroen truitje. Met haar haar in een paardenstraatje zag er er jonger uit dan dat ze in uniform had geleken, bijna studentikoos. Debruin stapte de conferentieruimte binnen, ging zijn jasje en sjaal netjes aan een kapstok en terwijl hij nog met zijn rug naar zijn toehoorders stond vroeg hij:
“Wat is het verschil tussen een psycholoog en een psychiater?”
Merel wilde al gaan antwoorden maar een handgebaar van de hoofdcommissaris maakte dat ze al snel haar mond weer dicht deed. Blijkbaar was dit een onderdeel van dit soort vergaderingen en bedoeld als een soort retorische vraag die Debruin zelf zou gaan beantwoorden. Die liep naar de wand achter de stoel die voor hem gereserveerd was en bleef voor een groot whiteboard staan alsof hij les wilde gaan geven. Uit een map die hij in zijn handen had haalde hij een A4 formaat foto van hun slachtoffer en bevestigde dat met een harde knal precies bovenaan het midden van het bord. De foto had hij zodanig bijgewerkt dat het groteske ontbrak. Hij draaide zich om en zei:
“Een psychiater gaat in een donkere kamer opzoek naar een zwarte kat. Een psycholoog gaat in een donkere kamer op zoek naar een zwarte kat die er misschien niet is.”
Dit was op zijn zachts gezegd niet het antwoord dat Merel had willen geven. Ze was dan ook blij dat de baas haar had tegen gehouden. Intussen sprak Debruin veder:
“Het is op zijn minst twee van ons opgevallen dat het lichaam, of beter de toestand waarin het lichaam werd aangetroffen, deed denken aan de slachtoffers van een Amerikaanse seriemoordenaar The Boston Strangler. Een lichaam geposeerd om te schokken en een strik netjes rond de hals geknoopt. Daar waar de originele slachtoffers van The Strangler waren gewurgd met een kledingstuk of een stuk textiel uit de woning van het slachtoffer werd ons meisje met de blote hand gewurgd.”
Debruin wees naar de foto op het bord:
“En hier komt mijn vraag weer op de proppen. Hebben we te maken met een doorsnee huis-tuin-en-keuken moord? Een moord uit passie dewelke achteraf zo in scène is gezet om ons te doen denken aan het werk van een seriemoordenaar? Met andere woorden de psycholoog uit mijn originele vraag. De moorden en de signatuur van The Boston Strangler zijn intussen zowat cultureel erfgoed geworden. Er zijn honderden zo niet duizenden websites aan deze moorden gewijd. Er zijn honderden boeken over geschreven. Van wetenschappelijk tot looney-tunes fictie. Films, series, documentaires waarin de moorden aan bod komen zijn er ook bij de vleet. Ik moet toegeven dat ikzelf daar ook aan heb bijgedragen. Ik geef minstens vier lezingen per jaar waarin The Boston Strangler aan bod komt op de verschillende politiescholen. Ik ben medeauteur van een aantal wetenschappelijke artikels en één boek in samenwerking met professor Brussel. Als dit een zogenaamde copycat zou zijn dan zou een klassiek politieonderzoek duidelijkheid moeten brengen. Aan de andere kant als dit niet in scène is gezet om ons op het verkeerde been te zetten. Als dit zo is om ons precies te laten zien wie of wat hij is, met welk beestje hebben we dan te maken. Hebben we te maken met een strikte copycat die dweept met The Strangler? Of hebben we te maken met iets wat potentieel veel erger kan blijken te zijn? Een moordenaar die ons zonet zijn visitekaartje heeft afgegeven en ons heeft uitgenodigd om te komen spelen?”
Het bleef even stil nadat Debruin was uitgesproken. Iedereen in de bubbel realiseerde zich maar al te goed wat hij had gezegd. Het was uiteindelijk de hoofdcommissaris die het woord nam. Aan wat hij te zeggen had merkte Merel meteen dat ook deze man niet te onderschatten was en hij geen hoofdcommissaris geworden was omdat hij zo goed het verkeer kon regelen:
“In het eerste geval moeten we ons niet al te veel extra vragen te stellen. De vragen die we bij een normaal onderzoek stellen zullen wel automatisch beantwoord worden naarmate het onderzoek vordert. In het tweede geval dringt er zich toch direct één vraag op. Is het toeval dat we haar om het zo te noemen aan de achterdeur van jouw huis vonden Alexander? Of is het een niet te misverstane boodschap voor jou, voor ons als geheel? Ik bedoel maar, als flikken in België gevraagd wordt een lijstje te maken van collega’s die een expert zijn op het gebied van seriemoord, dan zit jouw naam gegarandeerd in ieder van die lijstjes, in de top drie, zo niet helemaal bovenaan. Moet ons slachtoffer op een of andere verknipte manier een cadeautje voor jou voorstellen van een van de pot gerukte fan? Is dit zijn manier van communiceren?”
Debruin richtte zijn blik met zijn heldergroene ogen op zijn baas.
“Ik zou er mezelf gemakkelijk van af kunnen maken en zeggen dat ik geen idee heb op het moment. Maar we weten allemaal hoe ik over toevalligheden denk. Op dit moment is het zoals ik iedere lezing start…”
Hij werd onderbroken en in koor werd er rond de tafel gesproken inclusief Merel:
“Assumption in the mother of all fuck ups…”
Hij moest glimlachen en zei:
“Zie je heren, Merel is pas sinds een paar uur bij ons en ze legt jullie nu al het vuur aan de schenen. Als je niet oppast wordt ze al snel de slimste van de klas en dan krijgen jullie allemaal geen koekjes meer van mama Debruin.”
Hij begon rustig een sigaret te rollen en zei half hardop denkend:
“Om eerlijk te zijn heb ik op dit moment nog geen flauw idee. Mogelijk zijn we al veel te ver aan het denken en wordt het over een paar uur duidelijk dat we hier met niets anders te doen hebben dan met een passiemoord. Aan de andere kant…”
Opeens stak Merel haar hand op alsof ze het woord wilde vragen.
“Merel, we zitten niet meer op school je hoeft dus je hand niet op te steken als je iets te zeggen hebt.”
Met zijn ondeugend jongenslachje zei hij:
“Het is al een tijdje geleden dat ik nog eens meester heb gespeeld. Dus wat is er?”
Weer kreeg ze een lichte blos. Het feit dat de rest van het team zacht zat te gniffelen om de niet zo verscholen insinuatie van Debruin droegen er ook niet toe bij:
“Hebben we ooit al met zo’n moordenaar te maken gehad in België? Ik weet dat het in de VS schering en inslag is maar hier. En ik bedoelde voor beidde scenario’s.”
“Door de jaren heen zijn er tientallen moorden geweest waarbij de moordenaar heeft geprobeerd de moord op iets anders te laten lijken dan wat er in werkelijkheid speelde. Bijvoorbeeld; echtgenote duwt manlief van de trap en verklaard dat manlief onwel werd net voor hij viel. Gelukkig voor ons vallen de meesten van die moordenaars vrij snel door de mand. Ze komen er snel achter dat CSI dan toch niet zo’n goede schooltelevisie was. Een gebrek aan sofisticatie waardoor de forensische of de dokter een stok in de wielen kan steken. Zoals in het geval dat ik net schetste vertelt één beeld van een scan meer dan vrouwlief ons wil doen geloven. Of een verhaal of een alibi dat niet helemaal klopt waardoor de moordenaar bij ons door de mand valt. Of simpelweg iemand een tijdje laten sudderen voor het eigenlijke verhoor. Je moest eens weten hoeveel en hoe snel bepaalde moordenaars door de knieën gaan als ze een uurtje of twee in het doosje hebben gezeten, wachtend op hun advocaat waarna ze klaar waren om uitgeperst te worden als een grapefruit. Maar bij mij weten hebben we nog niet één moordenaar gehad die heeft geprobeerd om zijn daad op die van een overbekende seriemoordenaar te laten lijken. En we hebben ook nog nooit echt met een echte copycat te maken gehad.”
Tuur Wendels vroeg:
“Ook die pipo niet in Mons die zijn slachtoffers in stukken hakte?”
“Nee, ik ben nog steeds overtuigd dat mijn profiel dat ik toen heb opgesteld helemaal klopt. Heb het al gezegd, lijken in stukken hakken lijkt iets typisch Amerikaans te zijn op enkele uitzonderingen na. Die uitzonderingen zijn dan meestal het versnijden van het lijk vanuit een praktisch oogpunt. Zoals die paar prostituees die jaren geleden uit het water werden gevist in een reiskoffer. Amsterdam is te dicht bevolkt om met een lijk te lopen zuilen. Dus in stukjes snijden, trolley of twee kopen en in de grachten dumpen. Voor die kerel in Mons was het zijn signatuur alsmede de plaatsen waar hij de lichaamsdelen achterliet: De slachthuislaan… Zijn slachtoffers waren van het moment dat ze in zijn handen vielen zijn eigendom waar hij mee kon doen en laten wat hij wilde. Hen in stukken hakken was zijn manier om hen te beroven van iedere menselijkheid. Ze te veranderen van iemand in een iets, zijn persoonlijk speelgoed. Zoals gezegd, zijn ziekelijke signatuur was de lichaamsdelen achterlaten in straten of op plaatsen met een naam die zijn gevoel voor sarcasme streelde. We zitten in Mons met een HQ van de Amerikanen die bij de SHAPE horen. Ik twijfel er net aan dat onze UNSUB een Amerikaan is en is al lang weer uit het land is verdwenen omdat die kerels vrij snel routeren. Die vogel is gevlogen en dat dossier zal helaas stof blijven verzamelen en de slachtoffers zullen nooit gerechtigheid krijgen. Althans niet in dit leven. Want VICAP is hier helaas geen oplossing.”
Het was de jonge Debrouwer die plots sprak:
“Hoe weten we dat zeker chef? Heeft u dat al opgezocht?”
Debruin keek de inspecteur strak aan en die wenste opeens dat hij op zijn tong had gebeten. Natuurlijk wist de chef dat en natuurlijk moest de chef dat niet opzoeken. De man had zowat een fotografisch geheugen voor alles wat met seriemisdaad te maken had. Hij had een jaar in de VS gezeten op de beroemde FBI academie van Quantico om een doorgedreven opleiding te volgen bij hun profilers afdeling. Alle dossiers in België waarvan men vermoede dat het wel eens een seriemisdaad zou kunnen zijn landen vroeg of laat op zijn bureau. Debruin zei dan ook met een scheef lachje:
“Nee Koentje, zie ik ben dat vergeten dus ik ben ook maar een mens. Maar dat is dan het perfecte klusje voor jou terwijl Merel me naar Dekeyser brengt. En vergeet niet om een mooi rapportje te maken voor onze onderzoeksrechter als je niet wil dat ze je weer onder je reet trapt. Als ik net beter zou weten zou ik denken dat dit haar nieuwe hobby aan het worden is en dat het jouw bevat as ze het doet. Als we terug zijn van het AZ kunnen Merel en jij ook nog even rommelen in de Europese databank en maak Merel gelijk wegwijs met VICAP. Gebruik misschien as parameters Mons zoals ik zonet zei en eens ze wegwijs is geef dan de nieuwe parameters in.”
Merel had al vaker gehoord van VICAP en spitste haar oren. De beroemde databank van het FBI en daar zou ze straks in mogen gaan graven.
“Hoe ga je dit aanpakken Alex?”
Vroeg de directeur zacht als teken dat zijn aanwezigheid in deze meeting ten einde liep.
“Net als iedere andere moord baas tot het tegendeel bewezen is als is het maar om de gerechtelijke papierenmolen te vriend te houden.”
“Okay succes, je houdt me op de hoogte?”
“Zelfde tijd, zelfde plek.”
Debruin keek de baas na toen die de afdeling afliep.
“Jules, ik neem aan dat we intussen geen beestachtig geluk hebben gehad en dat de vingerafdrukken van ons meisje in de databank zit?”
Het hoofd van de forensische schudde zijn hoofd:
“Nee, zoveel geluk hebben we helaas niet.”
Debruin keek Filip Goethals aan en vroeg:
“Wat met Elise?”
De jonge computer whizzkid vermeed de blik van Alexander. Zijn blik vestigde zich op Debruins lippen. De commissaris kende de uiterlijke kenmerken van autisme maar al te goed. De jongeman had er in lichte mate mee te kampen. Hij functioneerde in de maatschappij tot op zekere hoogte maar voelde zich veel meer op zijn gemak tussen zijn computers dan onder de mensen.
“Wat met Mevrouw Verhaege chef?”
Goethals had blijkbaar problemen om over Elise te praten in de aanwezigheid van de nieuwe kracht. Alex zei zacht:
“Merel is een volwaardig lid van het team Filpke. Ze weet dat alles wat hier gezegd wordt vertrouwelijk is. Merel gaat heus niet direct de krant bellen en Elise aan de grote klok hangen.”
De jongeman knikte naarstig. Draaide zich daarna naar Merel en richtte zijn blik op haar lippen:
“Elise is een computer of beter gezegd een reeks servers ergens diep onder de grond in Limburg. Ze is een cadeautje van de NSA en ik heb een beetje met haar programma mogen spelen. Het komt erop neer dat Elise een hoop info heeft die verband houdt met identiteitskaarten, rijbewijzen en pasporten. Ook de foto’s die daar opstaan. Elise haar databank is in twee delen opgedeeld. Het eerste deel zijn identiteitsbewijzen die in België zijn uitgereikt. Iets wat normaal is want ieder min of meer geïndustrialiseerd land heeft zo’n databank. Een van haar denkmantels is dan ook dat ze de ultieme back-up voor het geval Brussel bijvoorbeeld zou platbranden. Het tweede deel beslaat de identiteitscontroles op onder meer de luchthavens, de havens waar passagiersschepen aanmeren en politiewagens met bepaalde terminals aan boord. De machientjes bij de douane bijvoorbeeld waarmee een eerste vluchtige controle wordt gedaan of een paspoort wel echt is iets meer dan dat. Het zijn gesofisticeerde scanners. Ieder paspoort dat erin gaat voor controle eindigt in Elise. Het probleem is dat ze nu al over dik dertig miljoen foto’s beschikt van mensen die op een of ander moment België zijn binnen gekomen. Elise kan maximum honderdduizend analyses per uur aan. Ik heb een foto van het gezicht van ons slachtoffer ingevoerd maar het kan uren duren voor Elise haar hele databank heeft doorgewerkt, op volle snelheid zo’n tweeëndertig uur. Als er nog diensten zijn die tegelijkertijd van haar gebruik willen maken vertraagt de verwerkingssnelheid aanzienlijk. En dat is als ze via een luchthaven ons land is binnen gekomen of gebruik heeft gemaakt van bijvoorbeeld de dienst bevolking. Zo niet…”
Merel overdacht de informatie die ze zonet had gekregen bliksemsnel en zei:
“Is dit wel legaal? Ik bedoel wat met de wet op de privacy en zo?”
Debruin antwoordde:
“Elise heeft een apart statuut, ze staat daarboven.”
“Hoe kan iets boven de wet staan?”
“Als het kernkabinet samenkomt, de premier en de ministers van justitie, defensie, binnenlandse zaken en buitenlandse zaken, dan kunnen ze samen beslissen om iets staatsgeheim te maken. Elise is officieel onofficieel onder gebracht bij defensie en kreeg de stempel topgeheim. Daarmee is ze onttrokken aan al te veel toezicht of parlementairs die te nieuwsgierig zijn voor hun eigen goed.”
Flipke ging verder:
“Elise is een cadeautje van de NSA. Geloof me ze kan kan heel wat meer dan gewoon wat fotokes archiveren. Daarom dat ze zo wordt afgeschermd.”
“Als ze een cadeau is van de NSA bestaat het risico dan niet dat Big Brother toegang heeft tot haar vanop afstand. Dat ze daar in Amerika alles weten wat Elise weet.”
Er verscheen een kwajongensachtig lachje om de mond van de computernerd en een twinkel in zijn ogen:
“Ja, das zeker da. Elise is een Trojan maar dan in hardware vorm. Maar wat de meeste mensen niet lijken te beseffen is dat een trojaansvirus geen éénrichtingsverkeer is. Diegene die zo’n virus heeft gecreëerd kan in jouw computer rondsnuffelen en daar zijn ding doen. Maar voor tegelijkertijd kan dat virus tegen hem gebruikt worden omdat er door de communicatie tussen de twee computers ook bij hem een poort openstaat. Wij zijn hiervan op de hoogte. De NSA is hiervan op de hoogte. Maar dat is een oud spionage-spelletje. Ik weet dat jij weet dat ik weet dat jij weet. Als ik jou iets geef wat mij toelaat mijn job te doen maar waarvan ik weet dat jij er ook gebruik van kunt maken om bij mij naar binnen te kijken ben ik dan bereid jou die toegang te geven? Ben ik uiteindelijk beter af door jou de hardware te geven en oogluikend toe te staan dat jij een beetje bij mij kunt komen rommelen? Voor de Amerikanen is het veel belangrijker te weten wie allemaal België binnenkomt aangezien we helaas nog steeds een dorvoerhavenzijn voor mensen die rechtstreeks of onrechtstreeks pet terrorisme, wapenhandel of de cartels te maken hebben.”
Met een knipoog voegde Goethals eraan toe:
“Zoveel schokkende geheimen zijn er trouwens niet te vinden bij de NSA. Niet de ware moordenaar van president Kennedy en ook niets over de UFO in Roswell.”
Het was Debruin die een einde maakte aan het gesprek tussen de whizzkid en Merel:
“Jullie kunnen in je eigen tijd filosoferen over spionnen en samenzweringstheorieën. Wat we weten is dat ons meisje tussen middernacht en twee uur is gestorven. Dit is de kust. Hoewel het pas maart is komen ieder weekend duizenden jonge mensen naar de kust om te feesten of een beetje uit te waaien. We weten niet of het een studente is maar ze voldoet in ieder geval aan die leeftijdsgroep. Het is in onze maatschappij al lang geen scha en schande meer als een jonge meid de hele nacht op stap gaat of spontaan ergens blijft overnachten waardoor papa en mama niet direct alarm slaan. Koen, ik verwacht er voorlopig niet te veel van maar ik wil dat je de cel vermiste personen en child focus contacteert. Misschien ziet ons slachtoffer er iets ouder uit dan ze is of hebben overbezorgde ouders er al aan de bel getrokken. Daarna wil ik een overzicht van alle gesprekken en meldingen die tussen tien uur gisteravond en zes uur deze morgen op de centrale zijn binnen gekomen. Zoek naar meldingen over huislijk geweld of gewoon oproepen van mensen die iets vreemds meenden te hebben gezien en waarvoor we een auto ter plekke hebben gestuurd. Daar kunnen we dan even mee gaan filteren op stalkers of andere perverts.”
Debruin viste nog maar eens een energiedrankje uit een koelkastje die dicht bij hem in de buurt stond. Schijnbaar had hij ervoor gezorgd dat er op strategische lekken altijd z’n koelkastje bij hem in de buurt stond.
“Tot het tegendeel is bewezen wil ik dat we deze zaak behandelen alsof we weten dat de PD in scène is gezet om een anders doorsnee passiemoord te proberen te maskeren. De Sherlock Holmes methode mijn beste Watsons. Als we alles schrappen wat onmogelijk is zal uiteindelijk dat overblijven wat er gebeurd is hoe onmogelijk dat ook mag lijken. Wurging is een heel persoonlijke vorm van moorden. Je kijkt als het ware in de ogen van je slachtoffer terwijl langzaam het licht in hun ziel uitgaat. Het spreekt over vuur, passie, liefde en haat. Tuur, om zeker te zijn, ook al is het maar om onze onderzoeksrechter geen zure oprispingen te bezorgen wil ik dat je de verklaringen van onze drie originele getuigen nog eens doorneemt met een luizenkam. En graaf ook eens voorzichtig in hun achtergrond. Als ze facebook hebben wat voor zaken worden erop gepost of wat posten ze er zelf op.”
Alexander dronk zijn blikje leeg, drukte het plat en kieperde het in het daarvoor voorziene vuilnisbakje.
“Jules, is er van jullie kant al iets meer te zeggen?”
“Nee, niet veel tenzij je zoekt naar een zandkorrel in een woestijn. We hebben dus bloemen gevonden in de buurt van haar hoofd. Rozen meer bepaald maar van een soort zoals er dertien in een dozijn zijn. De meeste bloemenwinkels hebben die wel. Helaas zijn ze ook te vinden in van die goedkope boeketjes die je in de supermarkt of bij een benzinestation vindt. De strik is niet doorsnee. Honderd percent natuurlijke zijde met een stickertje van Coco Chanel. Aan de ene kant goed nieuws aan de andere kant minder goed aangezien de stof vintage is. Volgens één van mijn vrouwelijke teamleden eind jaren zestig begin jaren zeventig. Ze heeft straks een afspraak met een Chanel expert om te zien of we extra informatie kunnen inwinnen. Ook het haarlint is niet nieuw. Ook pure zijde maar het is met de hand geweven. Het is oud, mogelijk zelfs zeer oud.”
Alex luisterde zeer aandachtig naar wat Goddard allemaal te vertellen had. Naarmate de opsomming vorderde van wat ze wisten en van wat ze veeleer niet wisten kon hij zich steeds meer in diens woorden vinden. Het leek alsof hun dader zijn zandkorrel in een woestijn had verborgen. Hij zei:
“Hij is zo voorzichtig met alle andere sporen en toch laat hij zo’n stickertje achter. Ik wil indien enigszins mogelijk een exact jaar waarin dat ding is gemaakt. Het zou me niets verbazen as dit één van zijn verborgen puzzelstukjes is.”
De techneut knikte en vervolgde:
“Voor het fysieke moet je bij Dekeyser zijn Alex. Maar wat ik je kan vertellen op het eerste zicht is dat er niets onder de nagels leek te zitten en dat ze ook geen zichtbare verwondingen had. Geen afwerende maar ook geen aanvallende. We zijn zoals gebruikelijk met een fijne kam door de PD gegaan zonder veel resultaat. Wat we hebben zet ik wel in ons eerste rapportje dat tegen zes uur op je bureau zal liggen. Op dit moment heb ik er nog vier mannetjes rondlopen die alles in de buurt tot op honderd meter onder de loep nemen en verzamelen. Behalve wat zwerfvuil verwacht ik er eerlijk gezegd niet veel van. Deze kerel lijkt me veel te slim om zijn paske te verliezen in de buurt van het lichaam.”
Debruin liep naar de kapstok en greep zijn jasje en sjaal. Nors zei hij tegen niemand in het bijzonder:
“We moeten dat arme kind zo snel mogelijk haar naam terug geven!”
De wijzers van de grote klok wezen erop dat het iets voorbij elf uur was. Inspecteur Merel Verhaege zat al bijna drie kwartier te wachten aan het bureau van commissaris Debruin. Net voor hij de plaats delict had verlaten had hij haar gezegd op zijn kantoor te verschijnen. Hijzelf zat in wat ze een bubbel noemen. Een met dikke glazen wanden afgesloten ruimte waar de rest van de drukte of het lawaai niet kon binnen dringen. Of toch zeer zeer moeilijk. Debruin had gezegd dat hij zo’n ruimte nodig had. Administratie had gezegd dat ze daar geen budget voor hadden dus deed Debruin waar hij goed in was. Hij had er zelf maar voor gezorgd. Een aannemer met een klein legertje arbeiders had er een weekend hard aan gewerkt, toevallig het tijdstip dat administratie nooit in het gebouw te vinden was. Ze had vluchtig gezien dat de ruimte een vergadertafel had met acht zeer gemakkelijke stoelen, dat er een gigantisch flatscreen tegen de wand hing en dat er in een hoek een hangmat verdekt opgesteld stond. Merel had zich heel even de bedenking gemaakt dat het een wel heel erg vreemd stukje meubilair was om aan te treffen in een politiekantoor. Ze schoof die gedacht vlug opzij. Ze dacht als maar tien percent van wat ze over Debruin had gehoord waar zou zijn, dat een hangmat het minst vreemde zou kunnen blijken te zijn. Debruin was zich langzaam door een ringmap aan het heen werken. Ze was hier om haar relaas te doen van die morgen en wat ze had aangetroffen. Het zou een soort verhoor worden en eindigen met het opstellen van een officieel proces verbaal dat aan het dossier zou toegevoegd worden. Ze wist dat het voor de speurders belangrijk was dat de informatie die nog vers lag opgeslagen in het geheugen van de politieagenten in hun ruwe vorm uit dat hoofd werden gehaald. Kleine pietlullige dingen die burgergetuigen volkomen konden ontgaan hadden een grotere kans wel opgemerkt te worden door het oog van een getrainde agent. Daarom was een gesprek nodig ook al neigde dat soms naar de vorm van een verhoor. Debruin kwam uit de bubbel. Gooide de ringmap op zijn bureau en ging met een plof zitten. Binnen handbereik van zijn bureaustoel stond een kleine koelkast. Hij haalde er voor zichzelf een energiedrankje uit en wees met zijn vinger naar de inhoud terwijl hij Merel aankeek.
“Iets fris of liever koffie of thee?”
“Een cola light graag.”
Ze zag hem heel even zijn neus ophalen maar haalde het blikje tevoorschijn en schoof het over het schrijfblad naar haar toe. Ze leunde voorover om het blikje te nemen en zag plots dat de ringmap haar uitgebreide personeelsdossier was. Ze vond het vreemd dat de commissaris schijnbaar eerst haar dossier gelezen moest hebben vooraleer hij een PV zou gaan opstellen. Hij trok zijn blikje open, nam een paar grote slokken en keek haar met zijn doordringende heldergroene ogen aan. Ze had het gevoel alsof de man recht in haar ziel kon kijken. Alsof er geen enkel of van haar kleinere of grotere geheimpjes verborgen konden blijven voor die ogen. Ze begon zich wat ongemakkelijk te voelen onder zijn blik. De lichte irritatie die ze had gevoeld nadat hij haar meer dan een halfuur had laten wachten speelde zeker een rol. Zeker nu bleek dat er nog geen minuscule verontschuldiging vanaf kon. Terwijl hij haar doordringend aankeek observeerde zij hem op haar beurt. Ze dacht dat hij ongeveer een meter tachtig moest zijn, halflange wilde blonde krullen tot op zijn schouders, zeer goed gebouwd, keurig in wat er uitzag als een duur maatpak. Het opvallendste waren echter zijn groene ogen. Ze had nog nooit zo’n groene ogen gezien en ze straalden een diepe intelligentie uit. Uit een van zijn lades diepte hij een dictafoon op. Debruin pakte zijn vulpen van het bureaublad en speelde er even mee. Ze zag dat het een Mont Blanc pen was en vermoede een heel dure uitgave aangezien de fabrikant er alles aan had gedaan om de pen er niet duur uit te laten zien. Debruin wees met zijn pen naar haar:
“Ik ken je gezicht ergens van maar ik kan het nog even niet plaatsen.”
Merel wilde iets gaan zeggen want ze wist donders goed waar hij haar van kende maar een handgebaar legde haar het zwijgen op:
“Nee, laat maar. Laat mijn hersenen maar even kraken, ik kom er zo wel op.”
Hij keek even over haar schouder en zei tegen de enige andere aanwezige speurder:
“Koen jong, pak je boekske en kom erbij zitten.”
Inspecteur Koen Debrauwere schoof aan de zijkant van het bureau bij met een notitieblok en een grote mok koffie die hij achteloos op het bureaublad neerzette. Er verscheen een frons op het voorhoofd van Debruin en hij sprak maar één woord:
“Echt?”
Dat was genoeg om deze vliegensvlug zijn koffiemok op te laten pakken en een kurken onderzetter te laten grijpen van de vensterband achter Debruin. De commissaris had gezien hoe Merel het schouwspel had gadegeslagen en ook haar blikje vlug had opgetild. Hij zei:
“Blikjes vind ik niet erg op mijn bureau. Die laten doorgaans maar een ring van condenswater achter. Koffiebekers hebben de kwalijke gewoonte om ringen van koffie en dus bruine vlekken achter te laten waar ik of tegen moet aankijken of moet gaan schoonmaken.”
In de tijd dat Merel op Debruin had zitten wachten had ze haar ogen de kost gegeven. Ze vermoede dat een hekel aan koffievlekken de lading niet helemaal dekte bij de commissaris. Alles op en rond zijn bureau had een keurig plekje en stond zelfs symmetrisch ingedeeld. Haar instinkt verklaarde haar dat hij wel eens een lichte vorm van een dwangneurose of OCD zou kunnen hebben. Debruin nam zijn dictafoon en startte de opname:
“Zaterdag 22 maart, het is precies elf uur en negen minuten. Dit is het interview met inspecteur Merel Verhaege gevoerd door Commissaris Debruin in aanwezigheid van inspecteur Debrouwer.”
Hij zette het toestel in het midden van het bureau.
“Merel, is het goed als ik je Merel noem?”
Vroeg Debruin met een zachte glimlach om de mond.
“Euch, ja hoor dat mag best.”
“Okay Merel, noem mij dan maar gerust Alex en doe je best maar om onze Koen hier te negeren. God weet dat we het allemaal proberen iedere dag opnieuw. Is dit de eerste keer dat je wordt opgetrommeld om je verhaal te doen over een een plaats delict?”
“Ja. Ik heb hiervoor al wel een paar keer een rapport moeten schrijven maar ik was nog nooit als eerste op de plek van een geweldsmisdrijf. Dus heb ik nog nooit eerder een gesprek als dit moeten voeren.”
Debruin dronk met een grote teug de rest van zijn blikje leeg en kieperde dat in een vuilnisbakje waar een kaartje boven hing met het woord “blikjes”.
“Goed, Laat me dan eerst even schetsen wat de bedoeling is. Je zult het ongetwijfeld zelf ook wel weten vanuit je opleiding maar een beetje opfrissen kan nooit kwaad hé. De agenten die als eerste op een plaats delict aankomen zijn in principe de eerste mensen die de plek of het slachtoffer te zien krijgen sinds de dader de plek verliet. Behalve dan misschien een burger die het lichaam vond. Maar zoals iedere flik weet of verdomd goed zou moeten weten zijn ooggetuigen in principe hopeloos onbetrouwbaar in hun verhaal. De ogen zien iets gebeuren maar het zijn de hersenen die de gebeurtenis inkleuren op basis van de eigen ervaringen, verwachtingen of de eigen achtergrond. Zo kan het gebeuren dat twee mensen hetzelfde zien gebeuren en toch twee totaal verschillende versies van dat gebeuren beschrijven. Versies die loodrecht op elkaar kunnen staan zonder dat er sprake moet zijn van moedwillig kwaad opzet. Beidden geven hun versie van hun waarheid. Politieagenten zijn getraind. Hun observatie van een gebeurtenis zou dus in principe meer objectief moeten zijn. Jij was als eerste ter plekke. Jij hebt een plaats delict en een omgeving gezien die min of meer onbesmet was. Ik wil in jouw hersenen gaan peuteren opzoek naar mogelijke aanwijzingen of indrukken die verdwenen kunnen zijn met het neerstrijken van het circus. Okay?”
“Absoluut.”
“Maar vertel me om te beginnen eerst even waarom je alleen op pad was deze morgen?”
“O, dat. Ik had van dienst gewisseld met inspecteur Caluwe. Hij had een familiefeestje en had me gevraag of ik zij dienst kon overnemen.”
“En waarheen was ze je zo vroeg onderweg weg dan?”
“Richting de kerk in Lombardsijde. Die ligt in vogelvlucht misschien twee kilometer van de plaats waar het slachtoffer is gevonden. De pastoor is vaak al voor dag en dauw aan het werk en vond het best dat ik hem als eerste zou bezoeken. De laatste tijd heeft de begraafplaats last van wat kleine criminaliteit. Waarschijnlijk balorige schooljeugd die avonds of nachts het terrein opgaan om in een goed afgeschermd hoekje wat te drinken en roken. Ze richten niet echt schade aan en als ze hun verstand zouden gebruiken om hun flessen, peuken en ander spul op te ruimen en in een vuilnisbak te dumpen zou er geen haan naar kraaien. Ik was op weg om een praatje te maken met de priester en hem een beetje af te koelen en te zeggen dat we wat extra zouden controleren. De priester kent de burgemeester en die heeft op zijn buurt de baas laten weten wat we het moesten oplossen.”
“Wanneer kreeg jij de oproep binnen?”
“Iets na zeven want het nieuws op de radio was nog maar net begonnen.”
“Het maken van dat soort connecties was iets wat Debruin graag tegenkwam bij getuigen. Een feit koppelen aan een ander feit zorgde ervoor dat het eerste feit verankerd werd en niet langer voor discussie vatbaar was. Ik heb X dan en daar zien lopen want ik heb de bus van halfzeven zien voorbij rijden.
“Welk bericht kreeg je van de centrale?”
“Dat er een lichaam was gevonden aan de kijkhut De Zeehond. Een man had het slachtoffer zien liggen in het voorbijgaan, had hiervan melding gemaakt via het noodnummer en uitgelegd waar het lichaam zich precies bevond. De getuige zou ter plaatse blijven bij het toegangspoortje tot het terrein van de Zeehond.”
“Wat verteld jou dat over die getuige Tinne?”
Een fractie van een seconden was ze van haar stuk gebracht. Ze dacht dat ze hier was om haar feitelijk relaas te geven over haar vaststellingen. Nu werd er haar op de man af gevraagd haar mening te geven over een getuige. Debruin tikte met zijn pen op haar dossier:
“Kom op, je hebt criminologie gestudeerd. Je cijfers vertellen me dat je verdomd goed was. Je studie in recordtijd afgesloten, een jaar minder dan eigenlijk voorzien. Met andere woorden je zou alle statistieken en clichés binnenstebuiten moeten kennen.”
“De statistieken zeggen dat het overgrote deel van de mensen die melding maken van de vondst van een lijk er zelf iets mee te maken hebben, direct of indirect. Het alibi van deze getuige moet gecontroleerd worden aangevuld met een zacht antecedenten onderzoek. Maar ook al zou deze getuige geen alibi hebben, misschien was hij alleen thuis en sliep, dan nog zou ik deze man niet al te hoog op de agenda plaatsen.”
Debruin haalde een nieuw energiedrankje uit zijn koelkast en keek vragend naar de inspecteur.
“Nee, dank je ik heb nog.”
“Waarom staat deze getuige zo laag op je agenda Merel? Een buikgevoel of is het ergens op gebaseerd?”
Waar zo’n rare vraag die niets vandoen had met de plaats delict. Opeens begon het haar te dagen. Dit was niet zomaar een routine verhoor. Dit was een test. Commissaris Debruin was haar tussen het verhoor door aan het testen. Maar waarom?
“Ja, een zekere intuïtie denk ik.”
“Ben je niet wat te jong en heb je niet wat gebrek aan dienstjaren om nu al een politie-intuïtie te hebben ontwikkeld?”
Hij keek naar de andere man die aantekeningen zat te maken:
“Wat jij Koen? Had jij na twee jaar dienst al een onfeilbaar buikgevoel ontwikkeld?”
De inspecteur schudde langzaam van nee:
“Nee chef, nog altijd niet. Maar misschien is inspecteur Verhaege speciaal en heeft ze een zesde zintuig of zo.”
Ze voelde aan dat ze haar opzettelijk wat aan het stangen waren. De nadruk van de inspecteur op het woord speciaal zorgde ervoor dat ze de angel niet helemaal uit haar woorden kon houden toen ze antwoordde:
“Niets speciaals of zesde zintuig inspecteur, gewoon deductie.”
”Verklaar je nader Verhaege.”
Bromde de inspecteur.
”Wel toen ik op de plek aankwam en de getuige vroeg wat verderop te gaan staan zag ik dat hij enigszins moeite had om zijn koffertje met zijn teken en schilder materiaal op te pakken en op zijn schouder te hangen. Als hij moeite heeft met zo’n koffertje van hooguit tien kilo dan zie ik hem niet instaat om met een lijk te lopen slepen. Bovendien is onze getuige op het eerste zicht een netjes verzorgde zeventiger. Niet direct een type dat men verbindt aan een moord met een lustaspect.”
Alex Debruin kon het niet laten en zei:
“Dat zei men van Dean Corll ook!”
“Wie chef?”
Vroeg Koen Debrouwer. Alex schudde even met zijn hoofd alvorens te antwoorden:
“Dean Corll aka The Candyman. Had een snoepfabriek en was een graag gezien figuur in zijn gemeenschap. Gaf met de regelmaat van de klok gratis snoep aan de kids. De gemeenschap en de kinderen begonnen hem te zien als een soort van perfecte surrogaat oom of vader voor de minder bedeelde kinderen. Het was pas toen er iets totaal verkeerds liep waarbij schoten werden gelost dat zijn geheim naar boven kwam. Van de kinderen waarvoor hij de zogenaamde heilige suikeroom speelde hebben er meer dan twintig zijn goedheid niet overleeft.”
Debruin had wel mentaal een aantekening gemaakt dat Merel een opmerking had gemaakt dewelke tegen daderprofilering aanleunde. Daar zou hij straks wel op terug komen.
“Goed je krijgt de oproep en gaat eropaf. Had je je zwaailicht en sirene op?”
“Geen sirene wel zwaailicht.”
“Waarom?”
“Zo vroeg in de morgen is er in die omgeving maar bitter weinig verkeer. En in het weekend maak ik liever geen kindjes of oudjes wakker door met een sirene door hun straat te scheuren.”
“Je komt aan op de plek en wat doe je dan?”
“Ik ben het terrein opgereden via de kant van de kazerne. Ik heb de wagen dwars over het pad gezet en de zwaailichten aangelaten. Heb de rol met lint genomen, naar de andere kant gelopen en ook die zijde afgezet. Ik heb de getuige gevraagd te wachten bij mijn wagen, dat was het moment dat ik zag dat hij moeite had met zijn koffertje. Daarna ben ik tot bij het lichaam gelopen om te zien of ik desnoods daar ook iets zou moeten afzetten. Aangezien de kijkhut en het bijbehorende terrein goed is ingekapseld was dat niet nodig.”
“Heb je het lichaam aangeraakt?”
“Ja, ik heb tegen beter weten in gevoeld of er een pols was.”
“Tegen beter weten in omdat je wist dat je het lichaam niet had moeten aanraken, of?”
“Omdat ik bij de eerste blik al wist dat ik geen polsslag zou vinden. De eerste tekenen van overlijden waren al ingetreden, de verkleuring van de huid bijvoorbeeld.”
“En hoe weet jij dat dan?”
“Omdat”
En nu was het haar beurt om naar haar dossier op het bureau te wijzen:
“Ik voor dat ik criminologie ben gaan studeren een jaar medicijnen heb gedaan en op vrijwillige basis hielp in het mortuarium in het AZ te Veurne tijdens het weekend.”
“Waarmee ben je ermee gestopt? Ik bedoel een dokter verdiend toch beter zijn brood dan een criminologe bij de politie ongeacht hoe hoog dat papiertje je helpt in de hiërarchie te komen. Kon je niet tegen bloed of was je te dom?”
De laatste opmerking van Debruin was duidelijk bedoeld als een provocatie en tot zijn tevredenheid beet ze niet in het aas.
“Ik kan tegen bloed Commissaris, ik heb genoeg lichamen aan stukjes helpen snijden. En nee ik ben niet de dom voor de studie. Tegen het einde van mijn eerste jaar had ik door dat medicijnen, zelfs pathologie waar ik mijn zinnen op gezet had, niet mijn ding was. Niet mijn roeping.”
Debruin dacht dat het vreemd was dat ze het woord roeping gebruikte en kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen:
“Verklaar roeping alsjeblief?”
Ze dacht even na en antwoordde toen terwijl ze diep in zijn groene ogen keek:
“Eenmaal een lichaam op een tafel ligt en de patholoog heeft zijn werk gedaan dan stopt het. Het zat me nooit lekker dan we nooit iets konden doen aan wat vooraf ging of wat volgde na de autopsie. Dat was gelijk ook de reden dat ik zeer snel naast mijn medische studie ben begonnen met een tweede richting te volgen, criminologie.”
“Wat is je roeping dan wel?”
Ze werd zo rood als een tomaat keek even naar het schrijfblad van het bureau en zei één woord:
“Jij…”
Hij kneep zijn ogen een beetje dicht en zijn blik boorde zich in die van haar alsof hij haar ziel aan het wikken en wegen was. Hij duwde even op de pauze knop van de recorder en zei zacht:
“Merel, geloof me als ik je zeg dat je nooit mij wilt worden, nooit! Begrepen?”
Hij nam een paar grote slokken van zijn blikje liet de recorder opnieuw meelopen en zei alsof er niets was gebeurd:
“Okay en verder?”
“Intussen waren er collega’s opgedaagd. Die hebben de versperring voor hun rekening genomen om het cirrus dat zou neerstrijken in goede banen proberen te leiden. Want ondertussen had ik via de centrale om jou afdeling gevraagd samen met de forensische dienst, de wetsdokter en het parket.”
“Het parket? Het kon op dat moment toch nog niet echt duidelijk geweest zijn dat het niet om een natuurlijke dood ging. Waarom nog voor de komst van de wetsdokter het parket vorderen? En is dat eigenlijk niet de taak van de agent die het hoogst in rang is om dat te doen. Ik bedoel dat jij nog een groentje bent en je bijlange na niet de hoogste in rang geweest kunt zijn. Waarom hebben ze jou min of meer de leiding laten nemen op de plaats delict. Simpelweg omdat je als eerste op de PD was of vanwege je mooie blauwe ogen?”
Daar had Merel nog niet bijgestaan. Ze had gewoon gedaan wat ze dacht te moeten doen. Ze was ter plekke gekomen, de situatie in ogenschouw genomen, had de controle genomen over de PD, het lichaam en de getuigen. Daarna had ze haar collega’s die aankwamen duidelijk gemaakt wat er moest gebeuren. Ze had er niet bij stilgestaan waarom ze zonder al te veel zeuren hadden gedaan wat ze zei of waarom iemand die hoger in rang was de leiding niet had overgenomen Had ze daarmee ongewild iemand tegen de schenen geschopt en was die zijn beklag gaan doen bij Debruin in de hoop dat ze een uitbrander zou krijgen? Stelde hij daarom die vraag? Toen ze stil bleef herhaalde Debruin zijn eerste vraag
”Waarom in die fase al een onderzoeksrechter vorderen terwijl het nog niet met honderd percent zekerheid om een misdrijf ging?”
Hij wist zelf ook wel dat één blik op het lichaam werpen geen andere conclusie kon hebben dan dat het over een misdaad ging. Hij wilde gewoon haar gedachten horen in haar woorden.
“Een gecalculeerde conclusie.”
“Leg met dat dan maar eens fijntjes uit.”
Merel had al een tijdje het gevoel dat ze een mondeling examen aan het afleggen was en ze was er zich van bewust dat Debruin haar nauwlettend observeerde. Ieder van haar antwoorden wikte en woog. Wat wilde de commissaris van haar? Ze wist van zijn eigenzinnige aanpak af. Dat iedereen binnen het korps hem met rust liet omdat hij resultaten haalde. Zijn connecties in de bovenwereld, de onderwereld en de politieke wereld waren legendarisch. Zo was hij ooit zonder wapen en in zijn eentje het clubhuis van een motorbende binnen gestapt. Na een gesprekje van vijf minuten was hij naar buiten gekomen met twee bendeleden die hem als makke lammetjes volgden, hij had zelfs geen boeien nodig gehad ze binnen te brengen. Zijn connecties in de bovenwereld waren al even legendarisch, het leek alsof hij het privé nummer van eender wie in zijn eigen zwarte boekje had staan. Zijn politieke connecties speelden zich dan weer af via zijn vader. De politieke macht van vader Debruin was genoeg om politici in een grote boog om Alex heen te laten lopen. Geen enkele politicus die gehecht was aan zijn loopbaan en een mogelijke toekomst in de wetstraat ambieerde wilde of beter durfde in conflict te gaan met de oude Debruin. Het parket, over het algemeen ook een politieke broeihaard en vergeven van politieke benoemingen en machtsspelletjes behandelden Alex met zijden handschoentjes. Het verhaal van een jonge parketmagistraat die zich ooit eens laatdunkend had uitgelaten over Alex in een TV interview deed nog steeds de ronde in het gerechtsgebouw als een soort boeman verhaaltje voor nieuwkomers voor het slapen gaan. Wat er ook van waar mag zijn maar toevallig had de oude Debruin het interview gezien op TV en het had zijn woede opgewekt dat zijn zoon zo werd aangevallen. De magistraat verkoos het niet veel later weer in de commerciële sector actief te worden want zijn politieke toekomst kon hij vergeten en zijn loopbaan binnen het parket stond op een ijskoud zijspoor. Terwijl dit alles door Merels hoofd schoot probeerde ze het gevoel te verdringen dat ze onder een microscoop lag. Ze probeerde kalm en logisch te antwoorden op zijn vraag. De conclusie die ze op de PD had getrokken lag voor de hand. Zelfs een blinde kon zien dat de hele situatie goed fout zat. Maar als Debruin het haarfijn uitgelegd wilde hebben dan zou ze het ook haarfijn uitleggen.
“Een jonge vrouw wordt morgensvroeg poedelnaakt en in een vreemde pose dood aangetroffen in een natuurgebied. Voor ieder element afzonderlijk in deze zin kan er een logische onschuldige verklaring gegeven worden. Het kan een studente zijn met zorgen om haar studies of een vriendje die nachts even wilde gaan wandelen en dood is neergevallen. Een aangeboren defect aan het hart of in de hersenen. Als ze dicht bij de plek woonde, Lombardsijde dorp, dan zou dat de afwezigheid van sleutels, handtas en GSM kunnen verklaren. Maar niet waarom ze bloot is of in die pose lag. Dat zou dan na haar natuurlijk overlijden gebeurd moeten zijn door een ziekelijk individu die haar vond. Die zou dan stomtoevallig ook nog eens rozen en een stuk tule bij zich gehad moeten hebben. Misschien is ons slachtoffer een exhibitionist die erop kickt nachts in haar blootje rond te lopen op afgelegen plekken. Maar weer de vraag waarom die pose en die attributen. Iemand die in acute lichaamsnood verkeert waaraan ze snel overlijdt gaat er niet zo bij liggen, een foetuspositie zou natuurlijker zijn. Misschien is het een lid van een jeugdbeweging die door een soort van stom ontgroeningsproces heen moest zoals we hier aan de kust tijdens de schoolvakanties maar al te vaak mee te maken krijgen. Die bloot van punt A naar B moest. Maar waarom zouden haar groepsgenoten haar zo hebben achtergelaten. Trouwens het is zo’n zes maanden te laat of een maand of vier te vroeg om dat soort ongein te hebben aan de kust. Ook al zou het in ieder van deze drie pistes van zoiets getuigen en is haar dood een natuurlijke dood dan nog denk ik dat alles op alles gezet moet worden om die eikels of eikel die haar in zo’n pose heeft achtergelaten te pakken te krijgen. Volgens mij zou de onderzoeksrechter alles wat in haar boeken staat op zijn of haar kop moeten kloppen en intens vervolgen wegens het niet bieden van hulp aan een persoon in nood en lijkschennis.”
Debruin gromde instemmend.
“Wat vind je van de vroege vogelaar die de melding maakte?”
Merel trok maar een heel klein beetje haar schouders op maar het was voldoende voor Debruin om het te zien.
“Ik denk dat de man is wie hij zegt te zijn. Dat zijn verhaal klopt. Maar opnieuw dat is aan jullie om uit te vogelen.”
Alex zag de pretlichtjes in haar ogen toen ze de woordspelling maakte.
“Op mij kwam de man op de gepaste manier geschokt over. Geen sensatiezoeker want ik heb met een klein smoesje zijn GSM even in handen gehad. Geen selfies met het lichaam. Enkel een hoop foto’s van vogels en een heel pak familiefoto’s met wat ik ongevraagd van hem te horen kreeg dat het zijn kleinkinderen en eerste twee achterkleinkinderen waren.”
“Is er jou iets bijzonders opgevallen op of rond het lichaam? Iets waarvan je dacht of aanvoelde dat het helemaal niet klopte?”
Hij zag dat ze een lichte blos kreeg op de wangen. Hij vroeg zich af of ze het zelf op de tafel zou gooien of dat hij het eruit zou moeten sleuren. Als ze er zelf mee zou komen zou hij haar op het moment zelf een voorstel doen. Moest hij het er echter uittrekken dan zou ze voorlopig weer verdwijnen in de coulissen van de geüniformeerd dienst.
“Ja en nee.”
Antwoordde ze enigszins onzeker.
“Wat bedoel je? Is het nu ja of is het nee?”
“Allebei eigenlijk.”
“Verklaar jezelf.”
“Wel er was duidelijk de geur van lavendel bij het lichaam. Het deed me denken aan de wasverzachter van mijn mam. En er waren de rozen in de buurt van het lichaam. Dat is wat ik bedoel met ja.”
“En wat bedoel je met nee?”
De blos op haar wangen werd nog wat dieper rood.
“Het klinkt misschien vreemd maar ik heb je lezing op de politieschool bijgewoond. In die lezing had je het over moordenaars en dat die soms een plaats delict in scène zetten. Als voorbeeld gebruikte je foto’s van slachtoffer van The Boston Strangler. Het lichaam, de pose en de strik deden me denken aan een slachtoffer van The Strangler.”
Met geveinsde verbazing zei Alex:
“Dit doet jou denken aan Albert Desalvo?”
“Nee!”
Zei ze resoluut, misschien iets harder en emotioneler dan dat ze had gewild.
“Ik zei The Boston Stranger. Ik hoef jou absoluut niet te vetellen dat er steeds meer twijfel bestaat aan de schuld van Albert Deslavo voor de hele reeks moorden. Zeker nu DNA testen hem van minstens één van die moorden hebben vrijgesproken. Dat zei jij al, vier jaar geleden toen je die lezing gaf. Dat was na die ene DNA test en voor de oorlog losbrak om er nog veel meer te kunnen doen. Als ik me niet vergis is dit dossier iets waar jij en je goede vriend Professor Brussel zich in hebben vastgebeten sinds jullie op de universiteit zaten. Dat jullie er toen al vanaf overtuigd waren dat DeSalvo hoogstens een copycat was met een paar slachtoffers op zijn conto”
Zo, het was eruit dacht ze. Ze was tegen het hoofd van de geweldsafdeling begonnen over een Amerikaanse seriemoordenaar uit de jaren zestig. En ze had het persoonlijk gemaakt door de commissaris te verbeteren en zijn vriendschap met één van de grootste autoriteiten wereldwijd op het gebied van seriemisdadigers aan te kaarten. Alex zat haar met licht samengeknepen ogen en een geniepig glimlachje aan te kijken. Hij haalde zijn roltabak tevoorschijn, rolde traag een sigaret en stak die op tegen alle regels van het roken in overheidsgebouwen is. Alsof hij haar wilde demonstreren dat de regels niet op hem van toepassing waren. Dat hij op deze afdeling de absolute monarch was die regeerde bij de gratie Gods. Met enig plezier had hij vastgesteld dat ze had willen terugslaan nadat ze bijna in het DeSalvo valletje was getrapt. Debruin stopte de de opname. Tegen inspecteur Debrouwer hoefde hij niets te zeggen. Die stond op nam zijn notitieblok, zijn mok en de dictafoon en liep terug naar zijn eigen bureau. Terwijl hij langzaam aan zijn sigaret lurkte overliep hij in zijn hoofd heel snel nog eens wat hij over inspecteur Merel Verhaege wist of meende te weten:
“Ze heeft natuurlijke leiderscapaciteiten dat was deze morgen wel gebleken. De politieschool voltooid met de hoogste cijfers. Hij had gezien dat haar cijfers maar een fractie onder die van hem hadden gelegen. Voor wat dat waard was. Er zaten bijna twintig jaar tussen zijn afstuderen en het hare. De vakken, inhoud en de toetsing was intussen heel anders. Het was haar instructeurs opgevallen dat ze in de klas als vanzelf naar boven kwam drijven als één van de leiders. Altijd gemotiveerd en een echte teamspeler die het opnam voor de zwakkere schakels. Op technische vakken scoorde ze zonder uitzondering heel hoog. Ze was magna cum laude afgestudeerd net als hijzelf. Voordien universiteit van Leuven en in amper drie jaar afgestudeerd als criminologe. Op dit moment was ze naast haar baan opnieuw begonnen met een studie. Forensische psychologie, een zijtak van de psychologie die nog min of meer in de kinderschoenen stond. Ze was nog jong bedacht hij zich, net vijfentwintig. Te jong om door hem weggeplukt te worden uit de gewone dienst en onder zijn vleugels genomen te worden? Hoe oud was hij zelf geweest toen hij werd opgevist door zijn mentor. Zelfde leeftijd ongeveer? Ze was niet bang om de waarheid of iets gevoeligs op tafel te leggen tegenover iemand die hoger in rang was ook al zou dat niet goed ontvangen kunnen worden. The Boston Strangler verdomme. Precies waar hij ook aan gedacht had toe hij de strik rond de hals van het meisje had gezien.”
Debruin drukte zijn sigaret hard uit in wat er uit zag als een asbak gemaakt door een kind op school. Wat hem het besluit al had doen nemen was het feit dat ze hem zonder verpinken had verbeterd. Dat het bijlange niet meer zeker was dat dat DeSalvo de originele Boston Stranger was. Alex zag twee dingen. Hij zag dat Merel zich ongemakkelijk begon te voelen onder zijn stilzwijgen. En hij zag Tuur Wendels de vaste partner van Koen Debrouwer binnen wandelen. Een kleine hoofdbeweging was genoeg om hem te vragen of het alibi en het verhaal van de vogelaar klopten. Wendels hoefde alleen maar terug te knikken om dat te bevestigen. Merel had deze woordeloze conversatie gadegeslagen. De mannen die hier werkten waren het levende bewijs van Darwins evolutietheorie. De moderne mens was afkomstig van een oermens die geen taal had. Sommigen mannen stonden nog dicht tegen deze oermens aan gelet op hun voorkeur om zonder taal met elkaar te communiceren. Ze wist echter ook dat dit het gevolg was van mensen die langere tijd heel nauw met elkaar samenwerkten. Waarbij de groepsdynamiek en de structuur heel duidelijk was afgetekend en die volkomen op elkaar vertrouwden. Alex vroeg:
“De strik, is dat wat jou deed denken aan The Boston Strangler?”
Weer kreeg ze een blos op haat wangen maar gaf zonder aarzelen een antwoord:
“Nee. De strik viel me eerst niet op; Het waren haar open gesperde benen. Het feit dat het eerst waar je tegenaan keek haar vagina was. The Strangler, laat ons voor het gemak speken van één persoon, heeft ook een aantal van zijn slachtoffer zo gedrapeerd en achtergelaten. Het eerste wat de speurders zagen was het geslachtsorgaan van het slachtoffer. Aangezien een aantal van die slachtoffer in die tijd als bejaard beschouwd werden zal de schok voor hen dubbel geweest zijn. In die tijd zag je niet zomaar het geslacht van een vrouw. De eerste Playboy verscheen met Marilyn Monroe op de cover in 1952 en in haar volle glorie als centerfold. Maar zelfs die foto’s waren artistiek. Wat de politie te zijn kreeg was allesbehalve artistiek en als het slachtoffer dan nog eens je moeder of oma kon zijn kan ik me verdomd goed voorstelen dat ze meer dan van hun stuk waren gebracht. In onze moderne tijd is de meest schokkende en ziekelijke porno maar een paar muisklikken verwijderd. Ik heb best al wat gezien en meegemaakt en mag gerust zeggen dat ik niet preuts ben. Toch was ik ook geschokt en afgeleid van het volledige beeld. Volgens mij is zijn pose zijn manier om de politie duidelijk te maken dat hij de situatie denkt meester te zijn. Alsof hij wil zeggen; kijk eens wat ik durf, wat ik kan, pak me dan als je kan.”
Alex ging weer achterover zitten in zijn bureaustoel die niet zou hebben mis gestaan in het kantoor van een CEO van een Forbes 500 bedrijf. Hij sloot zijn ogen en liet zijn vulpen heen en weer gaan tussen zijn vingers alsof het een batonstokje was.
“En wat verteld jou dat over onze moordenaar?”
Ze deed er een paar seconden het zwijgen toe en zei toen zachtjes alsof ze niet wilde dat een ander haar woorden zou horen:
“Het vertelt me dat deze vent zal doorgaan met moorden Alex als we hem niet kunnen stoppen. We weten allebei dat dit onmogelijk zijn eerste moord kan zijn.”
Hij gromde iets wat in de verte op instemming leek en weer flitste het beeld van een oermens in een grot door haar hoofd. Hij ging met een ruk rechtop zitten en keek strak in de ogen.
“Inspecteur Merle Verhaege ik wil je hier en nu een officieel voorstel doen.”
Ergens had ze dit in de loop van het gesprek wel zien aankomen maar toch schrok ze er nog een beetje van.
“Ik heb sinds vier maanden een vacature in te vullen op deze dienst en zou graag willen dat jij een tijdje proefdraait. Het is feitelijk heel simpel als je tegen een stootje kunt.”
Dat laatste had hij met een ondeugend lachje om zijn mond gezegd en nu peilde hij haar reactie.
“Ik denk dat ik wel tegen een stootje te kunnen commissaris.”
“Daar twijfel ik niet aan Merel. Er is echter wel één voorwaarde waar ik niet vanaf wil, onder geen beding. Maar eerst het dagdagelijkse. Je zorgt dat je hier terug bent om dertien uur in burger, militaire klok inspecteur! Waar ik ga daar volg je me, je bent mijn chauffeur, mijn secretaresse, mijn loopjongen, mijn persoonlijke lijfeigene. Je bent het manusje-van-alles voor de dienst. De grootste en meest vervelende rotklussen zullen op jouw bureau landen. Dit omdat je de nieuwe aanwinst bent, omdat je het vak moet leren en omdat je de klappen van de zweep moet leren kennen. Niemand zal je hier echt vervelende of gemene klussen toespelen zo werken we niet in op deze afdeling. Met andere woorden je bent de koffiejuffrouw niet! Maar boven alles wil ik dat je luistert en leert, dat je mijn tweede paar ogen bent, dat je me op zaken opmerkzaam maakt als ik iets dreig te vergeten of uit het oog verlies. Wat zeg je ervan?”
Ze kreeg een speelde glimlach om haar lippen en een glinstering in de ogen:
“Houdt dat ook in dat ik je kleren moet ophalen bij de droogkuis?”
Debruin stak zijn hand uit over het bureaublad en zei;
“Absoluut!”
Ze nam zijn hand en schudde die.
“In dat geval zal het me een eer zijn om je hemden op te halen.”
Ze liet zijn hand niet los en vroeg:
“En wat is die voorwaarde waar je niet van af zou stappen?”
“O een kleinigheidje. Je schrijft je weer in en begint je kennis op te frissen en zo promovendus wordt. Ik wil een dokter Verhaege in de criminologie. Maak je geen zorgen alle kosten betaald. Meestal is het hier vrij rustig en doen we meer dienst als de Belgische niet officieel bestaande afdeling gespecialiseerd in old cases. Dit betekent over het algemeen kantooruren. De dames van je nieuwe collega’s vinden dat uitermate aangenaam. Het enige wat daar tegenover staat is dat voor momenten dat het druk wordt er altijd een uitgebreide koffer klaarstaat.”
Hij haalde een businesskaartje uit zijn zak, en schreef er iets op de achterkant, het waren vier cijfer. Uit uit portefeuille haalde hij een credit card. Beide schoof hij over het blad naar Merel toe en zei:
“Maandag hebben we om tien uur een vergadering met de onderzoeksrechter. Daarna wil ik je voor de rest van de dag niet meer zien. Neem je tijd en ga shoppen. Als ik je snap met spul van de C&A of de H&M dan gaan we ons eerste serieus meningsverschil hebben. Ga voor zakelijke kledij die subtiel is maar toch autoriteit uitstraalt. Je gaat tegen chauvinistische mannen die veel hoger in rang zijn vaak moeten zeggen dat ze zichzelf kunnen gaan fucken. Zorg dat je eruit ziet as iemand die dat soort macht van nature heeft.”
Hij grinnikte en zei mysterieus:
“Als je geluk hebt neemt Ester je wel een paar keer mee shoppen. Ze doet altijd haar best de limiet van haar kaart te bereiken. Vertel het haar niet Merel maar haar kaart, net als die van jou, heeft geen limiet. Have fun…”
Alex wuifde haar weg:
“Straks dertien uur in burger voor je eerste teambespreking.”
Merel Verhaege stond op met een warm gevoel in haar buik en rubberen knieën van opwinding over de baan die ze net had gekregen. Toen ze bijna aan de deur was horde ze de zware stem van haar baas met een speelse ondertoon:
“Verhaege heeft je mama je nooit geleerd dat het soms okay is om een hoekje je wonden te likken?”
Hij herinnerde zich dus weer vanwaar ze elkaar kenden. Het deel van de sporthal op de politieschool dat was ingericht als een dojo. Waar hij haar keer op keer niet zo heel erg zacht tegen de vlakte had gewerkt en waar ze keer op keer weer was recht gesprongen om hem opnieuw te lijf te gaan. Een hopeloze onderneming aangezien hij meer dan duidelijk een meester was. Zonder zich om te draaien antwoordde ze:
“Jawel, maar mijn papa heeft me geleerd dat er geen schande is om het telkens opnieuw te proberen tot je slaagt.”
“Schande niet Merel. Blauwe plekken en spierpijn des te meer…”
Met een gelukzalig lachje zat hij haar na te kijken toen ze vertrok.
Ze lag midden in de cirkel van wat ze het amfitheater noemden vlakbij de “Zeehond” een uitkijkpunt voor natuurliefhebbers aan de IJzermonding. Het was een al wat oudere man die met een hoop schetsmateriaal naar de afgelegen plaats was afgezakt op dit onchristelijke uur. Tot zijn grote schok had hij het lichaam gevonden. De man zou voer genoeg hebben om de komende weken het centrum van de aandacht te zijn in zijn stamkroeg, de kaartclub, biljartclub of wat het ook mag zijn wat bejaarden tegenwoordig deden.
Commissaris Debruin, diensthoofd van de afdeling geweldsdelicten van de politie te Middelkerke had zich een eindje terug getrokken om vanop een afstandje de bedrijvigheid gade te slaan. Dit was altijd de luwte voor de storm. Tot de technische en de gerechtsdokter met hun eerste vaststellingen klaar waren voelde hij er zich altijd als volkomen nutteloos bij staan. Hij had zijn handen tot vuisten gebald en diep in zijn zakken geplant alsof hij absoluut wilde voorkomen om met deze geweldsdaad in aanraking te komen. Een stel politiewagens sommigen nog met hun blauw zwaailicht aan, het busje dat dienst deed als mobiel lab van de forensische, de antieke Mercedes van de gerechtsdokter, de auto’s van de mannen van de forensische dienst en de auto’s van zijn eigen mannen stonden als een kluwen door elkaar. Het pad wat hierheen voerde was eigenlijk een voetganger pad. Dit zou een circus opleveren als de aanwezigen zouden beginnen vertrekken. Hijzelf had zijn eigen auto bij een van de poorten van het militaire domein achter gelaten want deze chaos had hij zo kunnen voorspellen. De toegang tot het gebied van de Zeehond was afgesloten met een politielint. Aan dat lint hadden de eerste persfotografen en ramptoeristen reeds verzamelen geblazen. Het zou niet lang meer duren voor de geschreven pers zou opdagen en dan de satellietwagen van de lokale TV. Die laatste wenste hij succes dichterbij te komen. Het gebrek aan ruimte zou ervoor zorgen dat ze hun materiaal een flink stuk zouden kunnen slepen voor een paar beelden waar niets op te zien zou zijn. Waardeloos voor hun kijkers die naar steeds meer naar spektakel hunkerden. Tussen het moment dat de oude man het lichaam had gevonden en de aankomst van de eerste politiewagens had hij het gezelschap gekregen van nog twee vroege vogels. Dus hadden zijn mannen drie getuigen om te verhoren. Jules Goddard, hoofd van de forensische dienst en zijn mannetjes in het wit waren druk in de weer op en rond de vindplaats. De gerechtsdokter en zijn assistente hadden ook zo’n half ruimtepak aan en zaten geknield naast het lichaam. De natuur leek zich helemaal niets aan te trekken van al dat gedoe. Een groep eenden en waterhoentjes liet zich meedrijven druk in de weer met hun eigen dagelijkse rompslomp. Het was 22 maart en de lente had dit jaar beslist niet één dag op zich te laten wachten. Een helderblauwe hemel met temperaturen, tenminste als men de weermensen mocht geloven, die in het binnenland wel eens de twintig graden zouden kunnen halen. Daar waar de mannetjes in het wit druk doende waren lag een vrouwelijk slachtoffer. Debruin schatte dat ze absoluut niet ouder kon zijn dan twintig. In haar dood zag ze er enigszins jonger uit, onschuldiger, meer meisje dan vrouw. Alleen had diegene die haar dood had achter gelaten minder oog gehad voor haar onschuld. Of misschien juist wel, dacht hij. Ze was op een unieke wijze geposeerd. Het eerste wat je van haar zag waren haar opengesperde benen en haar dus niet te missen vrouwelijkheid. Van haar hoofd tot haar middel was ze bedekt met een uiterst dun stuk stuf wat zo goed als doorzichtig was, tule meende hij zich de naam van de stof te herinneren. Een van de tienduizenden stukjes trivia die door zijn hersenen zweefden. Rond de nek had ze een keurig gestrikt zwart stukje stof. Haar lange blonde haren waren langs haar linkerschouder gedrapeerd. Ter hoogte van haar hals was een zacht blauw-grijs haarlint zichtbaar dat een paar keel rond haar hals was gedraaid. Haar rechterhand lag zedig op haar rechterborst. Haar linkerhand op haar onderbuik, de vingertoppen net boven haar venusheuvel. De plek waar Het lichaam was gevonden had een nachtmerrie kunnen zijn voor Goddard en de zijnen. Hij gaf regelmatig lezingen op de politiescholen maar ook binnen individuele politiekorpsen. Volgens hem was de grootste vervuiler van een plaats delict de politie zelf. Meer specifiek de geüniformeerden die als eersten op een PD aankwamen. Wat ze deden was meestal goed bedoeld maar het allerbeste was ze konden doen en daar hamerde Goddard iedere keer opnieuw op, was de plaats delict afzetten en zorgen dat die gevrijwaard bleef tot de mensen van de forensische opdaagden. Wat deze PD betrof hadden ze het geluk gehad dat diegene die als eerste ter plekke was gekomen schijnbaar niet had geslapen tijdens de lezing van Goddard. Een jonge inspecteur, Merel nog wat. Had in een oogopslag het delicate van de plek gezien. Alles zo hermetisch mogelijk afgesloten en niemand meer toegelaten. Ook de mannen van Debruin niet tot Jules was aangekomen. Ze had de plek veilig weten te stellen door afwisselend autoritair, diplomatisch of zelfs onderdanig te zijn afhankelijk van wie ze de toegang tot het lichaam moest ontzeggen. Debruin had het lichaam zelf niet zo lang bekeken. Zijn aandacht werd tot zijn eigen ergernis te zeer afgeleid door haar zo opvallend tentoongesteld onderlichaam.
“Is het de bedoeling dat we zo worden afgeleid. En zo ja, van wat moeten we dan wegkijken, want mogen we in eerste instantie niet zien?”
Had hij zichzelf onmiddellijk afgevraagd. Voor hij zich van de scene had losgerukt had hij Goddard gevraagd niet op niet een paar gigabyte foto’s of filmpjes te kijken. De commissaris had als verklaring gegeven dat hij het aan zijn eksterogen die hij niet had kon voelen dat deze zaak wel eens heel erg foute boel zou kunnen worden. Jules Goddard een struise kerel met wat rossig haar had iets gebromd wat erop neer kwam dat hij voor de extra opnames zou laten zorgen. In het hoekje waar hij een beetje verscholen stond voor de drukte haalde hij een pakje roltabak tevoorschijn. Diep in gedachten verzonken rolde hij een sigaret, stak die aan met zijn trouwe zipo en haalde een paar diepe halen. Hij schrok op uit zijn gedachten toen hij plots werd aangesproken:
“Goedemorgen Alex.”
Naast hem stond opeens de corpulente figuur van zijn directe baas. Een vreemd zicht om hem te zien in een trainingspak. Debruin was eraan gewend om zijn baas te zien in uniform of toch minstens in één van zijn keurige donkerkleurige pakken voorzien van een messcherpe vouw waarmee hij zich vermoedelijk kon scheren.
“Morgen Paul.”
Bromde Debruin terug. Metrologisch beloofde het inderdaad een mooie morgen te worden. De gedachten in zijn hoofd stonden echter op onweer en het was winters kil in zijn hart.
“Niet jouw gewoonte om naar een PD af te zakken.”
Hoofdcommissaris Paul Piccot maakte een wegwerp gebaar met zijn hand en zei:
“Was ik ook niet van plan maar Marie zag vanuit het keukenraam al die zwaailichten en heeft me uit mijn bed gezet.”
Opeens schoot het Debruin binnen dat zijn baas zowat letterlijk op een steenworp afstand woonde. Hij was er zelfs eens geweest en had de man met zichtbare trots laten vertellen over zijn moestuin en de enorme rust van het aanpalende natuurgebied zo dicht bij het nooit echt stille Middelkerke.
“Wat zijn je eerste indrukkende Alex?”
Debruin haalde even zijn schouders op. Kreeg een wat bittere trek om de lippen:
“Ik heb niet lang genoeg bij het lichaam gestaan. Dat wat ik ervan gezien heb en op basis van wat Jules als eerste vaststellingen heeft ziet het er niet goed uit.”
“Is dat het beroemde buikgevoel van Debruin of is het op iets tastbaar gestoeld?”
“Het hele gebeuren met het lichaam lijkt om één of andere reden in scène gezet. Als een moordenaar, ook al is het in het midden van de nacht, zijn tijd neemt om een plaats delict in scène te zetten kan dat maar twee dingen betekenen. Of er is een heel erg nauwe band tussen hem en slachtoffer en dit hele gedoe is uiterst persoonlijk voor hem. Of er is enkel een nauwe band tussen dader en de daad. Dan is het slachtoffer een bijkomstigheid waar de dader geen band mee hoeft te hebben.”
De hoofdcommissaris knikte zacht en zuchtte:
“Laat ons voor iedereen hopen dat het eerste scenario hier van toepassing is en deze gruwel vlug wordt opgelost.”
Debruin had een bloedhekel aan openstaande zaken. In de bijna twintig jaar dat hij actief was als speurder had hij maar twee onopgeloste moorden. Twee dossiers die in de bovenste lade van zijn bureau lag. Twee foto’s van slachtoffers die hij op zijn bord had hangen zodat hij die gezichten iedere dag opnieuw zou zien. Twee mappen die hij op regelmatige basis opnieuw doorlas, keer op keer. Intussen zover dat hij een Goddelijke tussenkomst en een mirakel op prijs zou stellen. Intussen kwam Goddard op hen afgelopen. Onderweg deed hij de witte kap die hij de hele tijd al op zijn hoofd had gehad af en trok zijn latexhandschoenen uit. Hij gaf de hoofdcommissaris een hand terwijl Debruin een nieuwe sigaret opstak en vroeg:
“Hoe ziet het er daar uit?”
“Er zijn drie rij duidelijke sporen naar het lichaam. Waarschijnlijk van de dader, van diegene die het lijk heeft gevonden en die van Merel Verhaege.”
“Verhaege, juist ja dat was haar naam. Die moet ik zeker onthouden.”
Klonk, het in zijn hoofd. Goddard sprak intussen verder:
“Het lichaam is naakt op een dik zwart lint rond de hals na. Op het eerst zicht geen spoor van seksueel geweld maar dat is het vakgebied van de goede dokter. In de hals zijn er wel heel erg duidelijke sporen van wurging. Geen doordeweekse wurging maar ook dat is weer voor de dokter om duidelijkheid over te verschaffen. Het lichaam is meer dan duidelijk geposeerd en er liggen wat losse bloemen in de buurt. Het zijn rozen maar op het moment kan ik nog niet zeggen of het massaweek is of zeldzame zijn. Al bij al om kort te gaan dat arme kind werd niet hier vermoord maar de dader heeft hier wel zijn tijd genomen. Een koele kikker als je het mij vraagt!”
En daar had je de woorden die Alex Debruin liever niet had gehoord. Hij had liever een slordige emotionele moordenaar. Nu ja, hij had liever helemaal geen moordenaars. Maar als er dan toch eentje moest zijn dan liever een slordige wat dat stond gelijk aan een snelle oplossing en gerechtigheid voor het slachtoffer. Debruin had een gloeiende hekel aan slimme koele kikkers want die durfden wel eens door het net glippen. Vanuit zijn ooghoek zag Debruin de peperdure rode Porsche van de onderzoeksrechter Ester Verbeek aankomen. Een cadeautje van haar minnaar werd er gefluisterd maar niemand die die woorden ooit hardop zou durven te herhalen. De represaille zou ongemeen hard zijn en het slachtoffer ervan zou nooit weten uit welke hoek het einde van zijn of haar loopbaan was gekomen. Debruin mocht dan wel een hekel hebben aan politiek een half woord fluisteren in het oor van zijn vader was genoeg om dingen gedaan te krijgen waarna nooit iemand nog een vraag zou stellen. De vrouw stapte resoluut op hen af, haar blonde lange haren in een paardenstaart hopte op en neer door haar stevige tred. Ze was voor één keer niet in één van haar zakelijke mantelpakjes maar in haar paardrijdoutfit. Dure zwarte rijlaarzen, een beige rijbroek, een witte trui met rolkraag en op deze vroege morgen een met schapenwol gevoerde jeansvest. Debruin wist dat de onderzoeksrechter op zaterdag al om zeven uur in de manege te vinden was. Enerzijds voor haar eigen plezier, anderzijds omdat ze rijles gaf aan kinderen met autisme of andere speciale noden.
“Goedemorgen heren.”
Na hun obligatoire antwoorden en het handjes geschud viel ze onmiddellijk met de deur in huis. Ze was een no-nonsens vrouw en absoluut geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
“Wat hebben we aan de hand?”
Debruin knipte zijn sigaret weg en wees stilzwijgend naar Goddard. Die deed voor de onderzoeksrechter in telegramstijl zijn bevindingen uit de doeken. Daarna hulden ze zich in stilzwijgen tot de gerechtsdokter bij hen kwam staan. Ieder er op zijn manier van doordrongen dat dit de stilte was voor de storm van het onderzoek zou gaan losbarsten. De dokter liep enigszins mank, hij moest zijn rechterbeen ondersteunen met een wandelstok. Zijn voorkeur voor zwart als kledij, zijn korte blonde haar, het brilletje met de ijzeren monteur en zijn mond met wat dunne lippen deden Debruin altijd denken aan een personage uit een Britse komische Tv-serie, Alo Alo, en Herr Flick. Enkel de lange lederen jas en de vilthoed ontbraken. Dokter Francis Dekeyser was echter compleet het tegenovergestelde van Herr Flick. Hij was joviaal, goedlachs en zeker extravert. Hij deed geen moeite handjes te schudden of te groeten:
“Ach ik zie dat FC Vrouwe Justitia compleet is. Goed, ik heb slecht nieuws, heel slecht nieuws en nog veel slechter nieuws. Wat wil je eerst Debruin?”
De commissaris kon maar met moeite een lachje onderdrukken. Dit was onderdeel van het verbale speelse gevecht dat ze al jaren voerden.
“Waarom begin je niet niet met het slechte nieuws dokter dan werken we er ons wel systematisch door.”
Dekeyser knikte een paar keer alsof hij de keuze van Debruin ten zeerste op prijs wist te stelen.
“Het slechte nieuws is dat jullie slachtoffer dood is.”
Debruin keek de dokter strak in de ogen:”
“Jee Sherlock, gelukkig dat je al die jaren unief hebt gelopen om ons dat te kunnen vertellen. Hopelijk heb je ook nog wat specialisatiejaren gevolgd om ons toch iets meer te kunnen vertellen.”
“Ja Debruin, sommigen onder ons hebben iets nuttigs gestudeerd. Je slachtoffer is door wurging om het leven gebracht. Tenminste dat is mijn eerste conclusie. Alle tekenen wijzen daarop maar een eindconclusie zal moeten wachten tot ze op mijn tafel ligt. O ja, je dader weet precies hoe hij het moet doen, twee duimen op de exact juiste plek.”
“Ik neem aan dat dit het slechtere nieuws was. Wat is dan de overtreffende trap?”
“Het volledige lichaam ruikt naar lavendel en ik meende ook een vleugje chloor opgevangen te hebben.”
“Godverdomme!”
Vloekte de commissaris waarop de onderzoeksrechter hem een vragende blik toewierp. Met een zuur gezicht beantwoordde hij haar onuitgesproken vraag:
“Chloor wijst erop dat de dader als het ware het lichaam heeft ontsmet. Als dat het geval is dan kunnen we DNA wel vergeten. Alle mogelijke biologische sporen wat dat betreft?”
Hij richtte zich weer tot de dokter:
“Tijdstip van overlijden doc?”
“Volgens de levertemperatuur, maar dat is zoals je weet maar een eerste indicator, is ze ergens tussen middernacht en twee uur overleden.”
Instinctief keek Debruin op zijn polshorloge. Het was bijna kwart na acht. De natuurliefhebber had om ongeveer zeven uur de alarmcentrale gebeld. Het lichaam kan er dus hooguit een paar uur gelegen hebben. Er verscheen een frons op zijn voorhoofd. Was het de bedoeling van de dader dat ze zo snel gevonden zou worden? Of had het donker hem parten gespeeld zodat hij haar niet aan het zicht kon onttrekken. Maar nee dat zou betekenen dat de rest van de vaststellingen die ze tot nu toe hadden kunnen maken geen logische verklaring hadden. Debruin kon zich niet aan het gevoel onttrekken dat deze moordenaar op deze plaats delict geen enkele fout had gemaakt dat alles een betekenis had ook al zagen ze die nog niet. Als het zijn bedoeling was dat ze zo vlug gevonden zou worden waarom was dat zo? Werkte de moordenaar tegen de klok? Een discreet schrapen van een keel deed Debruin opschrikken uit zijn gepeins.
“Tenzij je ze nog nodig hebt Alex, dan zou ik haar graag laten overbrengen naar het AZ.”
“Kan Jules eerst de strik en het haarlint verwijderen?”
“Ja dat kan best.”
“Goed om hoe laat spreken we af?”
“Laat ons zeggen om twee uur. Tegen die tijd moet ik alles wel min of meer op orde hebben.”
De dokter stak een hand op:
“Dame, heren het gaat jullie goed.”
En weg was hij richting de lijkenwagen die net was aangekomen.
“Is het nodig dat ik het lichaam eerst nog zie?”
Vroeg de onderzoeksrechter zachtjes. Debruin die wist dat ze zich altijd onwennig voelde in de nabijheid van een lijk omdat ze onder het zakelijke voorkomen stiekem helemaal geen harde tante was, antwoordde resoluut:
“Nee, we hebben foto’s en vids genoeg. Laat deze kelk maar aan je voorbij gaan Ester.”
Zichtbaar opgelucht stelde ze haar volgende vraag:
“Weten we wie het slachtoffer is?”
“Volgens Jules hier weten we bitter weinig omdat er niets is. Geen kleren, geen juwelen, geen GSM, geen handtas, niets. Al wat we op het moment weten is dat het om een jonge blanke vrouw gaat, waarschijnlijk niet eens twintig of erger. Behalve een kleine tattoo zijn er ook niet echt zichtbare lichaamskenmerken waar we zo direct iets mee zouden weten aan te vangen.”
De onderzoeksrechter overwoog alles even in haar hoofd en zei toen kordaat:
“Okay, jij en je mannen weten wat te doen dit weekend. Als het een normale update wordt dan maandagmorgen om tien uur in mijn kantoor anders jouw conferentieruimte. Laat ons hopen dat we vlug weten wie ze is.”
Alles wat de drie mannen konden doen was stilzwijgend knikken. Ze nam afscheid met een nieuw rondje hand geschud en spoedde zich naar haar wagen. De baas stond ook op het punt af te druipen:
“Is er iets bijzonders wat je nodig hebt Alex of kan ik iets voor je regelen?”
“Ja”
Antwoordde Debruin resoluut:
“Ik weet dat er zeer weinig kans is dat er op zaterdagmorgen iemand van personeelszaken op post is. Dus gooi er eentje uit zijn nest want ik heb haar dossier onmiddellijk nodig. Niet de ingeblikte soep die ik op de server kan vinden. Het volledige pakket.”
Met een vinger wees hij naar de vrouwelijke inspecteur die zo efficiënt had gewerkt. Ze had het groepje gadegeslagen vanaf de geïmproviseerde afspanning die ze zelf had gespannen. Toen ze Debruin in haar richting zag wijzen schoot haar hartslag de hoogte in en voelde ze een adrenaline stoot door haar lijf razen.
Hij was uiterst precies bezig om rozen neer te leggen volgens een vooraf gepand patroon. De details moesten correct zijn. De plek die hij weken geleden al had gevonden voldeed perfect. Het was onderdeel van een vrij klein natuurgebied in Lombardsijde, De IJzermonding. Daar vond je ook een kijkhut met de originele naam “De Zeehond”. Sarcastisch vroeg hij zichzelf of het misschien die naam had gekregen omdat je er struisvogels te zien kreeg. De hut zelf van waaruit men een prachtig zicht had op dit stukje ongerepte natuur nabij de IJzer monding interesseerde hem niet. Op een steenworp afstand lag een soort cirkel, die iemand met mogelijkse grootheidswaan ooit het amfitheater had gedoopt. Deze cirkel is omgeven door opkanten waar kinderen plaats konden nemen als een natuurgids zijn verhaal afstak. Tuurlijk gebruiken volwassenen het voor dezelfde reden maar men moest echt nog kind zijn in hart en ziel om er een amfitheater in te zien. Het was de cirkel die zijn aandacht had getrokken en volmaakt was voor zijn doel. Het gras was kort gemaaid zodat het geen invloed zou hebben op de rest van zijn werk. In zijn hoofd klonk het vrolijk:
“Klein, klein kleutertje wat doe je in de hof. Je plukt er al de bloempjes af je maakt het veel te grof, hehehe…”
Wat hij aan het doen was was allesbehalve kleuterachtig. Getuige daarvan was het kogelvrije vest wat hij droeg en het zware pistool met geluidsdemper in de schouderholster verborgen onder zijn zwart trainingspak. Een wapen dat hij zonder de minste twijfel zou gaan gebruiken tegen eender wie de domme pech had op precies dat moment zijn pad te kruisen. Plezier zou hij er niet aan beleven. Het zou hem eerder woedend maken dat iemand hem zou storen bij zijn werk. Nadat hij een laatste bloem had neergelegd deed hij in volmaakte stilte een paar stappenachteruit. Het was midden in de nacht. De bijna volle maan aan de wolkeloze hemel was voor hem licht genoeg om zijn werk, het kunstwerk, hun kunstwerk te kunnen overzien. Door de jaren heel waren zijn ogen gewend geraakt aan het duister. Hij voelde zich op zijn gemak, thuis in de schaduwen en het duister van de nacht. Haar lichaam lag precies goed. Half aan het oog onttrokken en voor de andere helft uiterst zichtbaar. Het zou niet lang duren Voor ze gevonden werd en daar rekende hij op. Dan konden ze eindelijk het spel beginnen spelen. Hij twijfelde er geen seconde aan dat de stem gelijk had. Dat wat hij duidelijk zichtbaar had gelaten was grotesk, helemaal zijn ding niet. De meeste mensen die het te zien zouden krijgen zouden het aanstootgevend vinden. De zichtbare helft was dan ook niet voor hemzelf bedoeld maar voor hen die zich hier straks zouden gaan verzamelen. Het meer verborgene was een verborgen boodschap in een verborgen boodschap. Het meer aan het zicht onttrokken gedeelte, dat deel van haar lichaam was zijn eigenlijke boodschap. Hij wilde niet dat ze te snel naar die boodschap keken. De onderkant van het lichaam had hij precies zo neergelegd dat het een optimaal schokeffect teweeg zou brengen bij hen die zich hier straks zouden verzamelen. Het zou de speurders er tijdelijk van weerhouden om hun blik te verleggen. Hij wilde niet dat ze te snel naar het verborgen deel met de dubbelle verborgen boodschap zouden kijken. Wat zou de lol daarvan zijn. Al dat methodisch voorbereidende werk en dan al dat werk op de plek zelf, allemaal voor niets. Beidde helften van het lichaam vormden een bijzondere collage, een echt kunstwerk. Wat ze ook in haar leven geweest mocht zijn nu was ze enkel nog een pop, een vulstuk op het toneel. Tegelijkertijd een belangrijk rekwisiet en verwaarloosbaar, afhankelijk van welke ogen er naar keken.
De stem. De o zo beroemde en beruchte stem in zijn hoofd had gezegd dat het een leuk spelletje zou worden. Hij twijfelde geen seconde aan het gelijk van de stem. Hij was intussen goed bedreven in het moorden. Kwam er tenslotte al meer dan dertig jaar mee weg zonder dat er ooit een vingertje in zijn richting werd gewezen. Het was pas sinds de stem zich bekend had gemaakt dat hij kunstwerken wilde maken. Als hij al tot spijt instaat zou zijn dan zou het zeker geen spijt zijn dat hij het meisje had vermoord. Ook niet dat hij haar zo open en bloot tentoonstelde alsof ze een museumstuk was. Kunst moet nu eenmaal tentoongesteld worden voor een vakkundig publiek. Nee, de spijt die hij zou voelen zou voortkomen uit het feit dat hij niet wat langer met haar gespeeld had.
Hij sloot zijn ogen. In het donker kon je je maar beter op je oren verlaten dan op je ogen. Ergens hoorde hij de kusttram, waarschijnlijk één van de eersten van die dag. Meer dan waarschijnlijk leeg op een sporadische vroege vogel na die naar Joost mag het weten op pad was op dit onmenselijk vroege tijdstip. Hij hoorde voor de rest niets wat op de aanwezigheid van een ander mens in zijn buurt kon wijzen.
“Mooi, niets om dit te verpesten.”
Dacht hij grimmig. Uit zijn zak diepte hij een splinternieuw toestel van Huawei, de P50 PRO. Niet omdat hij een voorstander was van het merk maar simpelweg omdat het een fantastisch goede camera had. Het toestel had nog nooit connectie gemaakt met het internet of het mobiele netwerk simpelweg omdat het nog nooit een simkaart had gehad of er ooit één zou krijgen. Het toestel had één taak, foto’s nemen en daarna vernietigd worden. Hij nam nauwkeurig een stel foto’s en draaide zich daarna bruusk om. Hij beende weg van de plek waar hij net het lijk van een jong meisje had achter gelaten.
“Eens zien hoe vlug hij gaat komen spelen. Eens kijken of ik hem zoals de dokter het noemt in de abyss kan duwen zonder een weg terug…”
Met een gezicht vertrokken door een kwaadaardige grijns verdween hij als een geest in de nacht. Hij sprak één woord hardop uit:
Voor alle duidelijkheid dit is fictie. Dit betekent dat ik zowat met alles een loopje heb genomen. Ik heb een ruime vrijheid genomen met de gerechtelijke arrondissementen, met de rangen van de gerechtelijke politie, met de standplaats waar mijn hoofdpersonage is gevestigd, met de forensische dienst hun standplaats, met de patholoog, met de onderzoeksrechter. Kortom met alles. Waarom? Simpel ik wilde een soort kruising maken tussen wat Hollywood ons voorschoteld en wat ik Vlaanderen en Nederland voor politieromans doorgaat en omdat dit verhaal zich in mijn universum afspeelt en dus weinig te maken heeft met de dag dagelijkse werkelijkheid van de werkzaamheden van de echte gerechtelijke politie en het parket.
Het verhaal
Commissaris Alexander Debruin is een buitenbeentje in het Belgische politiewereldje. Hij een absolute autoriteit is op het vlak van seriemisdaden waardoor hij zichzelf bepaalde vrijheden kan veroorloven waar andere agenten enkel van kunnen dromen. Aan de andere kant is hij afkomstig uit een steenrijke familie met enorm veel politieke macht. Die invloed van vader Debruin schermt hem af van collega’s of politici die politieke spelletjes willen spelen. Debruin heeft een dubbel doctoraat. Enerzijds psychologie en anderzijds criminologie. Hij heeft een opleiding gevolgd bij de befaamde profilers afdeling van de FBI te Quantico. Zijn expertise bij het opstellen van daderprofielen wordt door collega’s in het hele land ingeroepen. Het feit dat hij nooit het spotlicht opzoekt of de eer voor het oplossen van een zaak naar zichzelf toetrekt zorgt ervoor dat collega’s hem niet als een dreiging zien. Ze zijn dan ook veel sneller geneigd hem om hulp te vragen. Zeker met de alom bekende wetenschap dat hij zich liever in de schaduwen ophoudt en de rest met de pluimen laat strijken. Dat hij zich nooit voorop zet in een onderzoek en de pers mijdt alsof ze de pest hebben. Zijn bijzonder hoge succesratio bij het oplossen van moorden en seriemisdaden zorgt ervoor dat hij zowat volledig autonoom te werk kan gaan. Een soms wat vreemde koers kan varen binnen de soms stugge hiërarchie. Zo was hij na een aantal dienstjaren instaat geweest een eigen team samen te stellen bij de politie van Middelkerke. Een vreemde keuze dat hij weigerde in Brugge of Oostende te werken. Of bij grotere afdelingen zoals Antwerpen of Brussel met meer middelen en meer politieke macht indien nodig. Aan de andere kant ook weer niet zo vreemd aangezien hij in Lombardsijde was opgegroeid en er nog steeds woonde.
Middelkerke kent nu eenmaal niet zoveel moorden dan de grootsteden in België waardoor hij constant zijn handen vol zou hebben met moorddossiers. Zolang hij resultaten bleef leveren liet men hem met rust. Want hoe rustig het ook mocht zijn in zijn thuishaven hij en zijn mensen werken altijd wel aan een moorddossier. Misschien niet eentje die op eigen bodem gebeurd was maar toch. Hij feit dat hij uit eigen zak een annex aan het gebouw had weten te bouwen en daarin, weer op eigen kosten, een hypermodern lap onder te brengen inclusief een computerdivisie bestaande uit welgeteld één whizzkid had hem in Middelkerke veel krediet gegeven. De soms ellenlange zenuwslopende wachttijden bij andere labs waren als bij toverslag verdwenen. Debruin en zijn groepje konden zich dus best wel wat vrijheden verloven. Zijn soms excentrische trekjes nam men erbij.
De nieuwste aanwinst voor zijn team is een jonge politie inspecteur, Merel Verhaege. Hij had haar opgemerkt op een plaats delict. Haar professionalisme, natuurlijke autoriteit en hoe ze de zaak van aanvang aan had aangepakt sprak hem aan. Hij vermoede dat ze het potentieel had heel ver te komen en heel erg bruikbaar te zijn voor het team wat tot dan toe enkel uit mannen had bestaan. Het duurt niet lang voor Debruin en Verhaege als een blok voor elkaar vallen terwijl ze steeds verder in het spel van een brute seriemoordenaar worden getrokken. Het lichaam van het eerste slachtoffer is zo geposeerd dat het naar twee verschillende seriemoordenaars lijkt te verwijzen. De onderste helft van het lichaam en het brutale waar het slachtoffer aan bloot had gestaan verwijst naar een Amerikaanse seriemoordenaar uit de jaren zestig. Een killer die de stad Boston onveiligheid had gemaakt, The Boston Strangler. De bovenste helft van het lichaam lijkt dan weer te verwijzen naar het compleet tegenovergestelde van het brutale wat op de onderkant is toegepast. Alles aan de de bovenkant van het lichaam. Inclusief de plaats delict en een vijfhonderd jaar oud haarlint lijkt erop te wijzen dat de moordenaar zijn inspiratie deels haalde bij een schilderij van Sandro Botticelli.
Het tweede slachtoffer dat gevonden wordt is een onthoofde priester die op het altaar van zijn Kerk werd geposeerd. In eerste instantie lijk het team van Debruin in een totaal verkeerde richting gestuurd worden. De moordenaar kerfde met een messcherp voorwerp twee woorden in de borst van het slachtoffer. Tijdens de lijkschouwing blijkt dit gedaan te zijn terwijl het slachtoffer nog leefde. De twee woorden zijn: “IO PDO”. Het ene is Latijn voor “IK” en het andere verwijst overduidelijk naar pedofilie. Gezien de scandalen waar de Katholieke Kerk al enige tijd mee worstelt lijkt het voor de hand te liggen dat de priester een pedofiel zou zijn en nu het slachtoffer was geworden van een wraakmoord. De mannen van Debruin schijnen overtuigd te zijn van hun theorie. De priester heeft de juiste leeftijd om de dader in zijn jeugdjaren of kinderjaren misbruikt te hebben. Merel is echter niet overtuigd van die hypothese. Ze kent de priester persoonlijk als iemand die oprecht een bestrijder was van niet alleen pedofilie in de Kerk maar ook van andere zaken waar de Kerk een niet zo’n zuivere rol had gespeeld. Iemand die uitgesproken voorstander was van het gerechtelijk vervolgen van foute geestelijken en hun oversten die probeerden zulke zaken toe te dekken. Ze komt met de vraag op de proppen:
“Wat als de woorden niet op de priester slaan maar op de moordenaar zelf?”
Debruin ziet in de jonge leeftijd van het eerste slachtoffer dat de hypothese van Merel wel eens de juiste zou kunnen zijn. De reden waarom hij meegaat in de theorie is dat het eerste slachtoffer zelf nog maar net op het randje was waarbij seks legaal was. Eens ze haar identiteit zouden kunnen achterhalen zou het hem niet verbazen dat ze te jong was om in de seks branche actief te zijn. Een idee waar hij zure oprispingen van kreeg. Niettemin werd de priester zijn privé en zakelijk leven op zijn kop gezet. Alles wat Debruins mannen vonden over de priester leek inderdaad allemaal te wijzen dat de man oprecht betrokken was in de strijd tegen kinderporno en pedofilie, niet alleen in de kerk maar in het algemeen. Op de computer van de man of in zijn privé archief was geen spoort te vinden van verborgen mappen of bestanden. Alles wat ze vonden was materiaal dat hij reeds had gedeeld met de autoriteiten. Het was duidelijk dat de man een luis in de pels was van de Belgische bisschoppen en toch had een kardinaal hem benoemd in de werkgroep die de pedofilie in de kerk moest aanpakken.
Na wat opzoekwerk door Debruin die vaag iets meende te herkennen in de pose waarin het lijk was achtergelaten blijkt dat ook dit weer is geïnspireerd door Botticelli. Met name “De ontdekking van het lichaam van Holofernes.” inclusief een duur Laken van Egyptisch katoen en een dunne gouddraad erin geweven. Het laken was op een vrijwel identieke manier over een deel het het lichaam van de priester gedrapeerd zoals aangegeven op het meesterwerk.
Wanneer Debruin met de hulp van Merel zijn daderprofiel op punt wil zetten ontspint zich een discussie tussen de twee over de betekenis van Botticelli en de wereldberoemde fictieve moordenaar Hannibal bij de moorden. Ze komen tot de conclusie dat zowel de meester uit de renaissance als Hannibal een onbereikbare liefde cq muze hebben. Het wordt dan ook een race tegen de klok om achter de identiteit van de seriemoordenaar te komen want ze vrezen dat het leven van een jong meisje op het spel staat. In het boek Hannibal kreeg die brutale seriemoordenaar zijn muze in handen, kon haar brainwashen, samen met haar verdwijnen om samen verder te moorden. Debruin zou echter snel merken dat het gevaar in meer dan één betekenis veel dichter bij huis ligt op de loer ligt dan hem lief is. Tijdens de ontknoping dreigt hij dat wat hij boven alles lief heeft te verliezen aan de meedogenloze moordenaar.
Ik ga proberen iedere vrijdag een nieuw hoofdstuk online te zetten. Gelukkig heb ik een voorraad van vijftien stuks waardoor ik niet snel op droog zaad zal komen te zetten. Verder hoop ik dat dit verhaal voor jullie ineteressant genoeg is om jullie iedere vrijdag opnieuw naar mijn pagina te lokken.
Veder sta ik open voor kritiek en advies dus als jullie me een mailtje willen sturen kan dat altijd naar onderstaand adres.