In het ogenschijnlijk ongevaarlijke woud
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Terwijl het cycloopoog van de volle maan langzaam zichtbaar werd tussen als slagschepen voorbijdrijvende wolken, opende de vampier likkebaardend het met fluweel beklede deksel van zijn doodskist en gluurde met bloeddoorlopen ogen naar de kloppende halsslagader van de naderende adolescent.
Deze jongeman wandelde eerder diezelfde avond nietsvermoedend het ogenschijnlijk ongevaarlijke woud in om een handvol cantharellen te bemachtigen voor de soep, die zijn moeder zou serveren als voorafje bij een luxueuze stapel met stroop overgoten pannenkoeken.
Maar zodra de afstammeling van Dracula zijn hoektanden voor hem ontblootte, besefte de jongen dat er geen uitweg was uit deze benarde situatie; vlug zond hij met zijn gsmetje een laatste smsje naar zijn moeder, dat luidde: ma, geef mijn portie maar aan Fikkie, onze rottweiler.
Tekst: jeugdauteur Paul van Loon (bekend van De Griezelbus)
|