Foto
Inhoud blog
  • verjaardagen
  • 2 juni
  • 2 juni
  • 2 jui
  • 1 juni
  • mei 31
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • WAT WEET JE OVER VOETBAL
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    toen

    13-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Johnny Logan (Frankston, Victoria (Australië), 13 mei 1954) is een Iers zanger en liedjesschrijver. Zijn werkelijke naam luidt Seán Patrick Michael Sherrard. Zijn vader was een bekende Ierse tenor, Patrick O'Hagan, die drie keer optrad in het Witte Huis. Johnny Logan won tweemaal het Eurovisiesongfestival voor Ierland. De eerste keer was dat in Nederland in 1980 met What's another year, gecomponeerd door Shay Healy. De tweede keer was dat in België in 1987 met Hold me now, dat Logan zelf schreef. Naast Hold me now schreef Logan nog twee nummers voor het songfestival die uitgevoerd werden door Linda Martin. Zij behaalde in 1984 met het nummer Terminal 3 een tweede plaats en won het festival in 1992 met Why me?. Johnny Logan is vooral populair in Duitsland, Nederland en Denemarken, waar hij bekend is als Mister Eurovision. In 2006 zetelde hij in de Belgische voorronde van het songfestival. In zijn thuisland weigerde hij in de jury te zitten, maar aangezien hij in België zijn tweede overwinning behaalde vond hij dat hij het dit land niet kon weigeren. Hier raakte hij onder de indruk van de Leuvense zanger Kaye Styles en zijn nummer Profile. Samen brachten Logan en Styles in 2006 de hit Don't Cry uit, een r&b-versie van het nummer Hold Me Now. Hij was ook te gast bij Toppers In Concert 2009. In 2010 nam Logan plaats in de jury van de Nederlandse voorronde van het songfestival, die uiteindelijk door Sieneke werd gewonnen

    13-05-2018 om 09:43 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Imca Marina (artiestennaam van Hendrikje Imca Bijl) (Zuidbroek, 13 mei 1941) is een Nederlandse zangeres. De artiestennaam Imca Marina wordt gevormd door haar tweede voornaam (Imca) en de tweede voornaam van haar moeder (Marina). Imca Marina's loopbaan als zangeres begon bij het zangkoor de Damster Wichter in Appingedam. In 1959 kreeg zij haar eerste platencontract. Vooral in de jaren 60 en 70 scoorde zij hits, waaronder Viva España en Harlekino. In de jaren die volgden nam het succes af, maar bleef zij een graag geziene gast in het Nederlandse schnabbelcircuit. Imca Marina is behalve zangeres ook buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. Zij voltrekt huwelijken, zowel in haar trouwkapel te Midwolda als door het hele land. Zij dreef in Midwolda ook een aanvankelijk goedlopende brasserie die gericht was op toeristen en deelnemers aan het project Blauwestad, maar door de kredietcrisis ging die in 2010 failliet. In juli 2009 werd bekend dat Marina en haar Engelse partner Stephen Porter (Steven) na dertien jaar uit elkaar gaan]. Uit een eerder huwelijk heeft ze een zoon, Floris. In 2008 werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau Tijdens een vakantie in Antalya in maart 2014 kreeg Marina een hartaanval.

    13-05-2018 om 09:41 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug mei 12
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    IJsheiligen is de naam voor een aantal katholieke heiligen, van wie de naamdagen vallen in de periode van 11 tot en met 15 mei. Volgens de volksweerkunde zijn dit de laatste dagen in het (voor)jaar waarop nog nachtvorst kan optreden. De volgende heiligen worden tot de ijsheiligen gerekend: Mamertus (11 mei) Pancratius (12 mei) Servatius van Maastricht (13 mei) Bonifatius van Tarsus (14 mei) De naamdagen van de genoemde ijsheiligen vormen een periode in mei die wordt gezien als de overgang van weer met mogelijk nachtvorst naar meer zomers getint weer. Het is niet uitgesloten dat er na half mei nog nachtvorst optreedt, maar die kans is heel klein. IJsheiligen is een van de oudste en wellicht bekendste begrippen uit de volksweerkunde. De eerste berichten over deze "strenge heren" dateren van rond het jaar 1000. De naam IJsheiligen komt van de naamdagen van vier heiligen die hierboven genoemd zijn. Drie is het heilig getal en daarom rekent men in de meeste landen maar drie tot de IJsheiligen. In sommige landen wordt St. Mamertus niet meegeteld, in andere landen hoort St. Bonifatius er niet bij. Deze heilige is niet de bekende Bonifatius, (bijgenaamd de Apostel van Duitsland), die in 754 in de buurt van Dokkum werd gedood, want die heeft zijn feestdag op 5 juni. Zijn naamgenoot, de IJsheilige Bonifatius, was een Romeinsburger die in 307 de marteldood stierf tijdens de christenvervolgingen onder keizer Diocletianus. Sommige landen, waaronder Duitsland, Hongarije en Zwitserland, rekenden in het verleden ook 15 mei (ook wel aangeduid als koude Sophie) nog tot de IJsheiligen. Dat gebruik dateert uit de 11e eeuw, toen zij beschermvrouwe tegen de nachtvorst was. In het Alpengebied werden indertijd op die dagen vuren ontstoken ter bescherming tegen de vorst. In Duitsland gebruikt men nog de uitdrukking "Pflanze nie vor der kalten Sophie", waarmee bedoeld wordt dat men nooit spullen moet poten vóór 15 mei (de naamdag van de heilige). De ijsheiligen ontlenen hun benaming aan het gevaar van koud voorjaarsweer voor het gewas, dat in deze tijd in volle bloei staat. Een late vorstnacht kan in deze periode veel schade aanrichten. Het is echter niet zo dat tijdens de ijsheiligen de kans op een overgang naar koud weer groter is dan op andere dagen in het voorjaar. Abrupte temperatuurveranderingen, die onder andere het gevolg zijn van het nog relatief koude zeewater, zijn kenmerkend voor dit hele jaargetijde en kunnen ook in juni nog voorkomen. Wel neemt na half mei de kans op vorst sterk af en aan het eind van deze maand zijn temperaturen onder nul heel uitzonderlijk. In dat opzicht markeren de ijsheiligen meestal de overgang naar een periode met een meer zomers karakter, maar in 1998 begon de zomer al eerder en ontstond het karakteristieke IJsheiligenweer met vorst aan de grond in de tweede helft van mei. De IJsheiligen houden zich in Nederland echter lang niet altijd aan hun data: In 2006 kwam in de nacht van 2 op 3 juni nachtvorst voor, in 2008 in de nacht van 23 op 24 juni en in 2013 zelfs in de nacht van 25 op 26 juni.
    In Hongarije vallen de drie ijsheiligen op Pongrác: 12 mei, Szervác: 13 mei en Bonifác: 14 mei. De laatste van de ijsheiligen valt op Orbán: 25 mei. Naar verluidt, zal de wijnzuur zijn als het dan regent, maar als het helder weer is wordt de wijn zoet.

    12-05-2018 om 09:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 mei

    Salvador Domingo Felipe Jacinto Dalí i Domènech, markies de Dalí de Pubol (Figueres, 11 mei 1904 – aldaar, 23 januari 1989 ) was een wereldberoemd Spaans kunstschilder. Dalí werd geboren in Figueres, een klein stadje aan de voet van de Pyreneeën, zo'n 25 kilometer van de Franse grens, in Catalonië (Spanje) op 11 mei 1904. Hij had een zus, Anna Maria (1908-1989), die in 1949 een boek over haar broer schreef. Salvadors oudere broer, die ook Salvador heette, werd op 12 oktober 1901 geboren, maar overleed op 1 augustus 1903, negen maanden voor de geboorte van Salvador. Zijn eerste tekenonderwijs kreeg Dalí op tienjarige leeftijd van een vriend van zijn vader, de impressionistische kunstschilder Ramón Pichet (1872-1925). Zijn eerste tentoonstelling vond in 1918 plaats in het stadstheater van Figueres. In zijn jonge jaren was Dalí geïnteresseerd in kunstschilders als El Greco, Francisco Goya, Michelangelo en Diego Velázquez. Hij richtte zijn aandacht in die tijd op het impressionisme en het kubisme. Salvador Dalí studeerde in Madrid van 1921 tot 1924. Al in die tijd was hij, waarschijnlijk om de aandacht op zich te richten, een excentriek figuur. In 1926 ging hij naar Parijs. Daar leerde hij Pablo Picasso en André Breton kennen. In 1929 werd hij verwelkomd door Breton en sloot hij zich aan bij het surrealisme. Hij werkte er samen met onder anderen de cineast Luis Buñuel. In augustus 1929 bezochten Gala, haar echtgenoot Paul Éluard en enkele vrienden Dalí in Portlligat, vlakbij Cadaqués. Het was liefde op het eerste gezicht voor Dalí en Gala. Gala scheidde daarna van Éluard en huwde in 1934 voor de wet met Dalí. De Spaanse Republiek stond echtscheiding voor het eerst toe, en kende voor het eerst ook een burgerlijk huwelijk. Pas in 1958 werd hun kerkelijk huwelijk te Montrejic ingezegend, na de dood van Paul Éluard. Het gerucht ging dat Dalí een fobie voor vrouwelijke genitaliën bezat. Nog voordat Dalí en Gala elkaar ontmoetten had hij een zeer innige vriendschap met de homoseksuele poëet Federico García Lorca, die tweemaal vergeefs seksueel contact zocht met Dalí. Hun vriendschapsband eindigde echter nadat de film Un chien andalou van Luis Buñuel en Dalí uitkwam. García Lorca beschouwde deze film als een persoonlijke aanval op hem. In 1936 was het commentaar van Dalí op de dood van García Lorca in een nationalistische gevangenis: "Lorca is gestorven op een manier die bij hem past. In de zomer 1940 vestigde hij zich in de Verenigde Staten na een vlucht uit Frankrijk dat door het Duitse Rijk werd bezet, waar hij 15 jaar zou wonen. In 1955 keerde hij terug naar Spanje. Deze periode staat bekend als zijn "klassieke" periode. Hierin uitte hij zijn gedachten over de wetenschappen en zijn diepe katholieke geloof. In deze tijd maakte Dalí een serie van 18 grote schilderijen. Ook maakte hij enkele kunstjuwelen. Na de Tweede Wereldoorlog keerde hij met Gala uit zijn zelfverkozen ballingschap terug naar Europa; eerst in Portugal, later in Italië. In 1948 begon Salvador Dalí in Rome een samenwerking met de Italiaanse film- en theaterregisseur Luchino Visconti om een voorstelling van William Shakespeare's pastorale komedie As You Like It te arrangeren. Dalí ontwierp hiervoor de decors en kostuums. Hij had voor de oorlog de opstand van Francisco Franco en andere officieren gesteund, die leidde tot de Spaanse Burgeroorlog, hoewel Dalí Spanje lange tijd niet zou bezoeken, en feliciteerde met andere kunstenaars de generalissimo bij de overwinning van de
    Spaanse nationalisten in 1939] In New York bad hij in de Sint-Patrickkathedraal in de jaren 40 herhaaldelijk publiekelijk voor de Caudillo en diens Spaanse staat. In de VS werkte Dalí jarenlang als adviseur en tekenaar voor de beroemde Walt Disney. Dalí werd later als aanhanger van de alfonsistische monarchisten – zelf noemde hij zich anarcho-monarchist[3] – door de Spaanse koning Juan Carlos in de adelstand verheven. Hij en Gala werden markies en markiezin de Dalí de Pubol. Eerder werd hij al opgenomen in de Orde van Isabella de Katholieke. De adellijke titel verdween met Dalí in het graf, aangezien van hem geen kinderen bekend waren. In 1981 werd hij met de Medalla d'Or de la Generalitat de Catalunya, de hoogste Catalaanse onderscheiding, gedecoreerd. Dalí stond ook bekend om zijn snor, die dun en langwerpig was. Als antennes wezen beide snorpunten omhoog of waren gekruld. Dalí beweerde dat hij via zijn snorharen inspiratie uit de kosmos ontving. Zijn snor was geïnspireerd op die van een andere wereldberoemde Spaanse schilder, Diego Velázquez.[4] In 1982 overleed zijn vrouw en levenslange muze Elena Djakonova, 89 jaar oud. Op 23 januari 1989 overleed Dalí aan een hartstilstand in de Galatea-toren van het Dalí Theatermuseum in Figueres, waar hij de laatste jaren van zijn leven woonde. Hij werd hier begraven in een crypte onder het podium In zijn vroege periode maakte Dalí hoofdzakelijk werken met als onderwerp het landschap in de omgeving van Figueres en het vissersplaatsje Cadaqués. Hij werd geïmponeerd door het grillige, bijna buitenaardse landschap van Cap de Creus, het meest oostelijke puntje van het Iberisch Schiereiland waar hij graag kwam. Zijn vroegste werken tonen al zijn verwantschap met het impressionisme en kubisme. Deze periode wordt gekarakteriseerd door heftig experimenteren. De doeken hebben vaak verschillende texturen, gemaakt met verscheidene verfkunstharsen en een collage van grof zand en grind van dichtbijgelegen stranden. Dalí nam hierin ook stenen, kurk en andere materialen op, en werkte later met verschillende soorten hars, wat later de benaming 'plastic' heeft gekregen. De surrealisten geloofden dat logica alleen niet voldeed, dus wendden zij zich tot het onderbewuste en dromen in een poging de grenzen van de rede te overschrijden. De surrealisten werden beïnvloed door de ideeën van Sigmund Freud en Dalí begon zijn eigen angsten en fantasieën te verkennen en legde deze door symbolische beelden op doek vast in een ultrarealistische, fotografische stijl. Hij verwees naar deze schilderijen als 'handgeschilderde droomfoto's'. In 1941 gaf Dalí zijn surrealistische stijl op voor een meer universele artistieke verklaring. Zijn interesse ging van persoonlijke obsessie over op universele thema's en hij raakte gefascineerd door religie en moderne wetenschap. Dalí keek terug om inspiratie te halen uit de klassieke en renaissancistische kunst. Deze inspiratie deelde hij met Arno Breker, de Duitse beeldhouwer die hij al vanaf zijn Parijse tijd kende en bewonderde. Ook keek hij vooruit naar de wetenschappelijke ontdekkingen van zijn eigen tijd. In 1969 ontwierp Dalí het logo van het lollymerk Chupa Chups. Dalí heeft een blijvende indruk nagelaten op Freud, die hierover schrijft aan Stefan Zweig (Freud and the Humanities, ed. By Poregrine Horden, Duckworth 1985, p 115,
    voetnoten 7 en 8). Door Dalí zou Freuds mening over het surrealisme in positieve zin veranderd zijn. In 1929 maakte Salvador Dalí samen met Luis Buñuel de surrealistische film Un chien andalou. In 1945 verscheen Alfred HitchcocksSpellbound, waarvoor hij de "droomscène" ontwierp. In 1946 werkte Dalí met Walt Disney samen aan een korte animatiefilm die Destino zou heten. Het project werd destijds niet afgewerkt, maar in 2003 werkte de studio het alsnog af. Het is terug te vinden als bonusfilmpje op de dvd van Disney's Fantasia. Dalí's bekendste schilderijen ontstonden begin jaren dertig: De volharding der herinnering, 1931 Brandende giraffe, 1935 Hij beschreef zijn schilderijen als geschilderde droomfoto's, omdat de zeer realistisch geschilderde objecten vaak in geen enkel verband met elkaar lijken te staan. Ook was hij een meester in de techniek van het trompe-l'oeil (gezichtsbedrog) en het spel met perspectief. De volharding der herinnering, 1931 De hallucinogene toreador, 1970 Aankondiging van de Burgeroorlog, 1936 Birth of Liquid Desires, 1931–32, olieverf en collage op linnen, 96,1 × 112,3 cm De Christus van de Heilige Johannes van het kruis, 1951 olieverf 205 × 116 cm Het uiteenvallen van de volharding der herinnering, 1954 Wood and glass, 32,3 × 42,5 × 31,1 cm Portret van Gala, 1935. olieverf op hout, 32 × 27 cm [5] Lobster telephone, 1936 Galarina and Dream Caused by the Flight of a Bumblebee around a Pomegranate a Second Before Awakening, 1944 Betoverend strand met de drie vloeibare Gratiën, 1938, olieverf op doek, 66 × 80 cm. Salvador Dalí Museum in Sint-Petersburg The station of Perpignan, 1965 La Toile Daligram, 1972 Weke constructie met gekookte bonen, voorgevoel van burgeroorlog, 1936, olieverf op linnen, 101 × 101 cm, Museum of Modern Art De verzoeking van de Heilige Antonius, 1946, olieverf op doek, 89,7 × 119,5 cm Dalí's werken zijn onder andere ondergebracht in de Dalí Foundation, dat bestaat uit drie Spaanse Dalí musea in Figueres, Púbol en Port Lligat in Spanje. Op 23 september 1974 werd in Dalí's geboorteplaats Figueres het Teatro Museo Dalí geopend. Zowel eigen werken als werken van kunstenaars die Dalí bewonderde, zijn hier te zien. Dalí maakte niet alleen schilderijen maar ontwierp onder andere ook sieraden en parfumflesjes. Veel van Dalí's werk bevindt zich in de Verenigde Staten. Zijn werk is te zien in diverse musea. De grootste collectie werken bevindt zich in het Salvador Dalí Museum in Florida. Daarnaast zijn er werken te zien in het Guggenheim Museum, Metropolitan Museum of Art, het Museum of Modern Art in New York en het Minneapolis Institute of
    Artsin Minnesota. Ook in de National Galleries of Scotland in Edinburgh en in het museum Tate Modern in Londen zijn enkele werken terug te vinden. In Frankrijk (Parijs/Montmartre) is een aan Dali gewijd museum. In Spanje in het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía en het Museo Thyssen-Bornemisza in Madrid. In Nederland heeft het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam werk van Dalí in de collectie. In Italië bevinden zich werken in het Peggy Guggenheim Collection in Venetië. In België is er een permanente tentoonstelling rond Salvador Dalí in de Museum-Gallery Xpo: Salvador Dalí in Brugge. In Duitsland, meer bepaald het Ludwig Museum te Keulen, bevinden zich ook verschillende werken van Dalí, waaronder het bekende schilderij "Het station van Perpignan". In 2009 waren er plannen om ook het geboortehuis van Dalí tot museum om te vormen. "Wie wil niet liever door geluk dommer worden dan wijzer door schade?" "Ik ben de clown niet, dat is deze op monsterlijke manier cynische en onbewust naïeve maatschappij die het spel van de ernst speelt om haar idiotie beter te verhullen." "Ik geloof dat ik in wat ik schep een echt middelmatig schilder ben, wat ik als echt geniaal beschouw, is mijn visioen, niet datgene wat ik precies realiseer." "Het enige verschil tussen een gek en Dalí is heel simpel: Dalí is helemaal niet gek', een "vertaling" van: 'The only difference between one crazy man and Dalí is very simple: Dalí is not crazy at all'. "Toen ik zes jaar oud was, wilde ik kok worden. Toen ik zeven jaar oud was, wilde ik Napoleon worden. Sindsdien is mijn ambitie in hetzelfde tempo blijven groeien." "Iedere morgen wanneer ik wakker word, is mijn grootste vreugde: dat ik Salvador Dalí ben." "Wanneer je voor genie speelt, dan word je er een." Dalí publiceerde in 1967 het boek Mijn leven als genie. Op 20 juli 2017 werd het lichaam van Dalí opgegraven voor een DNA-test. De test moest duidelijk maken of María Pilar Abel Martínez een dochter van hem was. De opgraving werd in juni door de rechtbank verordonneerd. Bij de opgraving bleek dat zijn snor nog steeds ongeschonden was, in de vorm van de wijzers van een klok die de tijd van tien over tien aangaven. Voor de opgraving werd een betonblok van 1,5 ton verwijderd, evenals een zinken deksel die de grafkist bedekte. Het hoofd lag onder een zijden zakdoek. Aangezien het lichaam gebalsemd was, moest er een elektrische zaag aan te pas komen om twee lange botten te verwijderen. Ook werden monsters genomen van het hoofdhaar en van nagels. De kist bleef een uur en twintig minuten geopend.] Pilar Abel bleek niet zijn dochter te zijn.[8] In de nacht van 15 op 16 maart 2018 werden zijn overblijfselen weer teruggeplaatst.







    11-05-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dorothea Margaretha (Teddy) Scholten-van Zwieteren (Rijswijk, 11 mei 1926 - aldaar, 8 april 2010) was een Nederlands zangeres en presentatrice. Ze won in 1959 het Eurovisiesongfestival met het lied 'n Beetje. Teddy van Zwieteren was de dochter van een amateurtoneelspeler en -regisseur, die de Haagse toneelvereniging 'Odia' oprichtte. Hij inspireerde haar om ook te gaan toneelspelen. Na haar middelbareschoolopleiding op het Rooms-katholiek Meisjes Lyceum in Den Haag (het tegenwoordige Internationaal College Edith Stein) speelde ze een kleine rol in een show van Toon Hermans. Op 27 maart 1944 ontmoette Van Zwieteren de zanger Henk Scholten, die in die tijd optrad in een duo met Albert Van 't Zelfde onder de naam Scholten & Van 't Zelfde. Ze verloofden zich in 1945 en trouwden op 22 augustus 1947. Henk Scholten overleed op 17 juni 1983 te Rijswijk. Teddy overleed zevenentwintig jaar later op 83-jarige leeftijd eveneens in Rijswijk. Op 12 april 2010 werd ze in besloten kring gecremeerd. Teddy Scholten trad op in het radioprogramma De bonte dinsdagavondtrein van de AVRO met liedjes die door Henk Scholten waren geschreven. Van 1955 tot 1960 trad ze op als “gastvedette” in het televisieprogramma De Snip en Snap Revue van de AVRO. In 1959 werd ze door de NTS gevraagd om mee te doen aan het Nationaal Songfestival 1959. Daar zong ze twee liedjes, De regen en 'n Beetje. Met het tweede, een compositie van Dick Schallies op tekst van Willy van Hemert (dirigent Dolf van der Linden) behaalde Scholten uiteindelijk de eerste plaats op het Eurovisiesongfestival 1959 in Cannes.
    'n Beetje, verliefd was je wel meer, meneer, dat weet je. Je hart kwam wel eens meer op een ideetje. Dat speet je, maar ach weet je, soms vergeet je wel een beetje gauw je eedje van trouw.[7]
    Ze nam het nummer vervolgens ook op in het Frans (Un p'tit peu), Duits (Sei ehrlich), Italiaans (Un poco) en Zweeds (Om våren). In 1960 stond Teddy Scholten samen met Willy Alberti, Corry Brokken, Rita Reys en Ton van Duinhoven in de finale van het Knokke-festival.] Na haar overwinning op het Eurovisiesongfestival kregen Teddy en Henk Scholten een eigen tv-show bij de KRO, Zaterdagavondakkoorden. In 1963 presenteerde ze het KRO-programma Kiekeboe, het eerste Nederlandse candid camera-programma. In 1965 en 1966 presenteerde Teddy Scholten zélf het Nationaal Songfestival, in Theater Concordia te Bussum, resp. Tivoli te Utrecht.] Halverwege de jaren 70 stopte Scholten met zingen. Van 1974 tot 1986 werkte ze als public-relationsfunctionarisvan het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis. [11] Vanaf 1960 was Teddy Scholten de stem geweest voor het radioprogramma: Dutch Light Music welke voor Radio Nederland (de latere Wereldomroep) werd opgenomen en uitgezonden voor Engelstalige landen. Voor het programma nam zij tot eind jaren 60 deze programma's op

    11-05-2018 om 09:13 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Eric Victor Burdon (Walker-on-Tyne, Northumberland, 11 mei 1941) is een Engelse zanger. Hij is vooral bekend als zanger van The Animals, een in Newcastle upon Tyne opgerichte rockband, als zanger van de funkrock-band War en van zijn agressieve podiumoptredens. Zijn krachtige rauwe stem is befaamd. Hij is in het blad Rolling Stone als 57ste geplaatst op de lijst met de grootste zangers aller tijden. Burdon was de leadzanger van de Britse band The Animals. In 1958 had Alan Price The Alan Price Combo opgericht.[2] Kort nadat Burdon zich in 1962 had aangesloten bij die band, werd de naam veranderd in The Animals. De groep combineerde blues met rock. In de Verenigde Staten waren zij een van de toonaangevende bands van de British Invasion. Naast Burdon als zanger en Price op elektronisch orgel bestond de band uit Hilton Valentine op gitaar, Chas Chandler op basgitaar en John Steel op drums. De groep maakte een paar grote hits, zoals The House of the Rising Sun, Don't Let Me Be Misunderstood en Bring It on Home to Me. Alan Price verliet de groep in de zomer van 1965 na onenigheid met vooral Eric Burdon en werd vervangen door Dave Rowberry. Het had geen gevolgen voor de populariteit van de groep. Ook We Gotta Get out of This Place en It’s My Life werden hits. Begin 1966 vertrok John Steel. Hij werd opgevolgd door Barry Jenkins. De groep stapte ook over naar een ander platenlabel: van Columbia naar Decca. De grootste hit van de groep in deze samenstelling was Don't Bring Me Down. In september 1966 vielen The Animals uit elkaar. Eric Burdon ging verder met een nieuwe band als Eric Burdon and The Animals, met als uitvalsbasis Californië in de VS. Alleen de drummer Barry Jenkins ging met hem mee. Ook met deze groep bleek Burdon te kunnen scoren; de grootste hits waren San Franciscan Nights (waarmee hij aanhaakte bij de hippiecultuur) en Sky Pilot. In februari 1969 viel ook deze groep uit elkaar. Toen Burdon in 1969 in San Francisco woonde, ontmoette hij de Deense mondharmonicaspeler Lee Oskar. Samen sloten ze zich aan bij de Californische funkrock-band The Nightshift. Ze waren de enige ‘witte’ leden in de verder ‘zwarte’ band, die werd herdoopt in Eric Burdon and War. De nieuwe groep toerde intensief door Europa en de VS. In 1970 maakte ze het album Eric Burdon Declares "War". Twee nummers van het album kwamen uit als single: Spill the Wine en Tobacco Road. In december 1970 nam de band nog het dubbelalbum The Black-Man's Burdon op. In 1971 gingen Eric Burdon aan de ene kant en War met Lee Oskar aan de andere kant ieder hun eigen weg. Het gebeurde tijdens een toer door Europa, toen Burdon moest afhaken wegens oververmoeidheid. De toer werd zonder hem afgemaakt. In 1976 verscheen Love Is All Around, een verzameling opnamen van Eric Burdon and War die nooit eerder waren uitgebracht. Nog in 1971 stichtte Burdon The Eric Burdon Band, een sterk wisselend gezelschap, dat vaak werkte met gastoptredens. In augustus van dat jaar nam hij het album Guilty! op met bluesmuzikant Jimmy Witherspoon en Ike White van The San Quentin Prison Band. Na een paar tournees bracht de band in 1974 het album Sun Secrets en in 1975 het album Stop uit.
    In 1975 namen de vijf oorspronkelijke Animals in de studio's van Chas Chandler een nieuwe lp op, die pas twee jaar later uitkwam onder de titel Before we were so rudely interrupted. In het tussenliggende jaar deden ze een korte tournee. In 1977 vestigde Eric Burdon zich in Duitsland. Daar maakte hij met onder andere de gitarist Alexis Korner en de keyboardspeler Zoot Money het album Survivor. In mei 1978 nam hij in Ierland het album Darkness Darkness op, dat pas in 1980 uitkwam. In 1979 toerde hij door Duitsland en Nederland. In mei van dat jaar nam zijn band de naam ‘Eric Burdon's Fire Department’ aan. De band bezocht een groot deel van Europa en maakte het album The Last Drive. In december 1980 viel de groep uit elkaar. In 1981 speelde Burdon de hoofdrol in een film over zijn eigen leven, getiteld Comeback, die ook een album opleverde. In augustus 1982 stichtte Burdon een nieuwe ‘Eric Burdon Band’. De komende jaren waren vooral gewijd aan tournees. Tussentijds, in 1983, nam hij nog eens een album op met de oorspronkelijke Animals, getiteld Ark, dit keer gevolgd door een langere tournee met zijn oude bandleden. In 1986 publiceerde Burdon zijn autobiografie onder de titel I Used to Be an Animal, But I'm Alright Now. In 2001 publiceerde hij een vervolg, Don't Let Me Be Misunderstood. In 1988 kwam een album uit onder de naam I Used to Be an Animal. Eric Burdon werd daarbij begeleid door een gelegenheidscombinatie van vijftien musici. De volgende jaren toerde hij met alweer een nieuwe Eric Burdon Band. Pas in april 2004 kwam een album met nieuw materiaal uit: My Secret Life, dat in hetzelfde jaar werd gevolgd door een live-album Athens Traffic Live. Na korte tijd te hebben opgetreden met een band getiteld ‘The Blues Knights’, maakte hij in januari 2006 het album Soul of a Man, opgedragen aan de nagedachtenis van Ray Charles en John Lee Hooker. Op 21 april 2008 kwam Eric Burdon and War weer even tot leven in een concert in de Royal Albert Hall in Londen. Eric Burdon werkte in kortstondige projecten ook samen met onder andere Brian Auger, Bon Jovi en Ringo Starr. Hij speelde ook enkele filmrollen. De laatste jaren treedt Burdon weer regelmatig op met een band onder de naam ‘Eric Burdon and the Animals’. In oktober 2009 traden ze op in Paradiso in Amsterdam. In 2013 maakte Burdon een album Till Your River Runs Dry. Het idee voor het nummer Water op dit album, dat over waterschaarste gaat, deed de zanger op in een gesprek met Michail Gorbatsjov. Op 13 december 2008 verloor Burdon een drie jaar durend proces over de rechten van de naam "The Animals" in Groot-Brittannië. Ex-drummer John Steel kreeg de rechten op de naam. Burdon toert nog steeds als Eric Burdon and the Animals, maar mocht de naam "The Animals" in Groot-Brittannië niet voeren zolang er nog geen uitspraak was gedaan in het hoger beroep. Op 9 september 2013, vijf jaar later, kwam die uitspraak. Burdon mag ook in Groot-Brittannië de naam "The Animals" voeren. In 1994 kregen The Animals een plaats in de Rock and Roll Hall of Fame. Alle vijf oorspronkelijke leden waren aanwezig bij de plechtigheid. In mei 2001 mochten ze hun
    handafdrukken achterlaten op Hollywood’s Rock Walk of Fame. Daar waren Eric Burdon, Hilton Valentine, John Steel en Dave Rowberry aanwezig. Ze gaven ook een concert. De Rock Walk of Fame is een stuk trottoir langs Sunset Boulevard, waar veel rocksterren hun handafdruk in het beton hebben gezet. Tussen de afdrukken van de vier is daar een kleine gedenkplaat aangebracht voor Chas Chandler, die in 1996 was overleden. Eric Burdon is driemaal getrouwd, de eerste maal met Angie King in 1967. In 1969 scheidden ze. In 1972 trouwde hij de Duitse Rosie Marks. Het huwelijk eindigde in 1978. De nasleep was een verbitterde strijd om het voogdijschap over hun dochter Alexandria. Het liep zo hoog op dat Rosie Burdons huis in Californië in brand stak. Veel archiefmateriaal is daarbij verloren gegaan. Burdon is sinds 1999 getrouwd met de Griekse Marianna Proestou, die tevens als zijn manager optreedt.

    11-05-2018 om 09:11 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Robert Nesta (Bob) Marley (Nine Miles, 6 februari 1945 – Miami, 11 mei 1981) was een Jamaicaans reggae-artiest. Hij draagt de bijnaam The King of Reggae. Hij was een van de belangrijkste verantwoordelijken voor de doorbraak van reggae buiten Jamaica en gold tevens als belangrijk voorvechter van het rastageloof. Marley had tijdens de jaren 70 over de hele wereld reggaehits, als No Woman, No Cry en I Shot the Sheriff. Hij bracht reggaealbums uit als Exodus en Uprising. Samen met zijn vrouw Rita Marley is hij een symbool voor de rastafari-beweging Op 6 februari 1945, twee minuten voor half drie 's nachts, werd op Jamaica in Nine Miles, provincie Saint Ann, Robert Nesta Marley geboren. Zijn moeder, het toen 18-jarige donkere tienermeisje Cedella Malcolm, was van Afrikaanse afkomst; zijn vader, de 60jarige blanke kapitein in het leger Norval Marley, had Engelse ouders.Norval was opzichter voor de Britse koloniale macht op het gebied van landbouw. Marley zag zijn vader, die overleed toen hij tien was, slechts sporadisch. Volgens zijn moeder had Marley zijn zachtaardige karakter en geringe lichaamslengte geërfd van zijn vader. Eind jaren vijftig verhuisde zijn moeder op zoek naar werk naar Trenchtown, een sloppenwijk van Kingston. Marley ging met haar mee. Marley sprak veel over muziek met zijn neef, een voormalige gitarist. Op zijn tiende, terwijl hij nog naar school ging, verdiende hij soms wat geld met zingen op straat. Zijn gitaar maakte hij van afvalhout. Ofschoon hij niet slecht op school was, voetbalde hij liever. In 1962, het jaar van Jamaica's onafhankelijkheid, nam Bob Marley solo zijn eerste single op: Judge Not. Later dat jaar volgden nog twee andere nummers, echter zonder succes. Na enige tijd met Bunny Livingston te hebben opgetrokken, richtten de twee samen met Peter Tosh, een andere jongen uit de buurt, een groep op: de Wailing Rudeboys. Die naam veranderde vervolgens in The Wailing Wailers, om uiteindelijk in The Wailers te eindigen. Hun eerste opname was Simmer Down (1964) voor het label Studio One van Clement "Coxsone" Dodd, een van de succesvolste producers van dat moment. Het nummer sloeg al snel aan en vanaf dat moment waren The Wailers niet langer weg te denken uit de Jamaicaanse hitlijsten. Deze eerste nummers van The Wailers waren gebaseerd op de populaire dansmuziek ska. De relatie tussen The Wailers en hun producer verslechterde na enkele jaren: niet alleen bleven de rechten voor de nummers in handen van Clement Dodd, maar hij betaalde hun slechts een fractie van datgene wat hijzelf aan hun hits verdiende. Ontevreden over deze situatie richtten The Wailers in 1967 hun eigen muzieklabel op. Bob Marley trouwde op 10 februari 1966 met Rita Anderson; een jaar later werd hun eerste kind geboren. Vanaf het midden van de jaren 60 kreeg Marley belangstelling voor de Rastafari-beweging, onder invloed van Rita bekeerde hij zich in 1967 van het christendom tot deze geloofsrichting. Hij zou later uitgroeien tot één van de bekendste uitdragers van dat geloof. In deze periode brachten The Wailers op Jamaica zonder succes albums uit als Soul Rebel en Soul Revolution Part I/II. 1972 was een goed jaar voor The Wailers. In Londen ontmoetten ze Chris Blackwell, eigenaar van Island Records. Hij kende wat muziek van The Wailers en was onder de
    indruk van hun stoutmoedige, zelfverzekerde houding. Hij bood hen een contract en een bedrag van 4000 pond om een album op te nemen. Het was voor het eerst in de geschiedenis dat een gerenommeerd label een platencontract aan een reggaeband gaf. The Wailers keerden terug naar Jamaica en gingen onmiddellijk aan de slag in de studio. Het eerste opgenomen album Catch a Fire was aanvankelijk geen groot succes. Er werden in een jaar tijd maar 14.000 exemplaren van verkocht. Voordien verscheen reggae alleen op singles of goedkope compilatiealbums en werd buiten Jamaica meestal als een vorm van novelty-muziek beschouwd. In oktober 1973 werd het album Burnin' uitgebracht. Het bevatte de hitsingle I Shot The Sheriff (een jaar later had Eric Clapton er een internationale hit mee) en het bekende protestlied Get Up, Stand Up. Het album was een groter succes dan Catch A Fire. In 1973 verlieten zowel Peter Tosh als Bunny Livingston de groep om een solocarrière op te bouwen. Bob Marley richtte zijn eigen label Tuff Gong op, waar zijn albums vanaf nu onder werden uitgebracht. In 1974 gaf Marley The Wailers een nieuw aanzien. Doordat de vocale ondersteuning van Peter en Bunny wegviel, besloot Bob om zangeressen Rita Marley, Marcia Griffiths en Judy Mowatt (samen de I Threes) in de band op te nemen. Bovendien werd de naam veranderd in Bob Marley and the Wailers. Het eerste album in de nieuwe bezetting opgenomen, was het alom geprezen Natty Dread. Het nummer No Woman, No Cry van dit album zou hun eerste internationale hitsingle worden. Met nieuwe energie en een opeenvolging van internationale tours tilde Bob de reggaestijl naar internationaal niveau. In 1976 was er een heuse reggae-mania in de Verenigde Staten en Bob Marley & The Wailers werden door Rolling Stone Magazine uitgeroepen tot "band van het jaar". In december 1976 werd een aanslag gepleegd op Marley en zijn familie. Schutters slopen het huis binnen en losten meerdere schoten op Bob. Hij werd geraakt in zijn buik en arm, maar was niet in levensgevaar. Hoewel hij volgens sommigen wist wie de daders waren heeft hij de politie niet ingelicht: dit zou volgens hem niets oplossen. De precieze omstandigheden rond deze aanslag zijn tot op vandaag onbekend, maar er wordt aangenomen dat het om een politiek geïnspireerde aanval ging. Met zijn deelname aan het Smile Jamaica concert, georganiseerd door de toenmalige eerste minister enkele dagen later, vonden bepaalde groeperingen dat Bob duidelijk een kant had gekozen. Ondanks de aanslag en de opgelopen verwondingen besloot Bob toch deel te nemen aan het concert. Hij wilde de mensen laten zien dat 'politricks' hem niet konden tegenhouden. Hij had voor zichzelf echter besloten dat het beter zou zijn om Jamaica voor een tijdje te verlaten. Vrijwel onmiddellijk na het optreden nam hij het vliegtuig richting Londen. Tijdens hun verblijf in Londen namen Bob en The Wailers de nummers op die op beide albums Exodus en Kaya kwamen. Enkele van deze nummers verwijzen duidelijk naar de moordaanslag. Het album Exodus werd opnieuw een internationaal succes met de hitsingles Jamming, Waiting In Vain, One Love/People Get Ready en Three Little Birds.
    Na bijna 16 maanden in het buitenland te hebben verbleven, speelde Bob in april 1978 voor het eerst weer terug op Jamaica- op het One Love Peace Concert. Het was een concert om de wapenstilstand tussen de twee belangrijkste politieke groeperingen in Jamaica te onderstrepen. Vlak voor het einde van zijn optreden vroeg hij de politieke leiders Michael Manley van de People's National Party en Edward Seaga van de Jamaica Labour Party, die beiden uitgenodigd waren, op het toneel te komen. Daar liet hij de twee aartsvijanden elkaar de hand schudden met de boodschap: One Love. Later dat jaar kreeg Bob "the Peace Medal of the Third World" van de Verenigde Naties. Een andere gebeurtenis waaraan door de rasta's een groot symbolisch belang werd gehecht was in 1977, toen Bob de ring werd overhandigd die afkomstig was van de Ethiopische keizer Haile Selassie, die in 1975 was gestorven. In het najaar van 1978 begon Bob aan een droomproject van hem te werken: een eigen opnamestudio. Deze werd gebouwd op de benedenverdieping van zijn huis in 56 Hope Road in Kingston. De studio werd Tuff Gong Studio genoemd, naar Bobs bijnaam toen hij in Trenchtown leefde. Toen de studio af was, werd vrijwel onmiddellijk begonnen aan de opnames voor hun volgende plaat, Survival. Om dit album aan het publiek te tonen volgde in 1979 een uitgebreide tour door de VS. Survival was niet zo'n succes als Exodus, maar bevatte wel de kleine hit Africa Unite. In 1977 had Bob Marley een wondje aan zijn teen. Hij nam aanvankelijk aan dat het om een voetbalblessure ging. Toen de wond niet herstelde, werd de diagnose melanoom(huidkanker) gesteld. Hij wilde de teen niet laten amputeren, omdat dat in strijd met zijn geloofsovertuiging was. De kanker sloeg vervolgens over naar zijn maag, en later naar zijn longen en zijn hersenen. In 1980 stortte hij tijdens het joggen in ten gevolge van een hersentumor. Volgens artsen had hij niet langer dan drie weken te leven. Bob stond er op verder te reizen naar zijn volgende concert. Zijn allerlaatste concert was op 23 september 1980 in Pittsburgh, VS, waarna hij te ziek was om nog verder op te treden. Op 4 november 1980 bekeerde Marley zich terug tot het christendom en werd gedoopt door aartsbisschop Abuna Yesehaq van de Ethiopisch-orthodoxe Kerk in Kingston met de naam Berhane Selassie ("Licht van de Drie-eenheid") (naar de Rastafari-Messias Haile Selassie). Daarna ging hij voor behandeling naar het Duitse stadje Rottach-Egern. In mei 1981 besloot hij terug te vliegen naar Jamaica om daar te sterven, maar kwam niet verder dan Miami waar hij op 11 mei 1981 overleed. Hij stierf in het Cedars of Lebanon ziekenhuis in Miami (nu Universiteit of Miami Hospital) op 36-jarige leeftijd aan uitzaaiingen van een melanoom. Hij kreeg op 21 mei 1981 een staatsbegrafenis in Kingston, met gecombineerde elementen uit de Ethiopisch-orthodoxe traditie en rituelen van de Rastafari. Zijn lichaam werd bijgezet in een mausoleum in zijn geboortedorp. In 1980 werd nog met enorm succes de lp Uprising uitgebracht, met de hits Could You Be Loved en Redemption Song. In 1983 werd nog een studioalbum Confrontationuitgebracht, dat na Bobs dood nog niet helemaal af was en daarom werd aangevuld met oude, niet eerder uitgebrachte nummers, uitgebracht. Marley had over de hele wereld een hit met het nummer Buffalo Soldier. In 1984 werd het compilatiealbum Legend uitgebracht, dat al zijn hits bevat.
    Bob Marley had twaalf kinderen; drie met zijn vrouw Rita, twee geadopteerd van Rita's vorige huwelijk en de overige zeven bij verschillende vrouwen. Een aantal van Marleys kinderen werd ook reggae-zanger. Ziggy Marley is hiervan waarschijnlijk de bekendste, met hits als Tomorrow People, Look who's dancing en Kozmik. Ook Damian Marley had een aantal hits, waarvan de bekendste Welcome To Jamrock is. In 2011 speelde Damian Marley bij de band SuperHeavy en in 2012 had hij een grote hit samen met Skrillex. De groep Ziggy Marley & The Melody Makers (actief van 1986 tot 2000) bestaat ook uit kinderen van Marley. Bob Marleys zoon Stephen heeft in 2007 zijn debuutalbum Mind Control uitgebracht waarvoor hij in 2008 en voor de akoestische versie ervan ook in 2010 een Grammy Awardontving. Ook Ky-Mani Marley ontving voor zijn album Many More Roads in 2002 een Grammy en Julian Marley ten slotte kreeg in 2010 een prijs voor zijn derde uitgebrachte album Awake.

    11-05-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Fred Astaire, geboren als Frederick Austerlitz (Omaha (Nebraska), 10 mei 1899 – Los Angeles, 22 juni 1987) was een Amerikaans film- en Broadway ballroom danser, zanger en acteur. Hij wordt vaak in een adem genoemd met Ginger Rogers, met wie hij tien films maakte. "Astaire" was een naam die hij samen met zijn zus Adele had aangenomen voor hun vaudeville act toen zij ongeveer 5 jaar oud waren. Er wordt gezegd dat de naam komt van een oom die L'Astaire als achternaam had. In de jaren twintig traden Adele en Fred regelmatig op in Broadway theaters, dit hield op in 1932 toen ze haar eerste man trouwde, Lord Charles Cavendish, een zoon van de hertog van Devon. Er gaat een bekend verhaal over de RKO Pictures screentest van Fred Astaire die werd afgewezen met "Kan niet zingen. Kan niet acteren. Wordt een beetje kaal. Kan een beetje dansen". Veel van de miljoenen fans van zijn films vonden dat hij toch wel goed kon dansen. Cole Porter schreef een aantal nummers specifiek voor hem. Hij werkte voor het eerst met Ginger Rogers in zijn tweede film Flying down to Rio. De combinatie van de twee dansers en de choreografie van Hermes Pan zorgden ervoor dat dans een belangrijk element werd van de Hollywood filmmusical. Andere films met Rogers zijn The Gay Divorcee (1934), Top Hat (1935) en Carefree (1938). Hij werkte ook met andere grote sterren, met name met Bing Crosby in de film Holiday Inn (1942) en Blue Skies (1946). Nadat hij zich terugtrok uit de showbusiness dat jaar kwam hij al snel terug naar het witte scherm om de rol van de geblesseerde Gene Kelly over te nemen in Easter Parade (1948) tegenover Judy Garland en Peter Lawford. Later speelde hij nog in The Band Wagon (1953) met Cyd Charisse. Alhoewel hij het dansen had opgegeven bleef Astaire acteren, en verscheen in films als On the Beach (1959), Finian's Rainbow (1968), en The Towering Inferno (1974) waar hij zijn enige Oscar nominatie ontving in de categorie Best supporting Actor. Zijn laatste film was de film Ghost Story (1981). Fred Astaire overleed in 1987 aan de gevolgen van een longontsteking en ligt net als Ginger Rogers begraven in het Oakwood Memorial Park Cemetery in Chatsworth, Californië.

    10-05-2018 om 10:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Donovan Philips Leitch (Glasgow, Schotland, 10 mei 1946), beter bekend onder de naam Donovan, is een Schotse singer-songwriter die populair werd in de jaren zestig. In die tijd werd hij met zijn aan folk verwante popliedjes beschouwd als "het Britse antwoord op Bob Dylan", maar zijn liedjes waren veel optimistischer en naïever, waardoor Donovan aansluiting vond bij de hippiebeweging uit die tijd. Donovan werd geboren in het Schotse Glasgow, maar groeide op in Engeland. In 1964, op achttienjarige leeftijd, nam hij een demo op. Begin 1965 had hij zijn eerste televisieoptreden bij het popprogramma "Ready, Steady, Go!". Zijn optreden daar sloeg aan en hij werd vaker teruggevraagd. Na deze optredens werd zijn eerste single, "Catch the Wind", uitgebracht, die al gauw in de top vijf van de Britse hitlijsten stond. Vanaf dat moment werden er vergelijkingen getrokken tussen hem en Bob Dylan. Een ontmoeting tussen hen beiden in 1965 werd vastgelegd in D.A. Pennebakers documentaire Don't Look Back, uitgebracht in 1967. Zijn tweede single "Colours" werd eveneens een hit, gevolgd door de Buffy Sainte-Mariecover "Universal Soldier". Donovan ging in 1965 op tournee door de Verenigde Staten, waar hij onder andere op het Newport Folk Festival optrad. In 1966 tekende Donovan een contract bij Epic Records, waarvoor hij zijn doorbraak-LP opnam, Sunshine Superman. Het psychedelische album, waarop hij exotische instrumenten zoals de sitar en de conga gebruikt, bevatte onder andere de gelijknamige titeltrack, die aan beide zijden van de Atlantische Oceaan een hit werd. De single Mellow Yellow werd een grote hit en groeide uit tot het nummer waarmee Donovan nog jaren later werd geïdentificeerd. In 1967 leverde hij het dubbelalbum A Gift from a Flower to a Garden af. Donovan reisde af naar India voor een studie met de Indiase goeroe Maharishi Mahesh Yogi (waar ook o.a. The Beatles waren). Rond die tijd raakte hij afkerig van harddrugs. In 1968bracht hij The Hurdy Gurdy Man uit, een album met meer psychedelische en krachtigere nummers, waaronder het titelnummer en de hit "Jennifer Juniper". In 1969 kwam het album Barabajagal uit, met daarop de hit "Atlantis". De Jeff Beck Group speelde mee op het titelnummer. Begin jaren zeventig trok Donovan zich terug uit het openbare leven, om in 1972 terug te keren in de film The Pied Piper. Zijn album Essence to Essence uit 1973 werd vrij slecht ontvangen en ook zijn volgende albums deden weinig. Na Lady of the Starsuit 1984 leek hij te zijn gestopt met het opnemen van platen. Pas in 1996 kwam hij weer terug met Sutras, opvallend genoeg geproduceerd door Rick Rubin. In 2004 kwam Beat Cafe uit, geproduceerd door John Chelew en bijgestaan door bassist Danny Thompson en drummer Jim Keltner. Donovan is sinds 1970 getrouwd met Linda Lawrence, de ex van Rolling Stone Brian Jones. Hij is de stief- en adoptievader van hun zoon Julian Brian Jones. Ook heeft hij twee kinderen met Linda, Astrella Celeste en Oriole Nebula, en twee kinderen met zijn ex Enid Stulberger, Donovan Leitch jr. en Ione Skye, die beiden acteur zijn geworden.

    10-05-2018 om 10:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bono, pseudoniem van Paul David Hewson (Dublin, 10 mei 1960), is een Ierse muzikant die vooral bekend is als leadzangervan de rockband U2. Daarnaast staat hij bekend als activist en zet hij zich met verschillende liefdadigheidsprojecten in voor met name Afrika In de jaren 70 kreeg Hewson zijn bijnaam "Bono Vox", als variatie op "Bona Vox" dat "goede stem" betekent. Naar verluidt hebben zijn vrienden Gavin Friday (Fionan Hanvey) en Guggi Derek Rowen zich tot deze naam laten inspireren door "BonaVox Hearing Aids", een winkel in gehoorapparaten die zich bevindt aan de O'Connell Street in de Ierse stad Dublin. Na verloop van tijd liet hij "Vox" uit de naam vallen en bleef alleen "Bono" over. Voordat dit zijn definitieve bijnaam werd, had hij al bijnamen gehad als Steinvic von Huyseman, Huyseman, Houseman, Bon Murray en Bono Vox of O'Connell Street. Binnen U2 begon Bono als gitarist. Hierin bleek hij niet erg goed te zijn, waardoor hij de zanger van de band werd. Bono is getrouwd met Alison Stewart en heeft vier kinderen. Het gezin woont in Killiney Hill in ZuidDublin.

    10-05-2018 om 09:59 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei

    De Heilig Bloedprocessie is een jaarlijkse processie rond de reliek van het Heilig Bloed te Brugge. Sinds 2009 staat de processie ingeschreven op de lijst van het immaterieel cultureel werelderfgoed van de UNESCO. De oudste vermeldingen van de aanwezigheid van de Heilig Bloedrelikwie dateren van 1255 en 1265 (telkens in verband met een eed te zweren op het Bloed van Christus in de Sint-Baseliskapel). Geloofwaardige getuigenissen hierover werden afgelegd tijdens een proces in 1270. Voor wat de Heilig Bloedprocessie betreft, vindt men een eerste vermelding van een Heilig Bloedommegang die op het feest van de H. Kruisvinding, 3 mei, in het jaar 1304 werd gehouden. Het zijn de stadsrekeningen die er bericht over geven. Op 1 juni 1310 vaardigde paus Clemens V in Avignon een plechtige bul uit die de verering van het Heilig Bloed in Brugge officieel erkende. Hij deed dit op verzoek van de stadsmagistraat van Brugge. Daarnaast vindt men een vermelding van de processie terug in een keure van het gild van de pijnders (lossers) dat gedateerd is 1291, maar waarschijnlijk, zoals een kopie ervan uit de vijftiende eeuw laat vermoeden, pas van enkele decennia later dateert. Daaruit blijkt dat de Brugse gilden en ambachten verplicht waren aan de processie deel te nemen. Vanaf 1310 besliste de Brugse stadsoverheid de feesten rond het Heilig Bloed, met de processie en de veertiendaagse plechtigheden, te laten samenvallen met de jaarmarkt (de Meifoor). Op die manier, en ook door de stadsboden die Vlaanderen doorkruisten, groeiden de volkstoeloop en de devotie voor het Heilig Bloed aanzienlijk. Vanaf de aanvang beeldde men tijdens de processie vooral Bijbelse taferelen uit, meer bepaald scènes die betrekking hadden op het Lijden van Christus. Voor het overige ging het meer om een stoet dan om een processie, met de optocht van alle gilden en ambachten, van het stadspersoneel, van pelgrims, van de leden van de Edele Confrérie en van de stadsmagistraat. Dit alles werd kleur bijgezet door talrijke musicerende groepjes en door vele ruiters. Vanaf de 16e eeuw kwamen heel wat profane groepen in de processie voor. In 1512 werd voor het eerst de reus Trevanus met zijn vrouw meegedragen. In 1670 was de ganse reuzenfamilie van Trevanus present. Op een wagen werden de wisselvalligheden van het lot voorgesteld door een astroloog, een landbouwer, zijn knechten, een rijke koopman en Valentinianus, koning der Romeinen. Een wagen symboliseerde de trouw van de koning van Spanje aan de Maagd van Vlaanderen. Een wagen toonde de pelikaan als symbool van de liefde van Christus voor de mensheid. Een wagen beeldde de hel uit, met het verhaal van Orfeus en Euridyce. In 1687 en volgende jaren werd, naast de vele reuzen, ook het Ros Beiaard met de vier Aymonskinderen meegedragen. Wagens waren gewijd aan de Pelikaan, aan de Parnassusberg, aan de Hel maar ook aan de Hemel. De Brugse medicus en dichter Cornelius Kelderman had verzen geschreven die werden gezongen onder het uitvoeren van danspassen. De jubileumstoet van 1749 vormde een hoogtepunt. Een reeks rococopraalwagens rolde voorbij die de geschiedenis van het H. Bloed en de trouw van de stad aan de relikwie uitbeeldde. De ambachten en neringen namen deel met wagens die men als een rollende
    menagerie kan omschrijven, waarbij ieder dier (tijger, krokodil, neushoorn, olifant, walvis, enz.) een allegorische betekenis kreeg, die in moeizame rederijkersverzen en met een ingewikkelde symboliek werd verkondigd. Vanaf 1819 legde de nieuwe H.-Bloedprocessie, nu ze niet meer kon rekenen op de deelname van de afgeschafte ambachten en neringen, de nadruk op de participatie van de zeven stadsparochies. Iedere parochie stelde al zijn geestelijke broederschappen op, een zestigtal in totaal, die samen de H.-Bloedprocessie vormden, zonder dat er nog een band overbleef met de geschiedenis en de reliek van het Heilig Bloed. Uitzonderingen waren de jubileumprocessies van 1850 en 1869 waarin verklede groepen voor het eerst de historie van het H. Bloed voorstelden. Een belangrijke kentering vond plaats in 1900. Tijdens de voorafgaande jaren hadden drie stoeten aan de Bruggelingen de gelegenheid gegeven om die met de H. Bloedprocessie te vergelijken. Het ging om de stoet ter ere van Karel de Goede (1884), de stoet bij de inhuldiging van het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck (1887) en de stoet ter ere van de zalige Idesbaldus van der Gracht (1896). Kanunnik Adolf Duclos was hierbij de enthousiaste stoetenbouwer. Hij zorgde ook voor een vernieuwing van de H.Bloedprocessie, in samenwerking met graaf Gustave Herwyn (1843-1929), proost van de Edele Confrérie, en van kapelaan Frans De Cock (1858-1908). De vier delen van de processie behandelden: de geschiedenis van de relikwie - de patronen van iedere Brugse parochie - het leven van Jezus - met afsluitend het H. Bloed omringd door geestelijkheid en Confrérie. In 1931 werd een vernieuwing geleid door Alfons Maertens (1890-1941), pastoor van de Potterie, die liturgist, historicus en kunstkenner was. De structuur van de processie werd gecentreerd rond het thema bloed: het Oude Verbond of de voorafbeelding, het Nieuwe Verbond of de volbrenging en ten slotte de Verering. Maertens introduceerde de afwisseling van sprekende en zingende groepen en van wagens. In 1951 werden de kostuums grotendeels vernieuwd. In 1958 werd, geïnspireerd door de 'Eucharistische belijdenisstoet' die in 1956 door Brugge was getrokken, en die onder de invloed van onder meer de choreograaf Heiko Kolteen frisse en nieuwe sfeer uitstraalde, een vernieuwing van de processie doorgevoerd onder de leiding van kanunnik Arthur Camerlynck, rector van de H.-Bloedkapel. Ontroerende en dramatische taferelen uit het Bijbelverhaal werden minder kleurrijk voorgesteld of vielen weg om te worden vervangen door allegorisch-lyrische uitbeeldingen die de toeschouwers minder aanspraken. De 'modernisering' hield onder meer in dat de wagens niet meer door paarden werden getrokken maar door enigszins gecamoufleerde motorvoertuigen en dat muziek op geluidsbanden was opgenomen en via luidsprekers weerklonk. Deze te prozaïsche werkwijze werd fel bekritiseerd. De huidige, grondig vernieuwde processie dateert uit de periode 1970-1975 en is opgevat in een stijl die teruggrijpt naar Brugges Gouden Eeuw (15e eeuw). De ontwerper, historicus Antoon Viaene stelde het voor alsof elke groep werd uitgebeeld of ondersteund door één van de talrijke Brugse broederschappen en verenigingen die vanaf de 12de-13de eeuw de relikwie vereerden. Door deze historische projectie onttrok de ontwerper de
    uitbeelding en de symboliek aan theologische of historische revisies van zijn tijd (die van dom Huyghebaert bijvoorbeeld) en van later. De kostuums werden allen nieuw ontworpen door Arno Brys en gaven aan de processie een ongemeen rijk en homogeen uitzicht. Er werd op geen inspanning gekeken om talrijke muziekkorpsen, vele ruiters, en allerhande dieren (schaapskudde, ezels, kamelen) bij de processie te betrekken. De groepen stapten niet zomaar meer op, maar hadden elk een eigen activiteit: korte dramatische dialoog of scène, dans, zang, enz Tijdens enkele woelige periodes ging de processie niet door. Dit was het geval tijdens: de godsdienstoorlogen, meer bepaald de jaren van het Calvinistisch bestuur in Brugge, van de jaren 1579 tot en met 1584, de Franse tijd, vanaf 1796, tot aan de terugkeer van de relikwie onder het Verenigd Koninkrijk in 1819, de Eerste Wereldoorlog, jaren 1915 tot en met 1918, de Tweede Wereldoorlog, jaren 1941 tot en met 1944.
    Vroeger werden in de processie veel relieken meegedragen, die telkens een parochie van de stad vertegenwoordigden, namelijk die van: Heilige Donatianus (parochie Sint-Salvator) Heilige Eligius (parochie Sint-Salvator) Heilige Bonifacius (parochie Onze-Lieve-Vrouw) Heilig Kruis (parochie Onze-Lieve-Vrouw) Heilige Gillis (parochie Sint-Gillis) Heilige Jacobus (parochie Sint-Jacob) Heilige Anna (parochie Sint-Anna) Heilige Walburga (parochie Sint-Walburga) Heilige Catharina (parochie H.-Magdalena) Doornenkroon (parochie Kristus-Koning) Zalige Karel de Goede (parochie Sint-Jozef, parochie H.-Familie). Rondom de relieken liep vaak een eigen groep mee die een thema uitbeeldde. Begin 21ste eeuw worden slechts drie relieken meegedragen: Zalige Idesbald, Sint Donaas en Sint Elooi Het reliekschrijn van het Heilig Bloed is door de Brugse goudsmid Jan Crabbe in 1617 vervaardigd met aanwending van ongeveer 30 kilo goud en zilver en meer dan 100 edelstenen. De beeldjes in de bovenste torentjes verbeelden Sint-Donaas, patroonheilige van Brugge, Christus, de Maagd Maria en de Heilige Basilius. Jaarlijks wordt het schrijn met de relikwie in de Heilig Bloedprocessie gedragen, na de Pontificale Hoogmis in de Sint-Salvatorskathedra Vanaf de aanvang ging de processie jaarlijks uit op 3 mei, feest van de Heilig Kruisvinding. Tijdens de volgende eeuwen varieerde die datum af en toe. Vanaf 1782 werd de processie verplaatst naar de eerste zondag in de maand mei. De stadsmagistraat had op deze wijziging aangedrongen bij de bisschop, teneinde een grotere volkstoeloop verzekerd te zien. Na de 'Beloken Tijd' werd, vanaf de eerste processie in 1819, de datum vastgesteld op de eerste maandag na de tweede mei, hetzij
    dus ten vroegste op 3 en ten laatste op 9 mei. Dit bleef zo tot en met 1969. In de jaren zestig van de vorige eeuw verminderde de belangstelling voor de processie. Tijdens de raadszittingen van 17 mei en 22 november 1968 verklaarde gemeenteraadslid Andries Van den Abeele dat het de verkeerde weg op ging met de processie en dat goede organisatie, stijl en ernst teloorgingen. Hij vond ook dat de uitgangsdag op een maandag, gewone werkdag voor iedereen buiten Brugge, een anachronisme was geworden. Zijn voorstel werd weggehoond door oudere raadsleden, meer bepaald door het socialistische raadslid August De Clerck, die vond dat dit onverantwoorde nieuwlichterij was. Een paar jaar later werd alsnog voor een vaste feestdag, Hemelvaart, gekozen. Sinds 1970 gaat de processie op die dag uit. De processie, waar 1700 figuranten aan deelnemen, wordt nog druk bijgewoond. Jaarlijks telt men tussen 30.000 en 50.000 belangstellenden langs het parcours. Aan de relikwie wordt eer betuigd door de mee opstappende geestelijke en burgerlijke overheden. In de loop van het jaar wordt de relikwie van het Heilig Bloed iedere vrijdag aan de gelovigen ter verering aangeboden, voor en na de eucharistieviering in de Heilig Bloedkapel. De Edele Confrérie van het Heilig Bloed werd kort na 1400 gesticht. Zij heeft tot doel de relikwie te bewaren en de verering ervan te bevorderen. Zij organiseert onder meer de jaarlijkse processie.
    Aangezien de datum van de processie sinds 1970 vastgelegd is op Hemelvaartsdag, feestdag die net zoals Pasen wordt bepaald aan de hand van de maanstanden, verschilt de dag waarop de processie plaatsvindt per jaar. De processie ging nooit op een latere datum door dan in 2011, met name op 2 juni. Pas in 2038 zal die nog later en op de uiterste mogelijke datum doorgaan, namelijk op 3 juni. In 2035 zal dit gebeuren op 3 mei, wat tot 1833 de oorspronkelijke datum was. Waarschijnlijk ging ze nooit vroeger uit dan in 2008, namelijk op 1 mei. Slechts in 2285 valt Pasen op 22 maart, en komt de Heilig Bloedprocessie op haar vroegst, namelijk op 30 april. De komende jaren zal de processie, als ze gekoppeld blijft aan Hemelvaartsdag, op de volgende datum plaatsvinden.













    10-05-2018 om 09:58 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 10 mei

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd België bezet door Duitsland. De bezetting begon met de inval op 10 mei 1940 en duurde tot de uiteindelijke bevrijding van het laatste deel op 1 oktober 1944. Later werd nog een deel opnieuw bezet tijdens het Ardennenoffensief Onaangekondigd viel het Duitse leger binnen op 10 mei 1940. Al tijdens de eerste uren werd de Belgische luchtmacht op de grond vernietigd na massale bombardementen, waarbij enkele duizenden doden vielen.[1] Met de tandem vliegtuig-tank trokken de Duitsers door de Belgische en Franse Ardennen. Daarvoor werden fietsen massaal ingezet op een klein deel van het front. Het als oninneembaar geachte fort EbenEmael bij Luik viel na één dag in Duitse handen. De bruggen bij Vroenhoven en Veldwezelt over het Albertkanaal vielen intact in Duitse handen. De Maas werd overschreden te Dinant, Monthermé en Sedan. De Franse stellingen werden opgerold en weldra stormden de Duitse tanks in de richting van Abbeville. De doorbraak in het zuiden en de uitzichtloze situatie van het Nederlandse leger in het noorden na drie dagen (Nederland capituleerde op 14 mei) dwongen de legerleiding om de goede stellingen (zoals het Albertkanaal en de KW-linie) prijs te geven zonder of na weinig strijd, waardoor het moreel van de Belgische troepen werd geschaad. Toch werd nog gepoogd om op vier opeenvolgende linies (Scheldelinie, Terneuzen-GentOudenaarde, Leielinie en de lijn Ieper-Roeselare) stand te houden tegen de overweldigende overmacht. Ondanks het protest van koning Leopold III van België moest op bevel van de Franse opperbevelhebber generaal Maurice Gamelin de Scheldelinie (Antwerpen-Brussel- kanaal van Charleroi tot de Franse grens) nog dezelfde dag verlaten worden. Het VIIe Franse Leger, dat intussen in Nederland door een Duitse pantserdivisie was teruggeslagen, trok zich samen met het Belgische leger terug en liet de vijand ongehinderd de Schelde oversteken. In de Franse pers kregen de Belgen de schuld van deze terugtrekking: uit egoïstisch belang ("om hun mooie huizen in Brussel te vrijwaren") zouden de Belgen het prijsgeven van deze linie van het geallieerd commando hebben afgedwongen en zo de geallieerde plannen in de war hebben gestuurd. Op de intergeallieerde conferentie van Ieper op 21 mei, werd erkend dat de Belgische troepen heldhaftige vertragingsmanoeuvres uitvoerden, zoals onder meer de Ardeense Jagers op de Dender (18 mei), het 4e Lansiers te Zwijndrecht (19 mei) en het 3e Jagers gesteund door het 10e Artillerie op de Schelde (20 mei). Alleen aan de Leie, een niet voorbereide stelling, werd zwaar slag geleverd tijdens de Leieslag, waarbij aan Belgische zijde circa 2500 doden vielen. Vanaf 10 mei werden meer dan 300.000 jonge reserverekruten opgeroepen om zich naar de Westhoek en later naar Frankrijk te begeven. Deze zogenaamde CRAB's waren tussen de 16 en 35 jaar en kregen het bevel om zich naar Zuid-Frankrijk te laten evacueren. Naar schatting 150.000 kwamen daar terecht, maar toen had België reeds gecapituleerd. In augustus 1940 keerden de jongens terug naar België. Ondertussen was het voor de Belgische koning en de legerleiding duidelijk geworden dat de strijd verloren was. Het Belgische leger kon alleen nog de aftocht van het Britse Expeditiekorps via Duinkerke dekken. De munitievoorraad was praktisch volledig opgebruikt. Koning Leopold III waarschuwde de geallieerde hoofdkwartieren dat het Belgische leger zonder geallieerde logistieke steun zou moeten capituleren. Er kwam
    echter geen hulp meer. De politici die de krijgsverrichtingen niet van nabij volgden, hoopten op een nieuw mirakel aan de Marne. Leopold III vreesde een definitieve Duitse overwinning en een daaruit voortvloeiend vredesverdrag ten koste van België. Hij besloot dan ook tegen het advies van zijn ministers in om zijn functie van opperbevelhebber (zie het toenmalige artikel 68 of het huidige artikel 167 van de Belgische Grondwet) te laten primeren op die van politiek staatshoofd en net zoals zijn vader, koning Albert I, bij zijn soldaten te blijven en hun lot te delen. Hij capituleerde samen met zijn troepen op 28 mei 1940. Deze beslissing werd zowel door de naar Parijs gevluchte Belgische premier Hubert Pierlot, de voltallige Belgische regering samen met 170 parlementsleden in Limoges (31 mei), als door de Franse premier Paul Reynaud zwaar bekritiseerd. Deze laatste beledigde de Belgische koning en ontnam hem bij decreet zijn Grootkruis van het Legioen van Eer. Ongeveer 6000 Belgische soldaten en ongeveer evenveel burgers hadden het leven gelaten door de militaire operaties. De Britten waren ondertussen ingescheept vanuit Duinkerke, maar ook vanuit Oostende, Nieuwpoort en De Panne vertrok men richting de Engelse Kanaalkust. Het Franse leger staakte de strijd op 22 juni. Van de in totaal 600.000 Belgische militairen werden er 225.000 naar Duitse krijgsgevangenkampen gebracht. Na enkele maanden werden de meeste Vlamingen vrijgelaten. Circa 70.000 (alle officieren die na enige tijd gegroepeerd werden te Prenzlau, beroepsonderofficieren en Waalse militairen) bleven tot het einde van de oorlog gevangen. Ondanks aandringen van de SS van Heinrich Himmler voor een burgerlijk bestuur (Zivilverwaltung), bleef België, samen met Noord-Frankrijk tot 7 juni 1944 onder militair bestuur (Militärverwaltung): de mogelijkheid om alsnog vrede met het Verenigd Koninkrijk te kunnen sluiten en de aanwezigheid van de Belgische vorst in zijn thuisland, kunnen deze beslissing van Hitler hebben beïnvloed. De 62-jarige Pruisische generaal Freiherr Alexander von Falkenhausen werd als militair gouverneur (Militärbefehlshaber) aangewezen. Zijn taak was om de rust en orde in zijn gebied te bewaren, maar ook om het economisch en menselijk potentieel daarvan optimaal aan te wenden voor de Duitse oorlogvoering. Daartoe vormde hij een Verwaltungsstab onder leiding van Eggert Reeder en een Kommandostab onder leiding van majoor Bodo von Harbou. De eerste was bevoegd voor de burgerlijke aspecten van het bestuur, de tweede voor de militaire. Voor de uitvoering beschikte hij over de bezettingstroepen, de Feldgendarmerie en de Geheime Feldpolizei en kon ook een beroep doen op hulpeenheden zoals de Vlaamse Wacht, Garde Wallonne en Hilfsfeldgendarmerie. Daarnaast opereerden ook nog de Abwehr en de SIPO-SD (Sicherheitspolizei - Sicherheitsdienst) in bezet gebied. De eerste hing af van het Oberkommando der Wehrmacht en de laatsten van het Reichssicherheitshauptamt van Himmler. De beruchte Gestapo was een onderafdeling van de SIPO-SD. Een groot deel van de politionele taken gebeurde echter door de Belgische politie en rijkswacht, waar Von Falkenhausen de controle over had. Aangezien de aanhang van de collaboratiebewegingen, zoals Rex en het Vlaams Nationaal Verbond te klein was, konden de Duitsers in België geen Quisling-regering zoals in Noorwegen tot stand brengen. Ze besloten het praktisch bestuur van het land over te laten aan de twaalf secretarissen-generaal van de ministeries, die door de wet van 10 mei
    1940 ruime bevoegdheden hadden gekregen en op post waren gebleven. Eind 1941 waren acht van de oorspronkelijke secretarissen-generaal door collaborateurs vervangen. Dadelijk na de Achttiendaagse Veldtocht stond de uitgedunde administratie (velen waren gevlucht) voor de opdracht de dringende problemen van het land aan te pakken, onder meer inzake voedsel- en energievoorziening en inzake transport- en communicatielijnen: bruggen, kanalen, spoor- en autowegen en telefoonverbindingen waren immers vernield of buiten werking. Direct na de inval werd er een oproep gedaan om in Duitsland te gaan werken. In België zaten 500.000 mensen zonder werk, terwijl er in Duitsland volop werk was in de oorlogsindustrie. Velen gingen noodgedwongen vrijwillig op de oproep in. Op 6 oktober 1942 werd er een verplichte tewerkstelling afgekondigd. Mannen tussen 18 en 50 jaar en vrouwen tussen 21 en 35 jaar konden opgevorderd worden. Dit leidde tot massaal protest en zorgde ervoor dat velen onderdoken om aan de opvordering te ontkomen. Koning Leopold III werd als krijgsgevangene overgebracht naar zijn Kasteel van Laken. Desondanks poogde hij herhaalde malen zich met het bestuur van het land in te laten: zo verzette hij zich tegen de verplichte tewerkstelling in Duitsland en tegen de Jodenvervolging. Telkens werd hij hiervoor door Hitler terechtgewezen. Op 15 januari 1944stelde de koning richtlijnen op over hoe het land aan het einde van de oorlog moest bestuurd worden voor het geval hijzelf niet bij de bevrijding aanwezig zou kunnen zijn. In dit "politieke testament" repte de koning met geen woord over het verzet en stelde hij dat politici, die sinds het uitbreken van de oorlog onverantwoorde uitspraken hadden gedaan, voortaan buiten het politieke leven moesten gehouden worden. Na de bevrijding weigerde de Belgische regering dit testament te publiceren. Op 7 juni 1944, een dag na de landing in Normandië, werd koning Leopold III en daags daarop zijn familie uit het kasteel van Laken weggehaald[2] en overgebracht naar het kasteel van Hirschstein aan de Elbe. Tezelfdertijd werd het militair bestuur over België door een burgerlijk bestuur vervangen onder leiding van gauleiter Grohé, bijgestaan door SS-generaal Richard Jungclaus. Beide maatregelen moesten de annexatie van België bij Duitsland voorbereiden. Op 7 maart 1945 werd de Belgische koninklijke familie door de SS naar het Oostenrijkse Strobl overgebracht, waar zij begin mei door de 7e Amerikaanse divisie van generaal Alexander Patch werden bevrijd
    Aanvankelijk gedroegen de Duitsers zich correct. De Britse weerstand, de strijd in de Sovjet-Unie (vanaf 22 juni 1941), de intrede van de Verenigde Staten in de oorlog (7 december 1941), het toenemend voedseltekort, het ontberen van de vrijheid en de verplichte tewerkstelling in Duitsland vanaf 1942, deden het Belgisch verzet groeien. De voornaamste acties van het verzet bestonden uit: het doorspelen van inlichtingen ten behoeve van Groot-Brittannië (de voornaamste inlichtingennetten waren: "Cleveland" of "Clarence" van Walthère Dewé, "Zero" van Fernand Kerkhofs, "Luc" van Georges Leclercq, "Sabot" van P. Bouriez, "Mill" van Adrien Marquet) het helpen vluchten van ca. 1600 neergeschoten Britse piloten en navigators
    het doden van collaborateurs zodat de vijand als gevolg van die terreur steeds minder steun kreeg op een kleine kern na het verzorgen van clandestiene pers (650 verschillende bladen met als orgelpunt de uitgave van een valse "Le Soir" op 9 november 1943) om het moreel van de bevolking hoog te houden het saboteren van Duitse aanvoerlijnen (vooral door de groep "G" van de ingenieursfaculteit van de ULB) voor en na de landing in Normandië het onderbreken van telefoonverbindingen en elektriciteitstoevoer het strijden tegen de Duitse achterhoede tijdens de bevrijding en het leiden van bijvoorbeeld Britse eenheden bij de verovering van de zo goed als volledig intacte haven van Antwerpen Onder de vijftien gewapende verzetsgroepen waren de voornaamste: de Witte Brigade van Marcel Louette, het Front de l'Indépendence waarbij de communistische partij zich als groep aansloot en het Geheim Leger dat in juni 1940 door reservekolonel Robert Lentz en door commandant Charles Claser was opgericht. In totaal moesten 16.200 personen de talloze verzetacties met hun leven bekopen. In vergelijking met Nederland was het verzet in België tegen de extreemrechtse Nieuwe Orde krachtiger. Dat verzet leed in België zwaardere verliezen dan in Nederland, maar droeg bij tot de redding van meer dan de helft van de joden, tegenover 20% in Nederland. De verklaring zou kunnen liggen in het feit dat Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog ongemoeid werd gelaten, waardoor men geen ervaring had met verzet tegen een bezetter. Daarnaast hadden de Duitsers in Nederland een burgerlijk bestuur ingesteld in tegenstelling tot het militaire bestuur in België. In 2007 werd een rapport gepubliceerd waaruit blijkt dat collaborerende overheden vaak actief, soms zelfs proactief, hadden meegewerkt aan de Jodenvervolging. Een van de meest ingrijpende aspecten van de bezetting van het leven onder constante dreiging van geallieerde bombardementen. De eerste en meteen de bloedigste luchtaanval was die op Mortsel op 5 april 1943. Er vielen 936 doden bij het Amerikaanse bombardement op de Erlafabriek. In september volgden nog drie zware bombardementen: 4 september 1943 in Kortrijk met 56 doden, de dag erna te Ledeberg in Gent met 111 dodelijke slachtoffers en ten slotte op 7 september 1943 in Brusselwaar 327 slachtoffers geteld werden. Vanaf maart 1944 begon een reeks van hevige bombardementen. Dit paste in het kader van de voorbereidingen op de landing in Normandië. Door verkeersknooppunten te vernietigen in Noord-Frankrijk en België hoopten ze de Duitse transportmogelijkheden te kraken. Op 26 maart werd Kortrijk opnieuw het slachtoffer van een bombardement. Er vielen maar liefst 252 doden. Op 10 april werd Merelbeke bij Gent gebombardeerd: 428 doden. Tot de bevrijding in september 1944 kwamen de Belgische steden regelmatig onder vuur. De periode van 10 tot 12 mei was het hevigst. In die drie dagen stierven meer dan 1500 mensen. Het bekendste bombardement in die periode was dat van Lokeren, waar op 11 mei 85 mensen, vooral vrouwen en kinderen, de dood vonden. Op diezelfde dag vielen er in Brussel 276 doden, in Luik 126 doden, in Leopoldsburg 84 doden, in Beverlo 70 doden en in Mechelen 46 doden. De dag ervoor waren ook Doornik (107 doden) en opnieuw Merelbeke (48 doden) getroffen. De drie bloedigste dagen eindigden met het bombardement op Leuven van 12 mei 1944, waarbij na een vurige nacht 246 doden werden geteld. Na de landing in Normandië namen de bombardement op Belgische steden niet af. Integendeel, elke week was er wel ergens een hevige luchtaanval, met vooral
    burgerslachtoffers. Op 27 mei 1944 bombardeerden de geallieerden een Duits legerkamp in Leopoldsburg. Hoeveel Duitse soldaten er sneuvelden zullen we nooit weten. Onder de bevolking van de Kempense gemeente vielen 270 dodelijke slachtoffers. Op 20 juli 1944 dropten Amerikaanse vliegtuigen hun bommen op het station van Kortrijk en waren er naar schatting 172 doden. Druppelsgewijs kwamen gevluchte Belgische regeringsleden in Groot-Brittannië aan. De Belgische regering te Londen had het erg moeilijk internationale erkenning af te dwingen. Eens te meer zorgden de inkomsten uit Congo voor de nodige onafhankelijkheid. Vooral de katholieke minister Albert de Vleeschauwer gaf aanvankelijk gestalte aan de wil tot het verder voortzetten van de strijd. Enkele andere ministers volgden zijn voorbeeld: Camille Gutt, Hubert Pierlot en Paul-Henri Spaak. Met deze vier ministers werd op 31 oktober 1940 een regering in ballingschap gevormd. Aangezien de koning als krijgsgevangene zijn functies niet meer kon uitoefenen, trok ze in december 1940 de volledige wetgevende en uitvoerende macht naar zich toe. Later werd deze ploeg nog aangevuld met de katholieken Antoine Delfosse en August de Schryver en met de socialist August Balthazar. Buiten medeweten van de Belgische regering in Londen, sloot de Belgische Union Minière een akkoord met de Amerikanen af voor de levering van uranium uit de Kongolese provincie Katanga. Met deze grondstoffen werden de Amerikaanse kernbommen vervaardigd. De oude generaal Victor van Strydonck de Burkel organiseerde reeds in oktober 1940 de eerste Belgische troepen in Groot-Brittannië. Enkele Belgische piloten namen deel aan de Slag om Engeland. Later vormden ze twee eigen smaldelen: het 349ste en het 350ste. Ongeveer 600 Belgen behoorden tot het varend personeel. De Belgische handelsvloot, twee korvetten (Godetia en Buttercupgenaamd) en enkele mijnenvegers toonden de Belgische vlag op zee. Hieruit zal in februari 1946 de Belgische zeemacht herrijzen, die in 1927, na het Locarnopact, was afgeschaft. Ongeveer 1800 manschappen maakten deel uit van de Belgische 1e Infanteriebrigade (populair Brigade Piron) bevolen door kolonel Jean-Baptiste Piron. Er werd ook nog een kleine commando-eenheid (die zich in Italië, Joegoslavië en Walcheren zullen onderscheiden) gevormd alsook een paraeenheid, die later deel uitmaakte van de SAS-brigade (Special Air Service), terwijl circa 500 Belgen als agenten van SOE (Special Operations Executive) en SIS (Secret Intelligence Service) gedropt werden. Ongeveer 2500 van de 10.000 Belgen bij de Belgische troepen of vloot in Groot-Brittannië sneuvelden. Tot de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië behoorden ook zo'n 370 Luxemburgers. De meesten dienden onder een valse Fransklinkende naam. Voor de Duitsers waren zij als "Volksduitsers" immers deserteurs. Na de inlijving van het Luxemburgse leger (Compagnie des Volontaires) in het Duitse leger werden in 1942 12.000 Luxemburgers verplicht dienst te nemen. Circa 340 van hen sneuvelden in Joegoslavië en aan het oostfront. Tussen 2 en 12 september werd België grotendeels bevrijd, vooral door Canadezen, Polen, Britten en Amerikanen. Op 4 september 1944 trok de Groepering Bevrijding samen met de Britten in een overwinningsparade door de Belgische hoofdstad. Er werd nog een week lang slag geleverd in onder meer de Strijd om Hechtel. Intussen poogde Hitler het tij alsnog in zijn voordeel te doen keren door de massale inzet van zogeheten "Vergeldings-"
    of V-wapens (V1 en V2) vanaf juli 1944. In België werden deze vooral tegen de haven van Antwerpen, maar ook tegen Luik ingezet. Onder meer door de mislukking van Operatie Market Garden viel de geallieerde opmars in het najaar van 1944 stil. Gebruikmakende van het slechte weer, dat in december 1944 de geallieerde luchtmacht aan de grond hield, poogde Hitler in een gigantisch tegenoffensief met circa 30 divisies doorheen de Belgische Ardennen, de sleutelhaven van Antwerpen te heroveren en de geallieerden terug in zee te drijven. Vanuit de startlijn Monschau-Echternach slaagden de Duitsers erin de frontlijn tot op ongeveer 5 km van Dinant te trekken. Voor de inwoners van deze regio herbegon de nachtmerrie, vooral omdat in het kielzog van de Duitse troepen ook Gestapo-eenheden waren gevolgd die zich opnieuw aan gruweldaden te buiten gingen (onder meer te Bande, ten zuidoosten van Marche-en-Famenne). Maar de Amerikaanse troepen in Sankt Vith en vooral in en rond Bastenaken (Bastogne) onder leiding van brigadegeneraal Anthony McAuliffe boden hardnekkig weerstand en weigerden zich over te geven. Door tegenaanvallen vanuit het zuiden en het noorden, en door de mogelijkheid om opnieuw de luchtmacht in te zetten, was de Duitse saillant tegen eind januari 1945 verdwenen en België werd definitief en volledig bevrijd. Van op afstand bleef het land echter tot aan de Duitse capitulatie op 7 mei 1945 onder vuur liggen van de Duitse raketwapens V-1 en V-2.















    10-05-2018 om 09:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 mei

    Nelson Rolihlahla Mandela (IPA xoˈliɬaɬa manˈdeːla; uitspraak in het Xhosa) (Mvezo, 18 juli 1918 – Johannesburg, 5 december 2013 ) was een Zuid-Afrikaans antiapartheidsstrijder en politicus. Vanaf 1944 was Mandela betrokken bij de strijd van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Als leider van de militaire tak van het ANC werd hij in 1963 opgepakt en kreeg hij een levenslange gevangenisstraf opgelegd. In 1990 kwam hij vrij en werd het ANC gelegaliseerd. Samen met president F.W. de Klerk kreeg Mandela in 1993 de Nobelprijs voor de Vrede voor "hun inspanningen voor het vreedzaam einde van het apartheidsregime en het leggen van de funderingen voor een nieuw democratisch Zuid-Afrika". Bij de eerste vrije, niet-raciale verkiezingen in 1994 op 9 mei werd de op dat moment 75jarige Mandela gekozen tot president van de Republiek Zuid-Afrika. In 1999 trad hij af. In Zuid-Afrika wordt hij beschouwd als de "vader des vaderlands. Zijn bijnaam was Madiba, de naam in zijn clan voor Thembu-koningen.





    09-05-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 9 mei

    Eugène Henri Paul Gauguin (Parijs, 7 juni 1848 – Atuona op de Marquesaseilanden, 9 mei 1903) was een Franse kunstschilder. Zijn werk wordt meestal gekenschetst als postimpressionistisch, dat van na 1891 als symbolistisch. Na zijn opleiding in Orléans bracht Gauguin zes jaar door in de koopvaardij. Later diende hij in de Franse marine. Bij terugkomst in Frankrijk in 1870 werd hij assistent bij een beursmakelaar. Gustave Arosa, die Gauguins voogd werd toen hij op 19-jarige leeftijd zijn moeder verloor, bracht hem in contact met de schilderkunst. Dezelfde Arosa had hem ook aan zijn baan geholpen bij de Marine en later bij de bank. Arosa is dus een sleutelfiguur in het leven van Gauguin, omdat hij indirect ook een grote invloed zou gaan hebben op de kunst van Gauguin. Dit had ook te maken met het feit dat Arosa een grote liefde had voor amateurfotografie en goed bevriend was met Nadar, die foto's maakte als reproductie van belangrijke monumenten in de wereld, als de zuil van Trajanus en het Parthenon. Gauguin huwde in november 1873 met de Deense Mette Sophie Gad, bij wie hij vijf kinderen kreeg. Hij werd een succesvolle beursmakelaar, en werd tevens kunstverzamelaar en, zoals nu te zien is, zeer verdienstelijk amateurschilder, die in impressionistische stijl werkte. In 1882 stortte de beurs in en raakte Gauguin zijn baan kwijt. Tegen 1884 verhuisde Gauguin met zijn familie naar Kopenhagen, waar hij minder succes had in een loopbaan als vertegenwoordiger van een Franse textielfabrikant. Hij wilde echter liever fulltime gaan schilderen en keerde daarom in 1885 terug naar Parijs, na het mislukken van een tentoonstelling van zijn werk in Denemarken. Hij kon zijn vrouw en kinderen niet behoorlijk onderhouden, zodat zijn vrouw terugging naar haar familie. Gauguin woonde, op initiatief van Theo van Gogh, de broer van Vincent, twee maanden samen met Vincent van Gogh, in Arlesom te schilderen en van elkaar te leren. Het was geen gelukkige periode. Gauguin kreeg depressieve buien en deed een zelfmoordpoging. Uit de brieven van Van Gogh – die Gauguin financieel steunde[bron?] – blijkt dat ze voortdurend ruzie hadden. Op een moment was Gauguin zo geschrokken van het gedrag van zijn huisgenoot, die hem tijdens een avondwandeling achtervolgde, dat hij een nacht in een hotel doorbracht. De volgende ochtend had Van Gogh een deel van zijn oor afgesneden. Daarop werd Van Gogh in een gesticht opgenomen en vertrok Gauguin uit Arles. Duitse wetenschappers beweren echter, na een langdurig onderzoek, dat Gauguin het oor van Van Gogh met een zwaard afhakte, na een ruzie. Ze zouden er zelf voor gekozen hebben om de toedracht geheim te houden. Gauguin deed dit om vervolging te voorkomen. Er zijn schilderijen van Gauguin en Van Gogh die eruitzien alsof ze met dezelfde verf geschilderd zijn. Ze maakten ook portretten van elkaar. In 1886 kwamen Gauguin, Émile Bernard en Paul Sérusier naar Pont-Aven. Zij richtten er de School van Pont-Aven op. Tot die groep behoorde ook de Nederlandse schilder Meijer de Haan, met wie hij bevriend raakte en die hij diverse malen geportretteerd heeft. In 1891 vertrok Gauguin naar FransPolynesië om te ontsnappen uit de Europese beschaving, en aan "alles wat kunstmatig en conventioneel was". Hij had hierbij het beeld van de "nobele wilden" voor ogen (zoals beschreven door Jean-Jacques Rousseau) en wilde zich afzetten tegen de burgerlijke maatschappij. Wellicht heeft echter ook een rol gespeeld dat hij in Frankrijk als kunstenaar weinig erkenning kreeg. Hij verbleef eerst op Tahiti, dat hem zo tegenviel dat hij al snel verder trok naar de Marquesaseilanden. Daarvandaan heeft hij nog slechts eenmaal
    Frankrijk bezocht. Hij leefde hier samen met Paou'óura, bij wie hij een zoon Émile kreeg, geboren in 1899. Paul Gauguin stierf op 54-jarige leeftijd in 1903, ziek van syfilis en hartaanvallen. Hij ligt begraven op het kerkhof in Atuona, Hiva Oa, Marquesaseilanden. De werken van Gauguin behoren tot het postimpressionisme. Zijn werk loopt vooruit op het ongebruikelijke kleurgebruik van de fauvisten en de expressionisten. Na 1888 beschouwt Gauguin zichzelf als symbolist. De kunst van de impressionisten bevredigde Gauguin niet, omdat hij vooral het onzichtbare wilde weergeven, de stemming en gevoelens achter het beeld. Naast olieverfschilderijen maakte Gauguin ook veel grafisch werk, zoals houtsneden, waarvan de wildheid, de directheid hem aansprak. Na zich eerst aangesloten te hebben bij de impressionisten, begon Gauguin tijdens zijn periode in Bretagne een eigen stijl te ontwikkelen. Hij schilderde daar de vrouwen in klederdracht in een zeer verstilde en geconcentreerde stijl, die vooral de rust en de eenvoud van het boerenleven weer schijnt te geven. Zijn eigen stijl in die periode duidt Gauguin aan met de term cloisonnisme, een woord dat is afgeleid van de middeleeuwse techniek van het emailleren, het cloissoné, waarbij de vlakjes emaille van elkaar gescheiden worden door metalen randjes. Rond vrijwel alle figuren uit deze tijd, en ook meestal in de latere schilderijen, tot het eind van zijn leven, staan donkere randen geschilderd. In de periode in Bretagne schildert Gauguin ook religieuze taferelen, onder andere het doek Het visioen na de preek (ook wel genoemd: Jacob met de engel) uit 1888. Dit schilderij laat een combinatie zien van biddende Bretonse vrouwen met hun witte mutsen en Jacob die stevig door de engel wordt vastgegrepen, dit alles op een uitermate gedurfde knalrode achtergrond, met tussen de vrouwen en de engel een stevige boom, schuin over het doek. Na zijn vertrek naar de tropen bereikt Gauguin de toppen van zijn kunstenaarschap, al blijkt hij ook een vechtersbaas en een amokmaker. Het prachtige kleurgebruik, de indringende blikken van de Polynesische vrouwen, die gewillig voor hem poseerden, en de geheimzinnige titels van de schilderijen zijn voor de liefhebber van het werk van Gauguin een waar genoegen. Een voorbeeld is het grote schilderij (375 × 139 cm) met daarop de tekst: D'où venons-nous, Que sommes-nous? Où allons-nous?(Waar komen we vandaan? Wie zijn wij? Waar gaan we heen?). Op dit schilderij zijn een tiental bijna levensgrote personen afgebeeld, omringd door sprookjesachtige planten, dieren en symbolen uit de Polynesische godsdienst.







    09-05-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.fernandel

     

    08-05-2018 om 10:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 mei
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Fernandel – pseudoniem van Fernand Joseph Désiré Contandin – (Marseille, 8 mei 1903 – Parijs, 26 februari 1971) was een Frans acteur, komiek en zanger. Hij is het meest bekend door zijn rol van pastoor in de reeks van "Don Camillo"-films en als de soldaat-koeienhoeder in La Vache et le Prisonnier. Fernandel begon als zanger en komiek in cafés en het vaudeville-theater. In 1925 trouwde hij met Henriette Manse. Zijn acteursnaam ontleende hij aan zijn schoonmoeder, die vaak naar hem verwees als "Le Fernand d'elle". In 1930 maakte hij zijn filmdebuut in Le blanc et le noir van Robert Florey. Hij ontpopte zich snel tot de belangrijkste Franse filmkomiek, met als handelsmerk zijn grote tanden die hij met een brede glimlach ontblootte en zijn Provençaalse accent. Hij zou de volgende veertig jaar in tientallen, vooral Franse komedies de hoofdrol spelen. Daarnaast bleef hij ook optreden als zanger in muzikale komedies, die meestal ook verfilmd werden. Fernandel regisseerde zelf ook enkele van zijn films.

    08-05-2018 om 10:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 8 mei

    Jeanne d'Arc (Domrémy, Lotharingen, ca. 1412– Rouen, Normandië, 30 mei 1431), bijgenaamd de Maagd van Orléans, is een nationale heldin van Frankrijk. Als jong meisje van eenvoudige afkomst speelde ze een beslissende rol in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Op negentienjarige leeftijd werd ze door een partijdige kerkelijke rechtbank veroordeeld en stierf ze op de brandstapel in Rouen. Vijfentwintig jaar na haar dood liet paus Calixtus III het proces herzien, ze werd onschuldig bevonden en kreeg bij de plechtige uitspraak van het proces op 7 juli 1456 de titel van martelares. In 1909 werd ze uiteindelijk zalig verklaard door de Katholieke Kerk en in 1920volgde de heiligverklaring. Ondertussen wordt ze gerekend tot de patroonheiligen van Frankrijk samen met Dionysius van Parijs, Martinus van Tours, de heilige Lodewijk en Theresia van Lisieux.





    08-05-2018 om 10:51 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.7 mei alle mensen

    beethoven

    07-05-2018 om 09:00 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 mei

    Ode an die Freude (Lofdicht aan de vreugde) is een gedicht geschreven door de Duitse dichter en historicus Friedrich von Schiller. Von Schiller schreef de oorspronkelijke versie van het gedicht in 1785. In 1803 paste hij het enigszins aan. Het gedicht is vooral bekend geworden, doordat het wordt gebruikt in de koorfinale van de Negende Symfonie van Beethoven uit 1823. Beethoven voegde voor deze gelegenheid drie regels toe aan het begin. Tijdens de Olympische Spelen van 1956, 1960 en 1964 werd Beethovens uitvoering al als volkslied gespeeld voor het Duitse Eenheidsteam en in 1972 koos de Raad van Europa de "ode" uit als volkslied. In 1985 werd het door de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unieuitgekozen als officieel volkslied van de Europese Unie. Op 7 mei 1824 vindt in Wenen de eerste uitvoering plaats van de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven. De inmiddels stokdove componist dirigeert zelf en het grote en voorname publiek is laaiend enthousiast en barst na afloop uit in een stormachtige ovatie, maar Beethoven draait zich niet om om het publiek te bedanken - hij hoort het niet! Een van de solisten moet hem bij de mouw pakken en wijzen op de klappende handen en wuivende hoeden en zakdoeken. Vanaf omstreeks 1816 leefde Beethoven in een geluidloze wereld, waar de tonen nog slechts klonken in zijn geest. Zonder twijfel is de Negende Symfonie Beethovens beroemdste en meest omstreden werk. Vanaf de eerste uitvoering tot op de dag van vandaag is de symfonie bij uitstek een publiekslieveling en kan elk mens ouder dan een jaar of vier de melodie van Ode an die Freude meeneuriën. Bij de val van het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur was geen muziekstuk geschikter om uiting te geven aan de euforische gevoelens van bevrijding en broederschap. Het is tegenwoordig het volkslied van Europa.





    07-05-2018 om 08:56 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 7 mei

    Geoffrey William Arnold Dummer (Kingston upon Hull, 25 februari 1909 – Malvern, 16 september 2002) was een Brits elektrotechnicus . Hij wordt algemeen erkend als de eerste persoon die het concept bedacht van de geïntegreerde schakeling, ook wel microchip genoemd, begin jaren 1950. Dummer was de zoon van de conciërge Arthur Robert William Dummer en Daisy Maria King. Hij verkreeg zijn opleiding aan de Sale High School en de Manchester College of Technology. Zijn eerste baan was in 1931 bij de Mullard Radio Valve Company. Na diverse andere baantjes kwam hij in 1939 terecht op het ministerie van defensie. Op de afdeling Telecommunications Research Establishment(TRE) deed hij als technisch officier onderzoek naar radarsystemen. Zijn team was onder meer verantwoordelijk voor de eerste Plan Position Indicator (PPI), het bekende ronde radarscherm dat gebruikt werd in de Tweede Wereldoorlog. In 1945 werd Dummer onderscheiden met de benoeming tot Lid in de Orde van het Britse Rijk en ontving hij de bronzen Medal of Freedom (Verenigde Staten). Na de oorlog zette hij zijn radaronderzoek voort. Op 7 mei 1952 kwam hij met het voorstel van de geïntegreerde schakeling. Aan het einde van een lezing bracht hij de mogelijkheid naar voren om meerdere elektrische schakelelementen te plaatsen op enkel stuk silicium. Dit was zeven jaar voordat de Amerikanen Jack Kilby en Robert Noyceonafhankelijk van elkaar er patent op aanvroegen en een werkend exemplaar bouwden. De microchip zou het sleutelcomponent worden van alle moderne elektronica. In 1966 trok hij zich terug en werd vervolgens voltijds consulent en auteur. Hij schreef vele artikelen en enkele tientallen boeken op het gebied van de elektronica. Hij bleef dit werk doen totdat hij in 1999 werd getroffen door een beroerte. De laatste tweeënhalf jaar verbleef hij in een verzorgingshuis in Malvern, waar hij op 93-jarige leeftijd overleed. Dummer trad in 1934 in het huwelijk met Dorothy Whitelegg. Hun enige zoon, Stephen John Dummer die officier was op de koopvaardij, overleed op 37-jarige leeftijd toen hij in 1983 verdronk in Mombassa. In 1992 overleed ook zijn vrouw Dorothy, waarop hij hertrouwde met June die hem overleefde.





    07-05-2018 om 08:54 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief
  • Alle berichten

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Archief
  • Alle berichten

    Hoofdpunten blog blankenbergsstadsbeeld
  • fotowandeling 20
  • HARMONIE
  • WORDING
  • fotowandeling 20
  • LIPPENS & DE BRUYNE

    Hoofdpunten blog einstein
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG

    Hoofdpunten blog mijnroots
  • Van al diegenen die niets te zeggen hebben, zijn de meest aangename mensen diegenen die zwijgen
  • Ik heb geconstateerd dat mensen van gedachten houden die niet tot denken dwingen.
  • Tijd hebben alleen diegenen, die het tot niets gebracht hebben en daarmee hebben ze het verder gebracht dan alle anderen.
  • Depressies kan je bestrijden door op je arm geleund in het niets te staren. Bij zware depressies van arm wisselen.
  • Een kus is een mooie truc van de natuur om het praten te stoppen als woorden overbodig zijn.

    Hoofdpunten blog automobile
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • mclaren


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!