Op een dag kwam een rijke man bij de rabbi. Hij was wel rijk maar een vrek. De rabbi nam hem bij de hand en bracht hem naar het venster. Kijk eens naar buiten, zei hij. En de rijkaard keek naar de straat. Wat zie je, vroeg de rabbi. Mensen, antwoordde de man. Weer nam de rabbi zijn hand en bracht hem nu naar de spiegel. Wat zie je nu? Nu zie ik mezelf. Toen zei de rabbi: kijk, het venster is van glas en de spiegel is van glas. Maar het glas van de spiegel is bedekt met een laagje zilver. Van op het ogenblik dat er zilver wordt toegevoegd aan het glas zie je géén mensen meer, maar alleen jezelf.
Twee mannen woonden in dezelfde stad. De ene was rijk, de andere arm. De rijke had grote kudden schapen en runderen. De arme had niets. alléén maar één klein lam dat hij toch had kunnen kopen en dat hij in leven had gehouden. Het was bij hem opgegroeid, samen met zijn kinderen. Hat at van zijn bord, het dronk uit zijn beker, het sliep in zijn schoot. Het was voor hem zoveel als een kind geworden. Op een dag kwam er iemand bij de rijke op bezoek. En nu kon de rijke het niet over zijn hart krijgen om één van zijn eigen schapen of runderen te slachten, en daarvan een maaltijd te bereiden voor de vreemdeling die bij hem op bezoek was gekomen. Dus besloot hij het lam van de arme weg te halen en dat te laten slachten.
Eergisteren ben ik naar een zogenaamde rouwreceptie geweest. Ja, dat is een beetje chiquer dan een koffie. Een rouwreceptie. Naar aanleiding van het overlijden van een kat. Tja... dat had ik nog nooit meegemaakt. Ik wist niet dat dat bestond. Maar enfin, de kat was hun vele jaren zeer dierbaar geweest. Dus waarom niet, eigenlijk. En gisteren moest ik in de stad naar de begrafenis van een oude vrouw die ik gekend heb in de buurt, maar de laatste jaren wat vereenzaamd was. Buiten een handvol familie zat er in de kerk geen kat.
Als de goeroe 's avonds ging zitten om te bidden, liep de kat soms wel eens in de weg en leidde de biddende goeroe af. Daarom gebood hij de kat tijdens de avonddienst vast te binden. Lang nadat de goeroe gestorven was, bleef men de kat voor de avonddienst vastbinden. En nadat ook de kat gestorven was, bracht men een andere kat naar de tempel en overeenkomstig de gewoonte werd het dier voor de avonddienst vastgelegd. Eeuwen later schreven de volgelingen van de goeroe geleerde traktaten over de essentiële rol en betekenis van de vastgebonden kat tijdens de goed geleide gebedsdiensten.
Toen stapte de tronk half verkoold uit het vuur, en ging op weg. En de distel kroop uit de zandstenen grond en ging op weg. Zij ontmoeten elkaar en spraken af dat zij samen verder zouden gaan. Ze kwamen bij een ei. Ga je mee? ja mee! zei het ei. zij waadden door een beek. Kom mee! Ja mee, zei de beek en rolde zich op als een krul. Ook vissen wandelde mee. Ze kwamen voorbij een bos. Daar woonde een wolf. Ga mee! Waarheen? zei de wolf. De roos in het wild ging ook mee, en de slang van onder zijn steen. Het werd een stoet. Trappen op en af, akkers over, de koolraap mee, de geit, het lam in de wei, de bloeiende brem, de dauw, en het verbleekte karkas van een reus veerde op, en het mes knipte open en snelde mee. s'Nachts bij maanlicht overlegden zij. De vaart zit er in riep het ei, maar waarheen? Naar de maan, opperden de vissen. Maar de wolf had allang een plan. Zeg het, wolfje, zei het lam. Mensen worden, zei de wolf. Ze gingen liggen, twee aan twee. En de tronk en de beek werden samen een mens. En de brem en de dauw en de slang en het ei werden samen een mens en de distel en de vis en zo voort, twee aan twee. de roos en het mes de wolf en het lam zo werd het avond en morgen.
Geluk verwerf je niet, het ligt niet aan de oppervlakte van de dingen, het wordt door ieder van ons op elk moment van zijn leven, met het hart opgebouwd.
nr J Eens gingen de bomen op zoek naar een koning. Ze zagen de olijfboom en vroegen: Wil jij onze koning zijn? De olijfboom bleef staan waar hij stond, en zei: Nee, dat kan ik niet doen Ik geef de mensen olie, en dat zou ik niet meer kunnen als ik koning over jullie word want dan heb ik het te druk. Dus schudde hij heftig met zijn takken: Nee! De boom vond dat hij op zijn plaats was door geurige olie te schenken. Toen vroegen de bomen aan de vijgeboom of hij koning van de bomen wilde zijn? maar de vijgeboom weigerde ook en zei: Het lijkt me niet goed koning te zijn en boven alle anderen uit te steken. Want dan heb ik geen tijd meer om mijn zoete vruchten aan de mensen te geven. en dat wil ik altijd blijven doen. Omdat de vijgeboom weigerde koning te zijn, gingen de bomen naar de wijnstok, en vroegen: Wil jij onze koning zijn? Maar de wijstok dacht er niet aan, en zei: Als ik koning word, wie zorgt er dan voor dat er druiven zijn? Zonder druiven is er geen wijn, en zonder wijn kunnen mensen geen feest meer vieren, en zonder feest is het leven saai. Nee, dat mag ik de mensen niet aandoen! En de wijnstok wilde geen koning zijn. Na alle bomen gevraagd te hebben, en ten einde raad, vroegen de bomen aan de kale doornstruik aan de rand van de weg: Wil jij onze koning zijn? De doornstruik keek geprikkeld op en vond het een belachelijk idee, maar zei meteen: Als jullie het echt willen, dan wil ik dolgraag koning zijn, maar pas dan wel op.....
In de tuin staat een roos. Heel gelukkig staat ze daar in de late zomer. Ze kan goed opschieten met de anderen. Met andere bloemen wel te verstaan. Nooit voelt ze zich eenzaam. En dat is toch het begin van alle geluk. Op een dag, als de herfstwind komt, ziet de roos zich verwelken, ze voelt dat ze gaat sterven. Want bloemen bloeien tot de wind komt, dan zijn ze verdwenen. Door het raam boven haar dwarrelt iets naar beneden. Papier. Een roos van papier. Wat ben je mooi, zegt de roos. Maar ik ben van papier, zegt het papier. Maar ik ben aan het sterven, zegt de roos. Ik ben al dood, zegt het papier. En daar ligt het, op de aarde. Wat is beter, vraagt de roos, kort te leven of lang dood te zijn, Maar het papier zwijgt.
Geluk verwerf je niet, het ligt niet aan de oppervlakte van de dingen, het wordt door ieder van ons op elk moment van zijn leven met het hart opgebouwd.
U verteld veel, u vertelt ons verhalen, maar u openbaart ons nooit hun betekenis. Hoe zou je dit vinden: iemand biedt je fruit aan, maar gaat het eerst zelf rustig zitten kauwen? Eet je eigen fruit.
Ik vroeg de morgen te lichten ik vroeg de middag te laaien ik vroeg de hemel om schaduw de schaduw om avond, de avond om dromen, de nacht om een lichaam. Ik vroeg de verte ten dans.
Ik vroeg de zee om een bootje ik bad de wind in de zeilen. Ik vond een overkant aarde van stenen op stenen gestapeld van doornen en witte geraamten. Ik droomde mijn hand een houweel
sloeg de geraamten aan splinters rukte de doornen de grond uit plantte een tuin sterke rozen vroeg ze om zoenen, de rozen de rozen schudden hun manen en gromde me wakker, ik vroeg
de stenen de stenen zwegen ik wou ze schoppen de stenen een stem uit de hemel weerheild me ik riep"wordt levend, gij stenen als gij u geeft kan de wereld opnieuw beginnen" ik bad
de stenen een nieuwe morgen op te staan uit hun graven. Als lichtinval vielen de stenen als water stroomde de stenen zij droegen kiemen van woorden ik vroeg de woorden mijn naam.