Ben even uit geweest, out, bijna KO.
Geen reis, toch niet in de ruimtelijke zin. Misschien wel in de terug-met-je-voeten-op-aarde-komen zin. Plotse hevige krampen, een tijd na het eten, schakelden alle andere activiteiten uit, geen houding, geen plaats, geen handeling bracht soulaas. Doorbijten dan. Tweede dag toch doktersbezoek, gevolgd door allerlei testen. Derde dag, de realiteit: zelfs ik moet hulp aanvaarden, dus opname.
Meestal wil in niet meedraaien in het systeem van de medische wereld. Soms betrap ik er me op wel wat denigrerend te denken over allerlei zwaktes. Nu word ik er pijnlijk op gewezen dat het niet lang duurt om je te vloeren.
Baxter, ECG, bloed. Vloeibare pijnstiller spoelt eindelijk de urenlange kramp weg. Oorzaak onbekend, maar er volgen testen!
Op de kamer word ik pijnloos. Tegenover mij een man die een nieuwe lever verwacht, reeds lang, onmenselijk lang. Ik schaam me voor mijn drie dagen. Daarnaast iemand die een gevecht levert met een onbekend virus. Was vroeger directeur van een lagere school met kinderen van 50 nationaliteiten. Wat kan het leven ondankbaar zijn, denk ik.
Na nog een korte pijnlijke passage, weer vlug weggespoeld, word ik een medisch toerist, die van de ene machine naar de andere wandelt of rolt. Ik neem waar. Pijn en ziekte verleggen de accenten van het leven. Hier telt de basis, het functioneren van het lichaam.
In dat waarnemen een aangrijpend moment:
Speelgoed
Een gang, een lift, een open deur.
Toeschouwer van al dat ziekenbed gesleur.
Even open, een kijk op anders leed.
Sluiten, tijd dat ik het vergeet.
Maar één beeld blijft langer hangen.
Een kind, twee jaar, kijkt met verlangen
vanuit een monster machinebed
naar moeder die het er zelf op had gezet.
Toch niet voor lang, zeggen de ogen,
straks zal ik toch wel naar huis mogen.
Straks als ik ben genezen,
als de dokters dat hebben bewezen.
Straks na nog één keer slapen
beloof ik thuis al mijn speelgoed op te rapen.
Traumadour 10/8/2011
|